This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62008TN0541
Case T-541/08: Action brought on 15 December 2008 — Sasol e.a./Commission
Zaak T-541/08: Beroep ingesteld op 15 december 2008 — Sasol e.a./Commissie
Zaak T-541/08: Beroep ingesteld op 15 december 2008 — Sasol e.a./Commissie
PB C 44 van 21.2.2009, p. 57–58
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
21.2.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 44/57 |
Beroep ingesteld op 15 december 2008 — Sasol e.a./Commissie
(Zaak T-541/08)
(2009/C 44/99)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Sasol Ltd. (Johannesburg, Zuid-Afrika), Sasol Holding in Germany GmbH (Hamburg, Duitsland), Sasol Wax International AG (Hamburg, Duitsland), Sasol Wax GmbH (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordigers: W. Bosch, U. Denzel, C. von Köckritz, advocaten)
Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies
— |
de geldboete die overeenkomstig artikel 2 van de beschikking is opgelegd aan Sasol Limited, Sasol Holding in Germany GmbH, Sasol Wax International AG en Sasol Wax GmbH nietigverklaren of aanzienlijk verminderen, |
— |
de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Het onderhavige beroep strekt tot gedeeltelijke nietigverklaring, overeenkomstig artikel 230 EG, van beschikking C(2008) 5476 definitief van de Commissie van 1 oktober 2008 betreffende een procedure op grond van artikel 81 EG en artikel 53 EER in zaak COMP/39.181 — Kaarswas.
In haar beschikking heeft de Commissie vastgesteld dat een aantal producenten van paraffinewas en „slack wax” een kartel hadden gevormd van 1992 tot 2005. Zij hadden regelmatig bijeenkomsten om prijzen te bespreken, markten en/of klanten toe te wijzen en commercieel gevoelige informatie uit te wisselen met betrekking tot aan eindverbruikers in Duitsland verkochte parafinnewas en „slack wax”.
Ter onderbouwing van hun beroep voeren verzoeksters het volgende aan:
De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat Sasol Limited (de moederonderneming van de Sasol-groep), Sasol Holding in Germany en Sasol Wax International AG aansprakelijk waren voor het „tijdvak van gemeenschappelijke onderneming” (1 mei 1995 — 30 juni 2002). De veronderstelling van de Commissie dat Sasol Limited (via haar dochteronderneming Sasol Holding in Germany) een beslissende invloed had over Schümann Sasol International AG, geeft blijk van een kennelijk onjuiste beoordeling van het bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikt.
Voorts heeft de Commissie ook ten onrechte geoordeeld dat Sasol Limited, Sasol Holding in Germany en Sasol Wax International AG aansprakelijk waren voor het „Sasol-tijdvak” (1 juli 2002 — 28 april 2005). Bovendien heeft de Commissie de verkeerde rechtsregel toegepast en geen rekening gehouden met het door Sasol (1) geleverde bewijs dat Sasol Wax zelfstandig heeft gehandeld op de markt, waardoor enig vermoeden van aansprakelijkheid van de moederonderneming is weerlegd.
Daarenboven heeft de Commissie VARA ten onrechte niet hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het „Schümann-tijdvak” (3 september 1992 — 30 april 1995). In plaats van VARA (2), die controle uitoefende over de entiteit die aan de inbreuken deelnam, aansprakelijk te stellen, heeft de Commissie Sasol uitsluitend en volledig aansprakelijk gesteld en dus een mogelijk verhaal van Sasol op VARA in gevaar gebracht.
De Commissie heeft voorts kennelijke fouten gemaakt bij de berekening van het uitgangsbedrag van de aan Sasol op te leggen geldboete door de in aanmerking te nemen omzet ten onrechte op te blazen en daarin de omzet op te nemen die is behaald met producten waarop de inbreuk niet rechtstreeks of indirect betrekking had in de zin van artikel 23, lid 2, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1/2003 (3). De Commissie heeft ook blijk gegeven van een onjuiste opvatting van het recht door de verkeerde methode te kiezen ter bepaling van het uitgangsbedrag dat moet worden toegepast in gevallen waarin de beschikking over de geldboete is gericht tot verschillende adressen voor verschillende tijdvakken van de inbreuk.
Bovendien heeft de Commissie ten onrechte aangenomen dat Sasol het kartel leidde met betrekking tot paraffinewas en de aan Sasol op te leggen geldboete ten onrechte verhoogd met een buitensporig en onevenredig bedrag van 50 %.
Voorts heeft de Commissie de in artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 neergelegde drempel van 10 % ten onrechte niet toegepast en het beginsel van individuele wettelijke aansprakelijkheid geschonden door de voor dit tijdvak op te leggen geldboete niet te begrenzen tot 10 % van de aan Schümann toe te rekenen omzet, die volgens verzoeksters uiteindelijk de vennootschap controleerde die rechtstreeks bij de inbreuk betrokken was.
Tot slot heeft de Commissie Sasol ten onrechte geen volledige immuniteit verleend met betrekking tot bepaalde delen van de geldboete waarvoor de Commissie zich hoofdzakelijk heeft gebaseerd op bewijs dat Sasol vrijwillig had verleend als onderdeel van haar samenwerking met de Commissie.
(1) Tenzij anders aangegeven, wordt hiermee verwezen naar vennootschappen van de Sasol-groep die bij het kartel betrokken zouden zijn.
(2) Partner van de gemeenschappelijke onderneming Schümann Sasol International AG, samen met Sasol Ltd, dat indirect twee derden van Hans-Otto Schümann GmbH & Co KG heeft verkregen.
(3) Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003 L 1, blz. 1).