EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R2231

Verordening (EU) 2015/2231 van de Commissie van 2 december 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat de International Accounting Standards 16 en 38 betreft (Voor de EER relevante tekst)

PB L 317 van 3.12.2015, p. 19–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/10/2023; stilzwijgende opheffing door 32023R1803

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/2231/oj

3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/19


VERORDENING (EU) 2015/2231 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2015

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat de International Accounting Standards 16 en 38 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) is een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 12 mei 2014 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) wijzigingen in IAS 16 Materiële vaste activa en in IAS 38 Immateriële activa gepubliceerd. Deze wijzigingen waren getiteld Verduidelijking van aanvaardbare afschrijvingsmethoden. Omdat er van uiteenlopende praktijken sprake is, moet worden verduidelijkt of het passend is op de opbrengsten gebaseerde methoden te hanteren voor de berekening van de afschrijving van een actief.

(3)

Overleg met de European Financial Reporting Advisory Group heeft bevestigd dat de wijzigingen in IAS 16 en IAS 38 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte goedkeuringscriteria.

(4)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

a)

International Accounting Standard (IAS) 16 Materiële vaste activa wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

b)

IAS 38 Immateriële activa wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

Artikel 2

Elke onderneming past de in artikel 1 bedoelde wijzigingen toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2016 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).


BIJLAGE

Verduidelijking van aanvaardbare afschrijvingsmethoden

(Wijzigingen in IAS 16 en IAS 38)

Wijzigingen in IAS 16 Materiële vaste activa

Alinea 56 wordt gewijzigd en de alinea's 62A en 81I worden toegevoegd. De alinea's 60, 61 en 62 zijn niet gewijzigd maar zijn hier toch opgenomen voor het leesgemak.

Het af te schrijven bedrag en de afschrijvingsperiode

56.

De toekomstige economische voordelen die een actief in zich bergt, worden door een entiteit hoofdzakelijk verbruikt door het actief te gebruiken. Vaak leiden echter andere factoren, zoals technische of economische veroudering en slijtage terwijl een actief niet wordt gebruikt, tot een vermindering van de economische voordelen die met het actief hadden kunnen worden gegenereerd. Bijgevolg worden alle volgende factoren in aanmerking genomen bij de bepaling van de gebruiksduur van een actief:

a)

c)

de technische of economische veroudering als gevolg van wijzigingen of verbeteringen in de productie of als gevolg van een wijziging in de vraag van de markt naar het product dat of de dienst die met het actief wordt geleverd. Verwachte toekomstige verminderingen van de verkoopprijs van een post die met een actief is geproduceerd, kunnen wijzen op een verwachte technische of economische veroudering van het actief, die op haar beurt mogelijkerwijs een vermindering kan weerspiegelen van de toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt;

Afschrijvingsmethode

60.

De gebruikte afschrijvingsmethode moet een afspiegeling zijn van het patroon volgens welk de toekomstige economische voordelen van het actief naar verwachting zullen worden verbruikt door de entiteit.

61.

De op een actief toegepaste afschrijvingsmethode moet ten minste aan het eind van elk boekjaar worden herzien. Indien het verwachte verbruikspatroon van de toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt beduidend is gewijzigd, moet de methode worden gewijzigd om rekening te houden met het gewijzigde patroon. Een dergelijke wijziging moet administratief worden verwerkt als een schattingswijziging, in overeenstemming met IAS 8.

62.

Er kunnen diverse afschrijvingsmethoden worden gehanteerd om het af te schrijven bedrag van een actief op systematische basis toe te rekenen over de gebruiksduur van het actief. Deze methoden omvatten de lineaire afschrijvingsmethode, de degressieve afschrijvingsmethode en de afschrijvingsmethode op basis van verbruikte werkeenheden. Lineaire afschrijving resulteert in een constante last gedurende de gebruiksduur indien de restwaarde van het actief niet verandert. De degressieve afschrijvingsmethode resulteert in een dalende last gedurende de gebruiksduur. De afschrijvingsmethode op basis van verbruikte werkeenheden leidt tot een last die gebaseerd is op het verwachte gebruik of de verwachte productie. De entiteit kiest de methode die het verwachte verbruikspatroon van de toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt, het best weerspiegelt. Die afschrijvingsmethode wordt in elke periode consistent toegepast, tenzij het verwachte verbruikspatroon van deze toekomstige economische voordelen verandert.

62A

Een afschrijvingsmethode die is gebaseerd op de opbrengsten die worden gegenereerd door een activiteit die het gebruik van een actief omvat, is niet passend. De opbrengsten die worden gegenereerd door een activiteit die het gebruik van een actief omvat, weerspiegelen doorgaans immers andere factoren dan het verbruik van de economische voordelen van het actief. Zo worden opbrengsten beïnvloed door andere inputs en processen, verkoopsactiviteiten en veranderingen in verkoopvolumes en prijzen. De prijscomponent van opbrengsten kan worden beïnvloed door inflatie, die geen invloed heeft op de wijze waarop een actief wordt verbruikt.

INGANGSDATUM

81I

Alinea 56 is gewijzigd en alinea 62A is toegevoegd bij Verduidelijking van aanvaardbare afschrijvingsmethoden (wijzigingen in IAS 16 en IAS 38), uitgegeven in mei 2014. Een entiteit moet deze wijzigingen prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

Wijzigingen in IAS 38 Immateriële activa

Alinea 92 wordt gewijzigd. De alinea's 98A, 98B, 98C en 130J worden toegevoegd. De alinea's 97 en 98 zijn niet gewijzigd maar zijn hier toch opgenomen voor het leesgemak.

NUTTIGE LEVENSDUUR

92.

Wegens de snelle veranderingen in de technologie zijn computersoftware en vele andere immateriële activa onderhevig aan technologische veroudering. Daarom is de gebruiksduur van deze activa veelal kort. Verwachte toekomstige verminderingen van de verkoopprijs van een post die met een immaterieel actief is geproduceerd, kunnen wijzen op een verwachte technologische of economische veroudering van het actief, die op haar beurt mogelijkerwijs een vermindering kan weerspiegelen van de toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt.

Afschrijvingsperiode en afschrijvingsmethode

97.

Het af te schrijven bedrag van een immaterieel actief met een beperkte gebruiksduur moet stelselmatig worden toegerekend over zijn gebruiksduur. De afschrijving moet aanvangen wanneer het actief beschikbaar is voor gebruik, dat wil zeggen wanneer het actief op de vereiste locatie en in de noodzakelijke toestand is om te kunnen functioneren op de wijze zoals die door het management is bedoeld. Afschrijvingen moeten worden beëindigd op de datum waarop het actief is geclassificeerd als aangehouden voor verkoop (of waarop het is opgenomen in een groep activa die wordt afgestoten en die geclassificeerd is als aangehouden voor verkoop) overeenkomstig IFRS 5, of op de datum waarop het actief niet langer in de balans wordt opgenomen als deze datum voorafgaat aan de eerste. De gebruikte afschrijvingsmethode moet het patroon weergeven volgens hetwelk de toekomstige economische voordelen van het actief naar verwachting zullen worden verbruikt door de entiteit. Als dat patroon niet betrouwbaar kan worden bepaald, moet de lineaire methode worden toegepast. De afschrijvingskosten voor elke periode moeten in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten worden opgenomen, tenzij deze of een andere standaard toestaat of voorschrijft dat ze worden opgenomen in de boekwaarde van een ander actief.

98.

Er kunnen diverse afschrijvingsmethoden worden gehanteerd om het af te schrijven bedrag van een actief stelselmatig te spreiden over zijn gebruiksduur. Deze methoden omvatten de lineaire afschrijvingsmethode, de degressieve afschrijvingsmethode en de afschrijvingsmethode op basis van verbruikte werkeenheden. De toegepaste methode wordt gekozen op basis van het verwachte patroon volgens welk de verwachte toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt, verbruikt zullen worden. Deze methode wordt in elke periode consistent toegepast, tenzij het verwachte verbruikspatroon van deze toekomstige economische voordelen verandert.

98A

Er is een weerlegbaar vermoeden dat een afschrijvingsmethode die is gebaseerd op de opbrengsten die worden gegenereerd door een activiteit die het gebruik van een immaterieel actief omvat, niet passend is. De opbrengsten die worden gegenereerd door een activiteit die het gebruik van een immaterieel actief omvat, weerspiegelen doorgaans immers factoren die niet direct verband houden met het verbruik van de economische voordelen die het immaterieel actief in zich bergt. Zo worden opbrengsten beïnvloed door andere inputs en processen, verkoopsactiviteiten en veranderingen in verkoopvolumes en prijzen. De prijscomponent van opbrengsten kan worden beïnvloed door inflatie, die geen invloed heeft op de wijze waarop een actief wordt verbruikt. Dit vermoeden kan alleen in de volgende beperkte omstandigheden worden weerlegd:

a)

wanneer het immaterieel actief wordt uitgedrukt als een waardering van opbrengsten, zoals beschreven in alinea 98C; of

b)

wanneer kan worden aangetoond dat de opbrengsten en het verbruik van de economische voordelen van het immaterieel actief sterk gecorreleerd zijn.

98B

Bij de keuze van een passende afschrijvingsmethode in overeenstemming met alinea 98 kan een entiteit de voornaamste beperkende factor bepalen die inherent is aan het immaterieel actief. Zo kan in het contract waarin de rechten van een entiteit op haar gebruik van een immaterieel actief zijn opgenomen, het gebruik door de entiteit van het immaterieel actief mogelijkerwijs zijn omschreven als een vooraf bepaald aantal jaren (tijdsduur), als een aantal geproduceerde eenheden of als een vast totaalbedrag aan te genereren opbrengsten. De bepaling van een dergelijke voornaamste beperkende factor kan als uitgangspunt fungeren voor de bepaling van de passende afschrijvingsgrondslag, maar er kan ook een andere grondslag worden toegepast als deze beter aansluit bij het verwachte verbruikspatroon van de economische voordelen.

98C

In de omstandigheid waarin de voornaamste beperkende factor die inherent is aan een immaterieel actief, de verwezenlijking van een opbrengstendrempel is, kunnen de te genereren opbrengsten een passende afschrijvingsgrondslag vormen. Een entiteit kan bijvoorbeeld een concessie verwerven voor de exploratie en winning van goud uit een goudmijn. Het verstrijken van het contract kan eventueel afhankelijk zijn gesteld van een vast totaalbedrag aan opbrengsten die door de winning worden gegenereerd (zo kan een contract toestaan dat goud uit de mijn wordt gewonnen totdat de totale cumulatieve opbrengsten van de goudverkoop VE 2 miljard bedragen), en niet van een bepaalde tijdsduur of van de hoeveelheid gewonnen goud. In een ander voorbeeld kan het recht om een tolweg te exploiteren afhankelijk zijn gesteld van een vast totaalbedrag aan opbrengsten die door de cumulatieve tolheffingen worden gegenereerd (zo kan een contract toestaan dat de tolweg wordt geëxploiteerd totdat het totale cumulatieve bedrag aan tolheffingen dat door de exploitatie van de tolweg wordt gegenereerd, VE 100 miljoen beloopt). Ingeval in het contract voor het gebruik van het immaterieel actief opbrengsten als voornaamste beperkende factor zijn aangemerkt, kunnen de te genereren opbrengsten mogelijkerwijs een passende grondslag voor de afschrijving van het immaterieel actief in kwestie vormen, op voorwaarde dat in het contract een vast totaalbedrag aan te genereren opbrengsten is vastgelegd op grond waarvan de afschrijving moet worden bepaald.

OVERGANGSBEPALINGEN EN INGANGSDATUM

130 J

Alinea 92 is gewijzigd en de alinea's 98A, 98B en 98C zijn toegevoegd bij Verduidelijking van aanvaardbare afschrijvingsmethoden (wijzigingen in IAS 16 en IAS 38), uitgegeven in mei 2014. Een entiteit moet deze wijzigingen prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.


Top