Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R1346

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1346/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en tot intrekking van het definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

    PB L 363 van 18.12.2014, p. 82–100 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/03/2021

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2014/1346/oj

    18.12.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 363/82


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1346/2014 VAN DE COMMISSIE

    van 17 december 2014

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en tot intrekking van het definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), en met name artikel 9 en artikel 11, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   Geldende maatregelen

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1339/2002 (2) heeft de Raad in juli 2002 een definitief antidumpingrecht van 21 % ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) en een definitief antidumpingrecht van 18,3 % op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India („het oorspronkelijke onderzoek”).

    (2)

    Bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 (3) heeft de Raad een definitief compenserend recht van 7,1 % ingesteld op sulfanilzuur van oorsprong uit India.

    (3)

    Bij Besluit 2002/611/EG (4) heeft de Commissie met betrekking tot de antidumping- en antisubsidiemaatregelen ten aanzien van de invoer uit India een prijsverbintenis aanvaard die werd aangeboden door de Indiase producent-exporteur Kokan Synthetics and Chemicals Pvt. Ltd („Kokan”).

    (4)

    Naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met de absorptie van het recht heeft de Raad in februari 2004 bij Verordening (EG) nr. 236/2004 (5) het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC van 21 % tot 33,7 % verhoogd.

    (5)

    In maart 2004 heeft de Commissie bij Besluit 2004/255/EG (6) Besluit 2002/611/EG ingetrokken naar aanleiding van de vrijwillige opzegging van de verbintenis door Kokan.

    (6)

    Bij Besluit 2006/37/EG (7) heeft de Commissie een nieuwe door Kokan aangeboden verbintenis met betrekking tot de antidumping- en antisubsidiemaatregelen op de invoer uit India aanvaard. De Verordeningen (EG) nr. 1338/2002 en (EG) nr. 1339/2002 van de Raad werden bij Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad (8) dienovereenkomstig gewijzigd.

    (7)

    Bij Verordening (EG) nr. 1000/2008 (9) heeft de Raad naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen definitieve antidumpingrechten ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC en India. Bij Verordening (EG) nr. 1010/2008 (10) heeft de Raad naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek en een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen definitieve compenserende rechten ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India en de hoogte van de antidumpingrechten op de invoer van sulfanilzuur uit India gewijzigd.

    2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

    (8)

    Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien de invoer uit de VRC en India op korte termijn zouden vervallen (11), heeft de Commissie op 1 juli 2013 een verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van deze maatregelen ontvangen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009. Het verzoek werd ingediend door CUF — Quimicos Industriais („de indiener van het verzoek” of „CUF”), de enige producent van sulfanilzuur in de Unie, die dus goed is voor 100 % van de productie in de Unie.

    (9)

    De reden voor dit verzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van de dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

    3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

    (10)

    Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 16 oktober 2013 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (12) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

    4.   Parallel onderzoek

    (11)

    Met de bekendmaking van een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie van 16 oktober 2013 (13) heeft de Commissie tevens een nieuw onderzoek geopend in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India. Dit onderzoek werd geopend krachtens artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (14).

    5.   Onderzoek

    5.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

    (12)

    Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot het einde van het TNO, 30 september 2013 („de beoordelingsperiode”).

    5.2.   Betrokken partijen

    (13)

    De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de producenten-exporteurs in de VRC en India, de importeurs, de haar bekende gebruikers, alsmede de vertegenwoordigers van de uitvoerende landen in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunten schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

    (14)

    De enige producent in de Unie was de enige belanghebbende die hierom verzocht, en werd gehoord.

    5.3.   Steekproefneming

    (15)

    Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in India en de VRC en niet-verbonden importeurs in de Unie werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen verzocht zich binnen vijftien dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.

    (16)

    Op het steekproefformulier zijn door de Commissie antwoorden van twee Indiase producenten-exporteurs ontvangen, maar geen antwoorden van Chinese producenten-exporteurs. Bijgevolg is geen steekproef samengesteld.

    (17)

    Eén niet-verbonden importeur heeft op het steekproefformulier geantwoord, maar voerde het betrokken product niet in uit de betrokken landen en heeft de vragenlijst niet beantwoord. Bijgevolg is geen steekproef samengesteld.

    (18)

    Omdat er in de Unie slechts één producent is, is voor de bedrijfstak van de Unie geen steekproef samengesteld.

    5.4.   Onderzoek

    (19)

    De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of het waarschijnlijk was dat de dumping en schade zouden voortduren of opnieuw zouden optreden en om het belang van de Unie te bepalen. De Commissie heeft aan de enige producent in de Unie, de twee producenten-exporteurs in India, de haar bekende importeurs en de gebruikers in de Unie een vragenlijst gestuurd.

    (20)

    Van de twee Indiase producenten-exporteurs heeft er slechts één (Kokan Synthetics en Chemicals Pvt. Ltd) een volledig antwoord ingediend. Deze Indiase producent vertegenwoordigde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een groot deel van de totale Indiase uitvoer naar de Unie.

    (21)

    Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

    a)

    Producent in de Unie:

    CUF — Quimicos Industriais, Estarreja, Portugal

    b)

    Producent-exporteur en producent in het referentieland:

    Kokan Synthetics & Chemicals Pvt. Ltd, Khed, India

    c)

    Gebruikers in de Unie:

    Blankophor GmbH, Leverkusen, Duitsland

    Hovione Farmaciencia SA, Loures, Portugal

    IGCAR Chemicals, S.L., Rubi, Spanje.

    B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    (22)

    Het betrokken product is sulfanilzuur, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2921 42 00 (Taric-code 2921420060). Er zijn twee soorten sulfanilzuur: een technische soort en een zuivere soort. De laatstgenoemde soort wordt ook wel in de handel gebracht als een zout van sulfanilzuur. Sulfanilzuur wordt gebruikt als grondstof bij de productie van optische witmakers, additieven voor beton, kleurstoffen voor levensmiddelen en speciale verfstoffen. Ook wordt het op beperkte schaal gebruikt in de farmaceutische industrie. Hoewel vaststaat dat beide soorten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en derhalve als één enkel product worden beschouwd, moet worden opgemerkt dat het onderzoek heeft aangetoond dat zij in de praktijk slechts beperkt onderling verwisselbaar zijn. Met name gebruikers die van zuiver sulfanilzuur afhankelijk zijn, kunnen de technische soort slechts gebruiken indien zij deze zelf verder kunnen zuiveren. Gebruikers die technisch sulfanilzuur nodig hebben of daar een voorkeur voor hebben, kunnen in theorie de zuivere soort gebruiken, maar dit is vanwege het prijsverschil (20 %-25 %) economisch niet haalbaar.

    (23)

    Sulfanilzuur is een echt basisproduct waarvan de fysische, chemische en technische basiseigenschappen identiek zijn, ongeacht het land van oorsprong. Het betrokken product en de door de producent-exporteurs in de betrokken landen vervaardigde en op de binnenlandse markt en aan derde landen verkochte producten, alsmede de producten die de producenten van de Unie vervaardigen en op de markt van de Unie verkopen, hebben dus dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen en worden in wezen voor dezelfde doeleinden gebruikt, zodat zij als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening worden beschouwd.

    C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

    (24)

    Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er nog sprake was van dumping en of het waarschijnlijk was dat zich nog steeds of opnieuw dumping zou voordoen indien de bestaande maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van producten uit de VRC en India zouden komen te vervallen.

    1.   Voorafgaande opmerkingen

    1.1.   De VRC

    (25)

    Na de opening van het nieuwe onderzoek heeft de Commissie contact opgenomen met 39 haar bekende Chinese producenten-exporteurs en met de Chinese autoriteiten. Geen van die producenten heeft zich gemeld of medewerking verleend.

    (26)

    De Commissie heeft de Chinese autoriteiten en de betrokken producenten-exporteurs in kennis gesteld van haar voornemen om op grond van artikel 18 van de basisverordening gebruik te maken van de beste beschikbare gegevens om tot haar bevindingen te komen. De partijen hebben geen opmerkingen ter zake ingediend.

    (27)

    Bijgevolg moesten de bevindingen inzake het bestaan van dumping en de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping worden gebaseerd op de beschikbare gegevens, namelijk de door de aanvrager ingediende informatie, met name de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen informatie en gegevens van Eurostat.

    (28)

    Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd slechts een kleine hoeveelheid van het betrokken product vanuit de VRC in de Unie ingevoerd.

    1.2.   India

    (29)

    Na de opening van het nieuwe onderzoek heeft de Commissie contact opgenomen met 25 haar bekende Indiase producenten-exporteurs, waarvan er slechts één, Kokan, de vragenlijst heeft beantwoord en zijn medewerking aan het onderzoek heeft verleend. Deze onderneming vertegenwoordigde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek het grootste deel van de totale Indiase uitvoer naar de Unie.

    (30)

    Tijdens de beoordelingsperiode hanteerde die producent-exporteur een door de Commissie aanvaarde prijsverbintenis, waaraan bleek te zijn voldaan.

    2.   Dumping

    2.1.   De VRC

    2.1.1.   Referentieland

    (31)

    Overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een geschikt derde land met een markteconomie („het referentieland”).

    (32)

    In het oorspronkelijke onderzoek werd India gekozen als referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC. In het bericht van opening werd India als referentieland vermeld, en belanghebbenden werd verzocht opmerkingen te maken over deze keuze. Er werden geen opmerkingen ontvangen en er waren geen aanwijzingen dat India niet langer een geschikte keuze was. De bedrijfstak van de Unie heeft in zijn verzoek om een nieuw onderzoek voorgesteld de VS als referentieland te nemen, maar aangezien er slechts één producent in de VS is en de markt in de VS al meer dan 20 jaar wordt beschermd door antidumpingrechten en compenserende rechten op de invoer van sulfanilzuur uit China en India, is dit voorstel verworpen. Daarom is India ook voor dit onderzoek als referentieland gekozen.

    (33)

    Derhalve is gebruikgemaakt van de gegevens die de medewerkende Indiase producent-exporteur heeft ingediend.

    2.1.2.   Normale waarde

    (34)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gegevens van de medewerkende producent in het referentieland, Kokan. Voor de vaststelling van de normale waarde is de binnenlandse verkoop als uitgangspunt gebruikt (zie overwegingen 42 tot en met 47).

    2.1.3.   Uitvoerprijs

    (35)

    Gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en het ontbreken van specifieke informatie over de Chinese prijzen, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Daartoe werd gebruikgemaakt van statistische bronnen (Eurostat). Er wordt vanuit gegaan dat deze bron van informatie de prijzen weergeeft die daadwerkelijk door de Chinese exporteurs worden aangerekend aan de afnemers in de Unie.

    2.1.4.   Vergelijking

    (36)

    De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek.

    (37)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening zijn waar nodig enkele correcties toegepast op de uitvoerprijs. Om de uitvoerprijs af fabriek uit te drukken, heeft de Commissie aan de hand van de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte gegevens de op Eurostat-gegevens gebaseerde cif-prijs gecorrigeerd voor de kosten van zeevracht, verzekering, lading en krediet. Deze correcties bedroegen tussen 5 % en 10 % van de cif-prijs.

    2.1.5.   Dumping

    (38)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs te vergelijken.

    (39)

    Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs, is er geen informatie beschikbaar over het ingevoerde productaanbod. Ondanks het ontbreken van gegevens over de ingevoerde hoeveelheden technisch en zuiver sulfanilzuur, werd geoordeeld dat de op de gegevens van Eurostat gebaseerde invoerprijzen op een zodanig niveau lagen dat deze vergeleken met de normale waarden van het referentieland niet aantoonden dat er sprake was van dumping — zelfs als men er van uit zou gaan dat de totale invoer zuiver sulfanilzuur betrof, dat gemiddeld 20 % duurder is dan technisch sulfanilzuur.

    (40)

    Zoals vermeld in overweging 28 was de omvang van de invoer uit China in het TNO bovendien zeer laag. Binnen de betrokken bedrijfstakken wordt algemeen aanvaard dat voor ad hoc-zendingen van kleine hoeveelheden sulfanilzuur aanzienlijk hogere eenheidsprijzen worden aangerekend dan voor regelmatige bestellingen van grotere hoeveelheden, wat kan verklaren waarom de door Eurostat gerapporteerde invoerprijs hoog is.

    (41)

    Hoewel uit de beschikbare cijfers volgt dat er geen sprake is van dumping, is deze conclusie gezien de geringe ingevoerde hoeveelheden en het ontbreken van informatie over het ingevoerde productaanbod dus mogelijk van beperkt belang. Dit is belangrijk vanwege het aanzienlijke prijsverschil tussen zuiver en technisch sulfanilzuur.

    2.2.   India

    2.2.1.   Normale waarde

    (42)

    De binnenlandse verkoop door de enige medewerkende producent-exporteur van elke soort van het betrokken product betrof representatieve hoeveelheden en werd gedaan in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (43)

    Voor elke productsoort is het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bepaald.

    (44)

    Alle verkoop op de binnenlandse markt vond plaats tegen nettoverkoopprijzen die gelijk waren aan of hoger lagen dan de berekende productiekosten; de winstgevende binnenlandse verkoop vertegenwoordigde dus meer dan 80 % van de totale omvang van de verkoop van elke productsoort. De normale waarde van elke productsoort werd bijgevolg gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, die werd berekend als een gewogen gemiddelde prijs van de winstgevende binnenlandse verkoop van die soort in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

    (45)

    De indiener van het verzoek voerde aan dat de druk van de Chinese invoer op de Indiase markt de binnenlandse Indiase prijzen verstoorden en daardoor ook de vaststelling van de normale waarde.

    (46)

    Zoals vermeld in overweging 44 bedroeg de winstgevende binnenlandse verkoop meer dan 80 % van de totale verkoop van elke productsoort, zodat de normale waarde op de daadwerkelijke binnenlandse prijs moest worden gebaseerd. In ieder geval wordt, ongeacht of de invoer uit China een neerwaartse druk op de Indiase binnenlandse markt uitoefende, de normale waarde zodanig vastgesteld dat een dergelijke druk niet van invloed zou zijn op de beoordeling. Als 80 % of minder van de verkoop van een bepaalde productsoort winstgevend was, zou de vaststelling van de normale waarde dan ook alleen op die winstgevende verkoop worden gebaseerd. Als de gehele verkoop van een bepaalde productsoort verliesgevend werd, zou de normale waarde op de volledige productiekosten plus een redelijke winstmarge worden gebaseerd.

    (47)

    De Commissie is daarom van oordeel dat het argument van de indiener van het verzoek niet relevant is voor de berekening van de normale waarde.

    2.2.2.   Uitvoerprijs

    (48)

    Het betrokken product werd uitgevoerd naar onafhankelijke afnemers in de Unie en de uitvoerprijs werd vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen.

    (49)

    De indiener van het verzoek voerde aan dat er sprake is van een tegenstrijdigheid tussen de ontwikkeling van de prijs van benzeen en de ontwikkeling van de prijs van de Indiase uitvoer naar de Unie. Dit was voor de indiener van het verzoek des te opmerkelijker, omdat hij heeft verklaard dat de door de Commissie aanvaarde minimumprijsverbintenis werd geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van de prijs voor benzeen. De indiener van het verzoek stelde tevens dat de uitvoerprijzen van de belangrijkste Indiase producent-exporteur vanwege deze prijsverbintenis niet meer representatief waren.

    (50)

    De Commissie stelde vast dat benzeen als grondstof voor de productie van aniline, de belangrijkste grondstof van sulfanilzuur, hoogstens 50 % tot 60 % van de productiekosten van het betrokken product kan bedragen. Bovendien beperkt de indexeringsclausule van de prijsverbintenis het effect van de ontwikkeling van de prijs voor benzeen op de minimumprijs. Ten slotte is tijdens het controlebezoek de naleving van de minimumprijsverbintenis gecontroleerd, waarbij werd vastgesteld dat de uitvoerprijzen continu aanzienlijk hoger lagen dan de in de verbintenis vermelde minimumprijs, en aldus het effect ervan beperkten.

    (51)

    Voorts voerde de indiener van het verzoek aan dat de Indiase producenten-exporteurs naar alle waarschijnlijkheid kleinschalige zendingen voor uitvoer naar de Unie zouden hebben verstuurd, wat tot hoge „spot”-prijzen zou hebben geleid, waardoor de uitvoerprijzen kunstmatig zouden zijn gestegen.

    (52)

    Uit het onderzoek is niet gebleken dat Kokan, de voornaamste Indiase producent-exporteur, dergelijke verkopen maakte. Ook werd vastgesteld dat de overgrote meerderheid (meer dan 99 %) van de overige Indiase uitvoer naar de Unie bestond uit hoeveelheden die niet als „spot”-verkopen kunnen worden beschouwd.

    (53)

    Op grond van de bovenstaande bevindingen moeten de argumenten van de indiener van het verzoek met betrekking tot het gebrek aan representativiteit van de prijzen van de Indiase uitvoer naar de Unie worden afgewezen.

    2.2.3.   Vergelijking

    (54)

    De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast in verband met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

    (55)

    Op basis hiervan werden correcties toegepast voor vervoers- en verzekeringskosten, laad- en aanverwante kosten, verpakkingskosten, kredietkosten, kortingen en provisies, voor zover aangetoond was dat deze de prijsvergelijkbaarheid beïnvloedden. Deze correcties bedragen tussen 6 % en 10 % van de cif-prijs, grens Unie.

    2.2.4.   Dumping

    (56)

    Zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening, werd de vastgestelde gewogen gemiddelde normale waarde voor het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het betrokken product.

    (57)

    Op basis hiervan bleek de berekende dumpingmarge voor de medewerkende producent-exporteur negatief te zijn. Daarom was er geen sprake van dumping in het TNO.

    (58)

    De indiener van het verzoek voerde aan dat de conclusie inzake het ontbreken van dumping op het niveau van de belangrijkste producenten-exporteurs niet tot de andere Indiase producenten-exporteurs kon worden uitgebreid, aangezien de uitvoerprijzen op een minimumprijsverbintenis bij invoer zijn gebaseerd.

    (59)

    De uitvoerprijzen van de belangrijkste Indiase producenten-exporteurs waren echter vastgesteld op een niveau dat aanzienlijk hoger lag dan de prijzen van de verbintenis. Bovendien lagen de uitvoerprijzen van de andere Indiase producenten volgens Eurostat aanzienlijk hoger dan die van de belangrijkste producenten-exporteurs. Ten slotte bleek uit het onderzoek dat de uitvoerprijzen van de medewerkende producenten-exporteurs naar derde landen — die niet aan een verbintenis of antidumpingrechten zijn onderworpen — werden vastgesteld op een vergelijkbaar niveau als dat van de uitvoerprijzen naar de Unie, en er dus geen sprake was van dumping. Daarom concludeert de Commissie dat de Indiase exportprijzen onafhankelijk van de prijsverbintenis en op basis van marktomstandigheden werden vastgesteld.

    (60)

    Het argument van de indiener van het verzoek dat voor de andere Indiase producenten-exporteurs dumping moest worden geconstateerd, moest derhalve worden afgewezen.

    3.   Waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

    3.1.   Voorafgaande opmerkingen

    (61)

    Sinds 1992 past de VS antidumpingmaatregelen toe ten aanzien van de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India en de VRC en sinds dat jaar zijn ook compenserende maatregelen van kracht ten aanzien van India. In 2011 verlengde het Amerikaanse ministerie van Handel de op de invoer uit India toepasselijke compenserende rechten, die 43,7 % bedroegen, en de op de invoer uit India en de VRC toepasselijke antidumpingrechten, die tussen 19,1 % en 114,8 % lagen. Door de hoogte van de rechten werd de VS-markt in feite gesloten voor invoer uit India en China.

    3.2.   De VRC

    (62)

    De in de VRC beschikbare productiecapaciteit werd geraamd op basis van gegevens van de producent in de Unie en Nation Ford Chemical Company („NFC”), de enige producent in de VS die is opgenomen in het „sunset review”-onderzoek van de VS inzake de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC (USITC-publicatie 4270).

    (63)

    NFC gaf aan dat met de in de VRC gevestigde productiecapaciteit jaarlijks 65 500 ton sulfanilzuur zou kunnen worden geproduceerd, wat overeenkomt met de raming van de indiener van het verzoek, die op grond van een door de Chinese industrie verrichte studie stelde dat de beschikbare capaciteit in China tussen 65 500 en 82 000 ton ligt. De reservecapaciteit werd geschat op 20 %, hetgeen neerkomt op een capaciteit van tussen de 13 100 en 16 400 ton. Dit is meer dan het dubbele van het verbruik in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

    (64)

    Verder voerde de indiener van het verzoek aan dat de Chinese exporteurs ook tot de Indiase markt waren toegetreden, wat werd onderbouwd met statistische gegevens op basis van de export/import-databank van de Indiase overheid. Uit de gegevens blijkt dat de invoer in India van zuiver sulfanilzuur uit China in het TNO ten opzichte van voorgaande perioden sterk steeg, en dat deze plaatsvond tegen prijzen die de prijzen van de binnenlandse verkoop van zuiver sulfanilzuur van de medewerkende Indiase producent onderboden. Aangezien de normale waarde van zuiver sulfanilzuur, rekening houdend met de zeevracht- en verzekeringskosten, was vastgesteld aan de hand van de binnenlandse verkoop in representatieve hoeveelheden van zuiver sulfanilzuur door de enige medewerkende Indiase producent en tussen 92 500 INR en 112 500 INR lag (om redenen van vertrouwelijkheid worden geen precieze bedragen vermeld), bevestigen de gegevens dat Chinees zuiver sulfanilzuur op de Indiase markt werd ingevoerd tegen dumpingprijzen, die tussen 82 500 INR en 92 500 INR lagen (om redenen van vertrouwelijkheid worden geen precieze bedragen vermeld). De invoer met dumping die op de Indiase markt werd geconstateerd, heeft bijgedragen tot het oordeel over het verwachte gedrag van de Chinese producenten-exporteurs bij het vervallen van de huidige maatregelen.

    (65)

    Rekening houdend met de aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC en de informatie over het prijsbeleid op een derde markt die niet door handelsbeschermingsmaatregelen wordt beschermd, is bij het vervallen van de maatregelen een herhaling van dumping waarschijnlijk.

    3.3.   India

    (66)

    Ook de in India beschikbare totale capaciteit is geraamd op basis van gegevens van de NFC en de enige producent in de Unie.

    (67)

    De indiener van het verzoek schatte de totale capaciteit van India op ongeveer 13 500 ton, waarvan 2 700 ton als reservecapaciteit kan worden beschouwd. Deze gegevens zijn volledig in overeenstemming met de gegevens die in het Amerikaanse onderzoek door de enige producent in de VS, NFC, zijn verstrekt.

    (68)

    De indiener van het verzoek voerde aan dat een reservecapaciteit van 2 700 ton een bedreiging vormt voor zijn verkoop, aangezien dat met een aanzienlijk deel van het verbruik in de Unie overeenkomt, en dat die reservecapaciteit als gevolg van de toenemende aanwezigheid van Chinese producten op de Indiase markt waarschijnlijk zal toenemen en de stimulans om te exporteren steeds sterker zal worden.

    (69)

    In dit verband merkte de Commissie op dat de grootste Indiase producent-exporteur in 2013 van zijn status als exportgericht bedrijf afzag, omdat hij voornemens was zijn verkopen op de binnenlandse markt te vergroten. Deze verkopen waren ernstig beperkt door de voorwaarden van de regeling exportgerichte bedrijven (EOU-regeling). De onderneming bevestigde dat hij, ondanks de groeiende invoer uit China, wat betreft technisch sulfanilzuur (het product waar Kokan het meest in is geïnteresseerd) geen grote druk van Chinese concurrenten voelde en dat de Indiase markt naar zijn oordeel goede ontwikkelingsperspectieven had. Er bestaan derhalve geen redenen om aan te nemen dat de reservecapaciteit van de Indiase producenten naar de Unie zullen worden verlegd als gevolg van een vermeende Chinese druk op de Indiase markt.

    (70)

    Ondanks deze geschatte reservecapaciteit van India lijkt een herhaling van dumping niet waarschijnlijk, aangezien noch de uitvoer naar de Unie noch de uitvoer naar derde landen met dumping plaatsvond.

    (71)

    Uit het onderzoek is niet gebleken dat de medewerkende producent-exporteur bij de verkoop aan derde landen een ander prijsbeleid hanteerde dan bij de uitvoer naar de Unie. De prijzen van de uitvoer naar derde landen, die in aanzienlijke hoeveelheden plaatsvond, lagen op een niveau dat vergelijkbaar was met de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Unie hanteerde voor niet-verbonden afnemers.

    (72)

    In zijn opmerkingen na de bekendmaking van de feiten bracht de indiener van het verzoek nieuwe statistische gegevens naar voren, die volgens hem aantoonden dat de Indiase uitvoer naar Turkije met dumping plaatsvond.

    (73)

    De Commissie identificeerde en onderzocht een vergelijkbaar aantal uit India naar Turkije uitgevoerde hoeveelheden en kon deze aan de medewerkende producent-exporteur toeschrijven. De Commissie kon haar berekeningen in verband met het productenaanbod en de prijzen dus op nauwkeuriger en gedetailleerdere gegevens baseren. De Commissie kan bevestigen dat de uitgevoerde hoeveelheid niet met dumping plaatsvond.

    3.4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

    (74)

    Omdat er met betrekking tot de VRC geen medewerking werd verleend en dus geen bedrijfsspecifieke gegevens betreffende de Chinese reservecapaciteit en het Chinese prijsbeleid in derde landen beschikbaar zijn, werden de bevindingen gebaseerd op de beschikbare gegevens.

    (75)

    Aangezien de beschikbare gegevens wijzen op hoge Chinese reservecapaciteit en dumping op derde markten, in combinatie met de aantrekkelijke prijzen op de markt van de Unie, wordt de herhaling van dumping waarschijnlijk geacht.

    (76)

    Met betrekking tot India daarentegen wordt een herhaling van dumping niet waarschijnlijk geacht, gelet op het ontbreken van dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, de reservecapaciteit — die aanzienlijk onder het niveau van de VRC ligt — en de hoge prijzen bij uitvoer naar de Unie en de rest van de wereld.

    D.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

    1.   Productie in de Unie en definitie van de bedrijfstak van de Unie

    (77)

    In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product in de Unie vervaardigd door één producent in de Unie, die dan ook goed was voor 100 % van de productie in de Unie en de bedrijfstak van de Unie vormt in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

    2.   Verbruik in de Unie

    (78)

    Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van:

    de omvang van de verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie;

    de omvang van de invoer van sulfanilzuur (Taric-codeniveau) in de Unie, zoals gerapporteerd door Eurostat.

    (79)

    Daar de bedrijfstak van de Unie uit slechts één producent bestaat en er slechts één producent-exporteur in de VS is, moeten de gegevens in onderstaande tabellen in het belang van de geheimhouding van bedrijfsinformatie in geïndexeerde vorm worden vermeld.

    Tabel 1

    Verbruik in de Unie

    Omvang (index)

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Verbruik in de Unie (2010 = 100)

    100

    106

    106

    114

    Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

    (80)

    Uit het onderzoek bleek dat de markt voor sulfanilzuur in de beoordelingsperiode geleidelijk is gegroeid en tegen het einde van het TNO met 14 % was toegenomen.

    3.   Invoer uit de betrokken landen

    a)   Omvang van de invoer en marktaandeel

    Tabel 2

    Invoer uit de betrokken landen

    Omvang van de invoer (index)

    2010

    2011

    2012

    TNO

    VRC

    100

    77

    14

    1

    India

    100

    422

    187

    52

    Totaal betrokken landen

    100

    110

    30

    6

    Bron: Eurostat.


    Tabel 2 bis

    Invoer uit de betrokken landen

    Omvang van de invoer (bandbreedte) (15)

    2010

    2011

    2012

    TNO

    VRC

    650-1 000

    500-800

    90-250

    10-60

    India

    50-200

    250-550

    100-250

    10-80

    Totaal betrokken landen

    700-1 200

    750-1 350

    190-500

    20-140

    Bron: Eurostat.


    Tabel 3

    Marktaandeel van de betrokken landen

    Marktaandeel (index)

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Marktaandeel van de invoer uit de VRC

    100

    73

    13

    1

    Marktaandeel van de invoer uit India

    100

    397

    177

    46

    Totaal betrokken landen

    100

    103

    28

    5

    (81)

    Tussen 2010 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek is de omvang van de invoer uit de VRC met 99 % gedaald en het marktaandeel van de Chinese uitvoer eveneens.

    (82)

    Tijdens de beoordelingsperiode is de invoer uit India met 48 % gedaald en het marktaandeel van de Indiase invoer met 54 %.

    (83)

    De totale invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen is tijdens de beoordelingsperiode met 94 % gedaald en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot een zeer laag niveau teruggelopen. Tevens is het marktaandeel van de invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen tijdens de beoordelingsperiode met 95 % gedaald en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot een zeer laag niveau teruggelopen.

    b)   Invoerprijzen

    Tabel 4

    Gemiddelde invoerprijzen van sulfanilzuur uit de betrokken landen

     

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Index van prijzen van de invoer uit de VRC (2010 = 100)

    100

    92

    104

    164

    Index van prijzen van de invoer uit India (2010 = 100)

    100

    79

    84

    92

    Index van gemiddelde prijzen van de invoer uit de betrokken landen (2010 = 100)

    100

    93

    104

    126

    Bron: Eurostat.


    Tabel 4 bis

    Gemiddelde invoerprijzen van sulfanilzuur uit de betrokken landen

    Prijzen (bandbreedte) (16)

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Prijs van de invoer uit de VRC

    1 000-1 400

    950-1 350

    1 000-1 400

    1 700-2 500

    Prijs van de invoer uit India (bandbreedte)

    1 200-1 800

    1 000-1 400

    1 100-1 500

    1 300-1 700

    Gemiddelde invoerprijzen per betrokken land

    1 000-1 800

    950-1 400

    1 000-1 500

    1 300-2 500

    Bron: Eurostat.

    (84)

    De gemiddelde prijs van de invoer van sulfanilzuur uit de VRC daalde in 2011 licht, namelijk met 8 %, en vertoonde vervolgens een stijgende trend, met een zeer sterke stijging van 64 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

    (85)

    De gemiddelde prijzen van het betrokken product uit India daalden in 2011 eveneens, en wel met 21 %, en stegen daarna geleidelijk, maar bleven 8 % lager dan de prijzen van 2010.

    c)   Omvang van de prijsonderbieding en het prijsbederf

    (86)

    Vanwege de geringe hoeveelheden die door de Chinese producenten-exporteurs werden verkocht en het ontbreken van gegevens over het ingevoerde productaanbod, kon er geen zinvolle berekening van prijsonderbieding en prijsbederf worden uitgevoerd. Op grond van de aanname op basis van de Eurostat-gegevens over de Chinese invoerprijzen in overweging 39, werd in het TNO geen prijsonderbieding of prijsbederf geconstateerd.

    (87)

    Op basis van de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte invoerstatistieken als beschreven in overweging 64, werd met betrekking tot de Chinese prijzen voor zuiver sulfanilzuur op de Indiase markt — gecorrigeerd voor het invoerrecht op het betrokken product van 6,5 % en voor de kosten na invoer van 2 % (inklaring) — prijsonderbieding en prijsbederf geconstateerd van tussen 5 % en 15 % ten opzichte van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie.

    (88)

    In het geval van India werd geen prijsonderbieding of prijsbederf geconstateerd. Aangezien de berekening op de verkoopgegevens van de enige medewerkende producent-exporteur is gebaseerd, konden in het belang van de geheimhouding van bedrijfsinformatie geen nauwkeurige cijfers worden vermeld. De prijsonderbieding en het prijsbederf die werden geconstateerd, bedroegen tussen – 20 % en – 40 %.

    (89)

    Na de mededeling van feiten en overwegingen en de opmerkingen van de producent in de Unie heeft de Commissie op grond van gegevens van Eurostat de prijsonderbieding en het prijsbederf voor het resterende deel van de Indiase invoer berekend. Hieruit bleek dat er bij deze invoer geen sprake was van prijsonderbieding of prijsbederf. De conclusies van overweging 88 worden derhalve bevestigd. Bovendien werd ook een vergelijking gemaakt tussen de prijzen waartegen het betrokken product door de bedrijfstak van de Unie werd geproduceerd en verkocht, en de prijzen waartegen het betrokken product door Indiase exporteurs aan de rest van de wereld werd verkocht. Uit die vergelijking bleek evenmin dat er sprake was van prijsonderbieding of prijsbederf.

    (90)

    Voorts heeft de producent in de Unie nieuwe berekeningen verstrekt, waaruit blijkt dat het verschil tussen de gemiddelde prijzen van de Indiase invoer en de verkopen van de producent in de Unie in 2012 zeer klein was. Deze berekening kon echter niet worden aanvaard door de Commissie, aangezien zij geen rekening hield met het feit dat de Indiase invoer voornamelijk uit technisch sulfanilzuur bestaat, terwijl de producent in de Unie uitsluitend zuiver sulfanilzuur verkocht, dat ongeveer 20 % duurder is.

    4.   Invoer uit andere derde landen

    (91)

    Met uitzondering van drie verwaarloosbare transacties (in 2010 en 2011 uit Zwitserland en in 2012 uit Maleisië) was de gehele invoer van sulfanilzuur uit andere derde landen in de beoordelingsperiode afkomstig uit de VS.

    Tabel 5

    Invoer van sulfanilzuur uit andere derde landen (VS)

     

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Omvang van de invoer uit de VS (index)

    100

    267

    253

    299

    Marktaandeel van de invoer uit de VS (index)

    100

    180

    171

    188

    Gemiddelde prijzen van de invoer uit de VS (index)

    100

    95

    101

    102

    Bron: Eurostat.

    (92)

    Zowel de omvang als het marktaandeel van de invoer van sulfanilzuur uit de VS is in de beoordelingsperiode aanzienlijk gegroeid, met respectievelijk 199 % en 88 %. Aangezien het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode relatief stabiel bleef, werd het marktaandeel dat niet langer door de Chinese en Indiase exporteurs werd ingenomen, overgenomen door de invoer uit de VS.

    (93)

    Het prijsniveau van de invoer uit de VS bleef in de beoordelingsperiode relatief stabiel en lag op hetzelfde niveau als dat van de producent in de Unie. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek was geen sprake van prijsonderbieding door de invoer uit de VS.

    5.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

    (94)

    Ingevolge artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de schade een beoordeling van alle economische factoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode.

    (95)

    In het belang van de geheimhouding van bedrijfsinformatie moet de informatie over de enige producent van de Unie in geïndexeerde vorm worden vermeld.

    5.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

    Tabel 6

    Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

     

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Productie in ton (index)

    100

    87

    99

    107

    Capaciteit in ton (index)

    100

    100

    100

    100

    Bezettingsgraad (Index)

    100

    87

    99

    107

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (96)

    De productie van de bedrijfstak van de Unie lag in het TNO 7 % hoger dan aan het begin van de beoordelingsperiode. In de beoordelingsperiode bleef de capaciteit van de bedrijfstak van de Unie ongewijzigd en daardoor veranderde de bezettingsgraad in lijn met de productie: deze steeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 7 %.

    (97)

    Hierbij moet worden opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie in de gehele beoordelingsperiode — met uitzondering van 2011 — een toereikende bezettingsgraad behield, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een optimaal niveau wist te bereiken.

    (98)

    Na de mededeling van de feiten en overwegingen voerde de bedrijfstak van de Unie aan dat gedurende de hele beoordelingsperiode de optimale bezettingsgraad enkel tijdens het TNO werd bereikt, waaruit zou blijken dat het herstel nog steeds zeer recent en broos is.

    (99)

    Deze opmerking verandert naar het oordeel van de Commissie niets aan de conclusies van overweging 97, die in geen enkel opzicht in tegenspraak zijn met de opmerkingen van de bedrijfstak van de Unie.

    5.2.   Eindvoorraad

    Tabel 7

    Eindvoorraad

     

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Eindvoorraden in ton (index)

    100

    576

    328

    171

    Bron: Antwoord op de vragenlijst.

    (100)

    De eindejaarsvoorraden van de bedrijfstak van de Unie vertoonden in 2011 een sterke stijging. Daarna werd een dalende trend geconstateerd, maar zij bleven in het TNO 71 % boven het niveau van 2010. Uitgaande van de omvang van de productie in het TNO was het niveau van de eindvoorraden in ieder geval minder dan één productiemaand.

    5.3.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

    Tabel 8

    Omvang van de verkoop en marktaandeel

     

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Omvang van de verkoop (ton) (index)

    100

    70

    97

    104

    Marktaandeel (in %) (index)

    100

    66

    92

    92

    Bron: Antwoord op de vragenlijst.

    (101)

    De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie is vergeleken met het begin van de beoordelingsperiode met 4 % gestegen. In 2011 was er een zeer sterke daling, die werd gevolgd door een gestage toename.

    (102)

    Qua marktaandeel kan de prestatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode als stabiel worden beschouwd, met uitzondering van 2011, toen naast de verkoop ook het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde. In de daaropvolgende jaren vertoonden de verkoop en het marktaandeel een stijgende trend. Hoewel het marktaandeel van de producent in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek licht onder het niveau van 2010 bleef, moet worden opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie er in slaagde om van de groei van het verbruik in de Unie te profiteren en gedurende de hele beoordelingsperiode een aanzienlijk marktaandeel op de markt van de Unie had.

    (103)

    In zijn opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen verklaarde de bedrijfstak van de Unie dat zijn marktaandeel zeer instabiel is, wat te wijten zou zijn aan het feit dat sulfanilzuur een prijsgedreven grondstof is; hij gaf als voorbeeld het jaar 2011, toen het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie kelderde.

    (104)

    In dit verband moet worden benadrukt dat het verlies van het marktaandeel in 2011 overeenkwam met een prijsverhoging van de producent in de Unie die inging tegen de marktontwikkelingen van dat moment. Uit het onderzoek bleek dat de prijzen voor invoer uit alle landen in 2011 tussen 5 % en 20 % daalden. Hierbij moet worden opgemerkt dat volgens de beschikbare statistische gegevens met name de Amerikaanse importeur het marktaandeel innam dat de bedrijfstak van de Unie had verloren.

    5.4.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

    Tabel 9

    Verkoopprijzen

     

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Gemiddelde verkoopprijzen (EUR/ton) (index)

    100

    109

    108

    112

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (105)

    De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie stegen in de beoordelingsperiode met 12 %; dit was het gevolg van de doorberekening van de stijging van de kosten van de belangrijkste grondstof (aniline).

    5.5.   Werkgelegenheid en productiviteit

    Tabel 10

    Werkgelegenheid en productiviteit

     

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Werkgelegenheid (index)

    100

    100

    117

    117

    Productiviteit (index)

    100

    88

    85

    91

    Gemiddelde arbeidskosten (index)

    100

    105

    102

    116

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (106)

    De werkgelegenheid in voltijdequivalenten steeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 17 %. De gemiddelde arbeidskosten vertoonden in de beoordelingsperiode een stijgende trend; in het TNO viel een stijging van 16 % ten opzichte van 2010 te noteren. Aangezien de productie zoals aangegeven in overweging 96 slechts met 7 % steeg, daalde de arbeidsproductiviteit in de beoordelingsperiode met 9 %.

    5.6.   Winstgevendheid

    Tabel 11

    Winstgevendheid

     

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Winstgevendheid (index)

    100

    96

    20

    65

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (107)

    De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie voor het soortgelijke product daalde in de beoordelingsperiode en lag iets lager dan het door de bedrijfstak van de Unie geclaimde optimale niveau. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat zij gedurende de hele beoordelingsperiode positief bleef.

    (108)

    De daling van de winstgevendheid is voornamelijk het gevolg van de stijging van de gemiddelde productiekosten (stijging van bijna 20 % tussen 2010 en het TNO), die niet volledig kon worden gecompenseerd door de stijging van de verkoopprijzen met 12 %, zoals aangegeven in overweging 105.

    5.7.   Investeringen, rendement van investeringen en kasstroom

    Tabel 12

    Investeringen, rendement van investeringen en kasstroom

     

    2010

    2011

    2012

    TNO

    Jaarlijkse investeringen (index)

    100

    133

    57

    Rendement van investeringen (index)

    100

    86

    30

    103

    Kasstroom (index)

    100

    116

    68

    82

    (109)

    Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Unie in 2010 niet kon investeren. Vervolgens zijn de investeringen in de sulfanilzuursector van 2011 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 43 % afgenomen, en de investeringen in absolute termen kunnen als laag worden beschouwd; zij hadden vooral betrekking op onderhoud. Deze bevindingen komen overeen met het rendement van investeringen en de lage winstgevendheid in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

    (110)

    Het rendement van investeringen kwam in 2011 en 2012 sterk overeen met de ontwikkeling van de winstgevendheid. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek verbeterde het rendement van investeringen. Dankzij de stijging van de winstgevendheid tussen 2012 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek, bereikte het rendement weer het niveau van 2010 (zie tabel 11).

    (111)

    De kasstroom liet een fluctuerende tendens zien, maar bleef gedurende de hele beoordelingsperiode positief. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalde de kasstroom ten opzichte van het niveau van 2010 met 18 %. De bedrijfstak van de Unie heeft geen melding gemaakt van moeilijkheden bij het aantrekken van kapitaal tijdens de beoordelingsperiode.

    5.8.   Omvang van de dumping en herstel van eerdere dumping

    (112)

    Zoals in de overwegingen 41 en 57 tot en met 60 werd geconcludeerd, is in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen dumping uit de betrokken landen geconstateerd.

    (113)

    Gelet op het ontbreken van invoer met dumping uit de VRC en India en de stijging van de verkochte hoeveelheden, de verkoopsprijzen en de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie, kan worden geconcludeerd dat de maatregelen succesvol waren en dat de bedrijfstak van de Unie zich in de beoordelingsperiode heeft hersteld van de gevolgen van de eerdere dumping. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd een zekere verslechtering van enkele schade-indicatoren zoals winstgevendheid en marktaandeel waargenomen, maar dit kan niet aan de invoer uit de betrokken landen worden toegeschreven omdat deze in die periode zeer laag was. In ieder geval wijzen ook de schade-indicatoren die zich negatief ontwikkelden op een houdbare situatie voor de bedrijfstak van de Unie.

    5.9.   Uitvoer door de bedrijfstak van de Unie

    (114)

    De bedrijfstak van de Unie voerde in 2012 en het TNO slechts verwaarloosbare hoeveelheden uit en daarom wordt geconcludeerd dat de uitvoer geen gevolgen had voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

    6.   Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie

    (115)

    Hoewel de vastgestelde gemiddelde prijzen voor het betrokken product uit de VRC en India in het TNO en de vergelijking ervan met voorgaande jaren weinig betrouwbaar zijn vanwege de geringe omvang van de invoer, bleek uit het onderzoek evenwel dat het betrokken product uit de VRC en India zonder dumping werd ingevoerd in de Unie.

    (116)

    Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie bleef relatief stabiel en de hoeveelheden die niet langer uit de betrokken landen kwamen, werden vervangen door de invoer uit de VS tegen prijzen die vergelijkbaar waren met die van de bedrijfstak van de Unie. De bedrijfstak van de Unie wist de omvang van zijn verkoop en de gemiddelde verkoopprijs te vergroten en een nagenoeg optimale bezettingsgraad te bereiken.

    (117)

    De bescheiden daling van het marktaandeel en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie kunnen niet worden toegeschreven aan de Chinese en Indiase invoer, zoals uitgelegd in overweging 113.

    (118)

    Derhalve kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden.

    (119)

    Hoewel de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot de schadeanalyse enkele opmerkingen heeft gemaakt die in de overwegingen 89, 90, 98, 99, 103 en 104 aan de orde zijn gekomen, is hij het eens met de algemene conclusie betreffende het ontbreken van aanmerkelijke schade, met name in het TNO.

    7.   Waarschijnlijkheid van herhaling van de schade

    (120)

    Voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade is het van belang dat de bedrijfstak van de Unie bij de optimale bezettingsgraad — die in het TNO werd bereikt — niet in staat was om in de totale behoefte van de Unie te voorzien, zodat een aanzienlijk deel van het verbruik in de Unie moest worden opvangen door invoer.

    (121)

    Bovendien vervaardigt de bedrijfstak van de Unie slechts zuiver sulfanilzuur, wat betekent dat gebruikers die de voorkeur geven aan technisch sulfanilzuur voor hun productie een beroep moeten doen op invoer.

    (122)

    Bovendien had de bedrijfstak van de Unie een redelijk stabiel marktaandeel dankzij de verkoop aan een aantal klanten met wie langlopende relaties werden onderhouden. Uit het onderzoek is gebleken dat de aanbieders van sulfanilzuur voor sommige gebruikers aan strenge en dure certificerings- of controleprocessen worden onderworpen, waardoor een overstap naar een andere leverancier wordt bemoeilijkt.

    (123)

    Tegen deze achtergrond wordt de waarschijnlijkheid van een herhaling van schade indien de maatregelen zouden komen te vervallen, beoordeeld overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

    7.1.   De VRC

    (124)

    Aangezien geen van de Chinese producenten-exporteurs aan het onderzoek heeft meegewerkt, moesten de bevindingen ten aanzien van de VRC overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening worden gebaseerd op de beste beschikbare gegevens, met name het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.

    (125)

    Zoals reeds werd geconcludeerd in de overwegingen 63 en 75, beschikken de Chinese producenten over aanzienlijke reservecapaciteit voor de productie van sulfanilzuur en is een herhaling van dumping waarschijnlijk.

    (126)

    Zoals bovendien in de overwegingen 64 en 87 werd aangegeven, leek de beschikbare informatie erop te wijzen dat de VRC onlangs grotere hoeveelheden sulfanilzuur uit India had verkocht tegen prijzen die lager waren dan die van de bedrijfstak van de Unie.

    (127)

    Ten slotte lijken de statistieken over de invoer in de Indiase markt vanuit de VRC zoals uiteengezet in overweging 64 aan te tonen dat China zich voornamelijk richt op de verkoop van zuiver sulfanilzuur; als deze verkoop naar de markt van de Unie wordt geleid, zou deze rechtstreeks concurreren met de verkoop van de producent in de Unie.

    (128)

    Al deze factoren samen geven aan dat de VRC, als de maatregelen komen te vervallen, snel aanzienlijke hoeveelheden sulfanilzuur tegen dumpingprijzen naar de Unie kan uitvoeren zonder dat het de verkoop van andere markten naar de Unie hoeft te verleggen. De markt van de Unie is aantrekkelijk qua prijzen en zou Chinese exporteurs schaalvoordelen opleveren als zij hun productie verhogen. Mocht dit gebeuren, dan zou de bedrijfstak van de Unie met een onmiddellijke terugval van de verkoop en de verkoopprijzen worden geconfronteerd, wat op zijn beurt invloed zou hebben op de bezettingsgraad en de winstgevendheid. Als deze schade-indicatoren zouden verslechteren, zou het herstel van de bedrijfstak van de Unie snel worden teruggedraaid en zou aanmerkelijke schade worden veroorzaakt.

    7.2.   India

    (129)

    Wat India betreft, is, zoals is geconcludeerd in overweging 76, een herhaling van de dumping bij het vervallen van de maatregelen onwaarschijnlijk. In het licht van deze bevinding is een analyse van een herhaling van schade niet nodig.

    8.   Conclusie inzake herhaling van schade

    (130)

    Gelet op de bevindingen van het onderzoek zoals vermeld in de overwegingen hierboven, zou het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk leiden tot een aanzienlijke toename van de uitvoer vanuit de VRC tegen lage prijzen, wat een negatieve invloed zou hebben op de economische en financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie en zou leiden tot een herhaling van aanmerkelijke schade.

    (131)

    Met betrekking tot India werd de waarschijnlijkheid van een herhaling van schade niet onderzocht wegens de negatieve conclusie inzake herhaling van invoer met dumping uit dat land.

    E.   BELANG VAN DE UNIE

    1.   Inleiding

    (132)

    Wat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van sulfanilzuur uit India betreft, werd geconcludeerd dat herhaling van dumping onwaarschijnlijk was. Daarom is geen bepaling met betrekking tot het belang van de Unie vereist.

    (133)

    Wat China betreft, werd overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening onderzocht of handhaving van de maatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie als geheel. Het belang van de Unie werd bepaald aan de hand van een afweging van de betrokken belangen, namelijk die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. De belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

    2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

    (134)

    Zoals uiteengezet in overweging 113 zijn de maatregelen succesvol geweest en kon de bedrijfstak van de Unie zijn marktpositie consolideren. Tegelijkertijd is in overweging 130 geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig zou verslechteren als de antidumpingmaatregelen tegen China zouden komen te vervallen. Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat de handhaving van de maatregelen ten aanzien van China de bedrijfstak van de Unie ten goede zou komen.

    3.   Belang van de gebruikers

    (135)

    Alle bekende gebruikers zijn van de opening van het nieuwe onderzoek op de hoogte gesteld. De Commissie ontving vier volledige antwoorden op de vragenlijst en drie gedeeltelijke antwoorden/opmerkingen van gebruikers van sulfanilzuur. Op grond van deze gegevens werd vastgesteld dat het effect van de kosten van het betrokken product op de productiekosten van de downstreamproducten tussen gebruikers aanzienlijk varieert al naargelang van het soort downstreamproduct.

    (136)

    Een aantal gebruikers (farmaceutische en producenten van bijzondere verfstoffen) heeft toegegeven dat sulfanilzuur slechts een marginale rol speelt in hun productiekosten en daarom wordt geoordeeld dat de maatregelen nagenoeg geen invloed op hun productiekosten en prijzen hebben.

    (137)

    Voor andere gebruikers (producenten van additieven voor cement en optische witmakers) bedroeg sulfanilzuur 4 % tot 12 % van de productiekosten van hun downstreamproducten. Deze gebruikers rapporteerden ook verliezen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek en stelden dat hun moeilijke situatie gedeeltelijk te wijten is aan de momenteel geldende rechten.

    (138)

    Wat dit argument betreft, moet worden opgemerkt dat de invoer uit de VRC in het TNO bijna nul was, zodat rechten ten aanzien van China, die voor een billijke prijs op de markt van de Unie zouden zorgen, in de beoordelingsperiode niet tot extra kosten voor de gebruikers leidden. Dit kon dus geen verklaring zijn voor de moeilijkheden van deze gebruikers. De prijsstijging van het soortgelijke product tijdens de beoordelingsperiode was te wijten aan de stijging van de productiekosten als gevolg van de stijging van de prijs van de belangrijkste grondstof, zoals aangegeven in de overwegingen 105 en 108. De door deze verordening voorgestelde afschaffing van de momenteel geldende douanerechten ten aanzien van de invoer van sulfanilzuur uit India zou op de markt van de Unie direct moeten zorgen voor een gemakkelijkere toegang tot een aanvullende bron van aanbod van sulfanilzuur tegen concurrerende prijzen, wat in het belang van de gebruikers is. Daarom wordt geoordeeld dat de handhaving van de maatregelen ten aanzien van de VRC in de toekomst niet tot onnodige problemen voor gebruikers zal leiden.

    4.   Belang van de importeurs

    (139)

    Alle bekende importeurs zijn van de opening van het nieuwe onderzoek op de hoogte gesteld. Eén importeur van het betrokken product heeft een gedeeltelijk antwoord op de vragenlijst gegeven, waarin hij stelde dat sulfanilzuur geen belangrijke rol speelt bij zijn activiteiten. Geen enkele andere importeur heeft de vragenlijst beantwoord, schriftelijke stukken ingediend of opmerkingen gemaakt. Daar de importeurs geen verdere medewerking hebben verleend, werd geconcludeerd dat het niet in strijd met hun belang zou zijn om de maatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC te handhaven.

    5.   Conclusie

    (140)

    Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de VRC niet te handhaven.

    F.   HANDHAVING VAN ANTIDUMPINGMAATREGELEN TEN AANZIEN VAN DE VRC EN BEËINDIGING VAN DE ANTIDUMPINGMAATREGELEN TEN AANZIEN VAN INDIA

    (141)

    Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het passend wordt geacht de bestaande antidumpingrechten op de invoer van sulfanilzuur uit de VRC te handhaven en deze in te trekken ten aanzien van de invoer uit India. De belanghebbenden werden ook in de gelegenheid gesteld om hierover opmerkingen te maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

    (142)

    Uit het voorgaande volgt dat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC, moeten worden gehandhaafd en de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India, moeten worden ingetrokken. Het besluit van de Commissie tot aanvaarding van de huidige verbintenis met betrekking tot de invoer van sulfanilzuur van Kokan moet eveneens worden ingetrokken.

    (143)

    Aangezien de bedrijfstak van de Unie zich slechts recentelijk heeft hersteld, zal de Commissie, indien het een verzoek in die zin ontvangt van de producent in de Unie, toezicht houden op de invoer van het betrokken product. Het toezicht is beperkt tot een periode van twee jaar na de bekendmaking van deze verordening.

    (144)

    De handhaving van de in deze verordening vervatte maatregelen tegen China en de intrekking van de maatregelen tegen India zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op sulfanilzuur, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2921 42 00 (Taric-code 2921420060), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    2.   Het definitieve antidumpingrecht van toepassing op de nettoprijs franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 beschreven producten bedraagt:

    Land

    Definitief recht (%)

    Volksrepubliek China

    33,7

    3.   Het definitieve antidumpingrecht op sulfanilzuur, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2921 42 00 (Taric-code 2921420060), van oorsprong uit India wordt ingetrokken en de procedures ten aanzien van deze invoer worden beëindigd.

    4.   Besluit 2006/37/EG van de Commissie tot aanvaarding van de huidige verbintenis met betrekking tot de invoer van sulfanilzuur van Kokan Synthetics & Chemicals Pvt. Ltd (India) wordt ingetrokken.

    5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

    (2)  Verordening (EG) nr. 1339/2002 van de Raad van 22 juli 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en India (PB L 196 van 25.7.2002, blz. 11).

    (3)  Verordening (EG) nr. 1338/2002 van de Raad van 22 juli 2002 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige compenserende recht op de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 196 van 25.7.2002, blz. 1).

    (4)  Besluit 2002/611/EG van de Commissie van 12 juli 2002 tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 196 van 25.7.2002, blz. 36).

    (5)  Verordening (EG) nr. 236/2004 van de Raad van 10 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en India (PB L 40 van 12.2.2004, blz. 17).

    (6)  Besluit 2004/255/EG van de Commissie van 17 maart 2004 tot intrekking van Besluit 2002/611/EG van de Commissie tot aanvaarding van een verbintenis die was aangeboden in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 29).

    (7)  Besluit 2006/37/EG van de Commissie van 5 december 2005 tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 52).

    (8)  Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad van 23 januari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2002 tot instelling van een definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur uit onder meer India (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 5).

    (9)  Verordening (EG) nr. 1000/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen op basis van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 275 van 16.10.2008, blz. 1).

    (10)  Verordening (EG) nr. 1010/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2026/97 en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 2026/97 en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1000/2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 276 van 17.10.2008, blz. 3).

    (11)  PB C 28 van 30.1.2013, blz. 12.

    (12)  PB C 300 van 16.10.2013, blz. 14.

    (13)  PB C 300 van 16.10.2013, blz. 5.

    (14)  Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93).

    (15)  Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft de producent in de Unie verzocht de omvang en waarde van de invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen ook in bandbreedtes weer te geven, omdat het moeilijk was om de daadwerkelijke ontwikkeling (absolute termen) van de cijfers te beoordelen aan de hand van de geïndexeerde cijfers en de daarop gebaseerde conclusies van de Commissie te begrijpen.

    (16)  Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft de producent in de Unie verzocht de omvang en waarde van de invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen ook in bandbreedtes weer te geven, omdat het moeilijk was om de daadwerkelijke ontwikkeling (absolute termen) van de cijfers te beoordelen aan de hand van de geïndexeerde cijfers en de daarop gebaseerde conclusies van de Commissie te begrijpen.


    Top