This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CN0753
Case C-753/19: Request for a preliminary ruling from the Sąd Okręgowy w Warszawie (Poland) lodged on 15 October 2019 — Prokuratura Rejonowa Warszawa — Wola w Warszawie v BV
Zaak C-753/19: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie (Polen) op 15 oktober 2019 – Prokuratura Rejonowa Warszawa – Wola w Warszawie/BV
Zaak C-753/19: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie (Polen) op 15 oktober 2019 – Prokuratura Rejonowa Warszawa – Wola w Warszawie/BV
PB C 54 van 17.2.2020, p. 23–24
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
17.2.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 54/23 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie (Polen) op 15 oktober 2019 – Prokuratura Rejonowa Warszawa – Wola w Warszawie/BV
(Zaak C-753/19)
(2020/C 54/24)
Procestaal: Pools
Verwijzende rechter
Sąd Okręgowy w Warszawie
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Prokuratura Rejonowa Warszawa – Wola w Warszawie
Verwerende partij: BV
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 2 daarvan en de daarin tot uitdrukking gebrachte waarde van de rechtsstaat, alsmede artikel 6, leden 1 en 2, van richtlijn (EU) 2016/343 (1) van het Europees Parlement en de Raad, gelezen in samenhang met overweging 22 daarvan, aldus worden uitgelegd dat de vereisten van effectieve rechterlijke bescherming, met inbegrip van het vereiste van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, en de vereisten die voortvloeien uit het vermoeden van onschuld worden geschonden wanneer een gerechtelijke procedure, zoals een strafprocedure tegen een persoon die verzoekt om een verzamelvonnis, aldus wordt vormgegeven dat:
|
2) |
Is er sprake van schending van de in punt 1 genoemde vereisten wanneer partijen tegen een beslissing in een gerechtelijke procedure zoals beschreven in punt 1 een buitengewoon rechtsmiddel kunnen instellen bij een rechter zoals de Sąd Najwyższy (hoogste rechterlijke instantie in burgerlijke en strafzaken, Polen), waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet kunnen worden aangevochten, wanneer het nationale recht de voorzitter van de organisatorische eenheid van deze rechterlijke instantie (kamer) die bevoegd is om het rechtsmiddel te beoordelen, verplicht om zaken toe te wijzen volgens een alfabetische lijst van de rechters van deze kamer en het uitdrukkelijk verboden is daarbij een rechter over te slaan en wanneer zaken onder meer worden toegewezen door een rechter die benoemd is op verzoek van een collegiaal orgaan, zoals de Krajowa Rada Sądownictwa (nationale raad voor de rechtspraak), dat zodanig is samengesteld dat de leden ervan rechters zijn die:
|
3) |
Wat is – vanuit het oogpunt van het Unierecht, met inbegrip van de in punt 1 bedoelde bepalingen en vereisten – het gevolg van een beslissing in een gerechtelijke procedure die is vormgegeven zoals beschreven in punt 1, en van een beslissing in een procedure voor de Sąd Najwyższy, indien de in punt 2 bedoelde rechter deelneemt aan de vaststelling daarvan? |
4) |
Is het naar Unierecht, met inbegrip van de in punt 1 bedoelde bepalingen, van belang voor de gevolgen van de in punt 3 bedoelde beslissingen of de betrokken rechter zich ten voordele of ten nadele van de verdachte heeft uitgesproken? |
(1) Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB 2016, L 65, blz. 1).