This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CA0180
Case C-180/15: Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 8 September 2016 (request for a preliminary ruling from the Nacka tingsrätt — Mark- och miljödomstolen — Sweden) — Borealis AB and Others (Reference for a preliminary ruling — Scheme for greenhouse gas emission allowance trading within the European Union — Directive 2003/87/EC — Article 10a — Method of allocating free allowances — Calculation of the uniform cross-sectoral correction factor — Decision 2013/448/EU — Article 4 — Annex II — Validity — Determination of the product benchmark for hot metal — Decision 2011/278/EU — Annex I — Validity — Article 3(c) — Article 7 — Article 10(1) to (3) and 8 — Annex IV — Free allowances for the consumption and for the export of heat — Measurable heat exported to private households — Prohibition on double-counting of emissions and of double allocation of allowances)
Zaak C-180/15: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 8 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nacka Tingsrätt — Mark- och miljödomstolen — Zweden) — Borealis AB e.a./Naturvårdsverket (Prejudiciële verwijzing — Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Europese Unie — Richtlijn 2003/87/EG — Artikel 10 bis — Methode voor de kosteloze toewijzing van emissierechten — Berekening van de uniforme transsectorale correctiefactor — Besluit 2013/448/EU — Artikel 4 — Bijlage II — Geldigheid — Vaststelling van de productbenchmark voor vloeibaar ruwijzer — Besluit 2011/278/EU — Bijlage I — Geldigheid — Artikel 3, onder c) — Artikel 7 — Artikel 10, leden 1 tot en met 3 en 8 — Bijlage IV — Kosteloze toewijzing van emissierechten voor warmteverbruik en voor uitvoer van warmte — Naar privéhuishoudens uitgevoerde meetbare warmte — Verbod van dubbeltelling van emissies en van dubbele toewijzing van emissierechten)
Zaak C-180/15: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 8 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nacka Tingsrätt — Mark- och miljödomstolen — Zweden) — Borealis AB e.a./Naturvårdsverket (Prejudiciële verwijzing — Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Europese Unie — Richtlijn 2003/87/EG — Artikel 10 bis — Methode voor de kosteloze toewijzing van emissierechten — Berekening van de uniforme transsectorale correctiefactor — Besluit 2013/448/EU — Artikel 4 — Bijlage II — Geldigheid — Vaststelling van de productbenchmark voor vloeibaar ruwijzer — Besluit 2011/278/EU — Bijlage I — Geldigheid — Artikel 3, onder c) — Artikel 7 — Artikel 10, leden 1 tot en met 3 en 8 — Bijlage IV — Kosteloze toewijzing van emissierechten voor warmteverbruik en voor uitvoer van warmte — Naar privéhuishoudens uitgevoerde meetbare warmte — Verbod van dubbeltelling van emissies en van dubbele toewijzing van emissierechten)
PB C 402 van 31.10.2016, p. 7–8
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
31.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 402/7 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 8 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nacka Tingsrätt — Mark- och miljödomstolen — Zweden) — Borealis AB e.a./Naturvårdsverket
(Zaak C-180/15) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Europese Unie - Richtlijn 2003/87/EG - Artikel 10 bis - Methode voor de kosteloze toewijzing van emissierechten - Berekening van de uniforme transsectorale correctiefactor - Besluit 2013/448/EU - Artikel 4 - Bijlage II - Geldigheid - Vaststelling van de productbenchmark voor vloeibaar ruwijzer - Besluit 2011/278/EU - Bijlage I - Geldigheid - Artikel 3, onder c) - Artikel 7 - Artikel 10, leden 1 tot en met 3 en 8 - Bijlage IV - Kosteloze toewijzing van emissierechten voor warmteverbruik en voor uitvoer van warmte - Naar privéhuishoudens uitgevoerde meetbare warmte - Verbod van dubbeltelling van emissies en van dubbele toewijzing van emissierechten))
(2016/C 402/09)
Procestaal: Zweeds
Verwijzende rechter
Nacka tingsrätt — Mark- och miljödomstolen
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Borealis AB, Kubikenborg Aluminium AB, Yara AB, SSAB EMEA AB, Lulekraft AB, Värmevärden i Nynäshamn AB, Cementa AB, Höganäs Sweden AB
Verwerende partij: Naturvårdsverket
Dictum
1) |
Bij het onderzoek van de eerste, de tweede en de dertiende vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van artikel 15, lid 3, van besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, kunnen aantasten. |
2) |
Bij het onderzoek van de vijfde vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van bijlage I bij besluit 2011/278 kunnen aantasten. |
3) |
Artikel 4 van en bijlage II bij besluit 2013/448/EU van de Commissie van 5 september 2013 betreffende nationale uitvoeringsmaatregelen voor de voorlopige kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig artikel 11, lid 3, van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, zijn ongeldig. |
4) |
De gevolgen van de ongeldigverklaring van artikel 4 van besluit 2013/448 en van bijlage II daarbij worden op zodanige wijze beperkt in de tijd dat, ten eerste, deze ongeldigverklaring pas effect sorteert na een periode van tien maanden vanaf de datum waarop het arrest van 28 april 2016, Borealis Polyolefine e.a. (C-191/14, C-192/14, C-295/14, C-389/14 en C-391/14–C-393/14, EU:C:2016:311), is gewezen, teneinde de Europese Commissie in staat te stellen de noodzakelijke maatregelen vast te stellen, en dat, ten tweede, niet kan worden afgedaan aan de tot dat tijdstip op grondslag van de ongeldig verklaarde bepalingen vastgestelde maatregelen. |
5) |
Artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009, en artikel 10, leden 1 tot en met 3 en 8, van besluit 2011/278 moeten in die zin worden uitgelegd dat zij toestaan, teneinde dubbele toewijzing te voorkomen, dat geen broeikasgasemissierechten worden toegekend aan een warmtebenchmark-subinstallatie wanneer deze de warmte die zij heeft teruggewonnen in een brandstofbenchmark-subinstallatie, uitvoert naar privéhuishoudens. |
6) |
Artikel 10, lid 8, van besluit 2011/278 moet in die zin worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat aan een marktdeelnemer kosteloos broeikasgasemissierechten worden toegewezen voor het verbruik, in een warmtebenchmark-subinstallatie, van warmte die in aanmerking is genomen in het kader van een brandstofbenchmark-subinstallatie. |
7) |
Artikel 7 van besluit 2011/278 en bijlage IV daarbij moeten in die zin worden uitgelegd dat zij een lidstaat toestaan om bij het verzamelen van de in deze bepalingen bedoelde gegevens, teneinde dubbeltelling te voorkomen, niet rekening te houden met alle emissies verbonden met de productie van warmte die door een warmtebenchmark-subinstallatie wordt uitgevoerd naar privéhuishoudens. |
8) |
Artikel 10 bis, leden 1 en 4, van richtlijn 2003/87, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/29, en artikel 10, lid 3, van besluit 2011/278 moeten in die zin worden uitgelegd dat zij toestaan dat geen extra kosteloze broeikasgasemissierechten worden toegewezen voor emissies verbonden met de productie van meetbare warmte door de verbranding van restgassen die zijn voortgebracht door een installatie met een benchmark voor vloeibaar ruwijzer, voor zover de hoeveelheid broeikasgasemissierechten die is vastgesteld op basis van de warmtebenchmark lager is dan de mediane waarde van de historische emissie verbonden met de productie van deze warmte. |
9) |
Artikel 7 van besluit 2011/278 en bijlage IV daarbij moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een lidstaat, bij het verzamelen van de in deze bepalingen bedoelde gegevens, de door deze lidstaat verkregen cijfers op zodanige wijze aanpast dat de broeikasgasemissies uit de verbranding van restgassen door een warmtebenchmark-subinstallatie gelijkwaardig zijn aan die welke voortkomen uit de verbranding van aardgas, voor zover een productbenchmark rekening houdt met de emissies verbonden met de productie van restgassen. |
10) |
Artikel 3, onder c), van besluit 2011/278 moet in die zin worden uitgelegd dat het begrip „warmtebenchmark-subinstallatie” de activiteit omvat van uitvoer van meetbare warmte, afkomstig van een aan de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten onderworpen installatie, naar een stoomnetwerk, wanneer dat netwerk kan worden aangemerkt als „niet onder de EU-regeling vallende installatie of andere entiteit”. |