Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0630

    Zaak T-630/16: Beroep ingesteld op 5 september 2016 — Dehtochema Bitumat/Europees Agentschap voor chemische stoffen

    PB C 402 van 31.10.2016, p. 53–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    31.10.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 402/53


    Beroep ingesteld op 5 september 2016 — Dehtochema Bitumat/Europees Agentschap voor chemische stoffen

    (Zaak T-630/16)

    (2016/C 402/63)

    Procestaal: Tsjechisch

    Partijen

    Verzoekende partij: Dehtochema Bitumat, s. r. o. (Bělá pod Bezdězem, Tsjechië) (vertegenwoordiger: P. Holý, advocaat)

    Verwerende partij: Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    het besluit van het Europees Agentschap voor chemische stoffen van 7 juli 2016, op grond waarvan verzoekster nog steeds moet worden aangemerkt als een grote onderneming en bijgevolg geen recht heeft op de verlaagde vergoeding voor middelgrote ondernemingen nietig te verklaren, en toe te staan dat de uitvoering van dat besluit wordt opgeschort.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Volgens verzoekster heeft verweerder door voormeld besluit en zijn handelwijze misbruik gemaakt van zijn bevoegdheden en inbreuk gemaakt op het legaliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.

    Verzoekster stelt dat verweerder bij de verificatie van de status van kleine en middelgrote onderneming (kmo) de onafhankelijkheid van verzoeksters bedrijf onjuist heeft beoordeeld en ten onrechte bij de berekening van het aantal personeelsleden en van de omzet van verzoeksters bedrijf rekening heeft gehouden met vermeende verbonden ondernemingen of partnerondernemingen, die evenwel geen verbonden ondernemingen of partnerondernemingen van verzoeksters onderneming zijn in de zin van verordening (EG) nr. 340/2008 van de Commissie en aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie

    Verzoekster stelt dat haar verklaring betreffende de onjuiste omvang van de onderneming, die zij op verweerders verzoek op 2 juni 2016 heeft afgelegd, in wezen werd gedaan met vertrouwen in verweerders beoordeling en met de belofte van een lagere vergoeding.

    Verzoekster merkt op dat haar registratie was opgeschort en dat zij verweerder uitdrukkelijk had meegedeeld dat zij de betrokken producten (de te registreren stoffen) niet meer had geproduceerd sinds 2011.

    Verzoekster stelt dat uit artikel 13, lid 4, van verordening (EG) nr. 340/2008 van de Commissie voortvloeit dat de aanspraak op een lagere registratievergoeding ontstaat wanneer het recht daarop kan worden aangetoond, en dat verzoekster, anders dan verweerder betoogt, dus in staat moet worden gesteld om dat recht aan te tonen.


    Top