EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013TN0671

Zaak T-671/13: Beroep ingesteld op 17 december 2013 — PAN Europe en Confédération paysanne/Commissie

PB C 52 van 22.2.2014, p. 40–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 52/40


Beroep ingesteld op 17 december 2013 — PAN Europe en Confédération paysanne/Commissie

(Zaak T-671/13)

2014/C 52/77

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Pesticide Action Network Europe (Brussel, België) en Syndicat agricole Confédération paysanne (Bagnolet, Frankrijk) (vertegenwoordiger: B. Kloostra, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het besluit van de Commissie van 9 oktober 2013 waarbij de Commissie niet-ontvankelijk heeft verklaard:

het verzoek om interne herziening van uitvoeringsverordening (EU) nr. 485/2013 van de Commissie van 24 mei 2013 tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, wat de voorwaarden voor goedkeuring van de werkzame stoffen clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid betreft, en houdende een verbod op het gebruik en de verkoop van zaden die zijn behandeld met gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten (PB L 139, blz. 12);

het verzoek om interne herziening van het verzuim van de Commissie om clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid volledig te verbieden,

nietig te verklaren

verwerende partij te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen twee middelen aan.

1)

Eerste middel: door de vaststelling van de bestreden maatregel heeft de Commissie gehandeld in strijd met artikel 9, lid 3, van het Verdrag van de Verenigde Naties van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus). De door de Commissie toegepaste bepalingen, te weten artikel 10 juncto artikel 2, lid 1, sub g en h, van de Aarhus-verordening (1), zijn onverenigbaar met het Verdrag van Aarhus. In het licht van de onwettigheid van deze bepalingen van de Aarhus-verordening had de Commissie de in het bestreden besluit bedoelde criteria niet mogen toepassen en de verzoeken om interne herziening ontvankelijk moeten verklaren.

2)

Tweede middel: door de vaststelling van de bestreden maatregel heeft de Commissie inbreuk gemaakt op haar verplichting om zo veel mogelijk in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus te handelen. De Commissie had artikel 10 van de Aarhus-verordening en in het bijzonder de woorden „administratieve handeling” en „administratieve nalatigheid” in deze bepaling in overeenstemming met artikel 9, lid 3, van het Verdrag van Aarhus moeten uitleggen en de onwettige definities in artikel 2, lid 1, sub g en h, van de Aarhus-verordening buiten toepassing moeten laten. De Commissie heeft dus in gehandeld in strijd met artikel 10 van de Aarhus-verordening en met de verplichting om zo veel mogelijk in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus te handelen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264, blz. 13).


Top