EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CA0159

Zaak C-159/21: Arrest van het Hof (eerste kamer) van 22 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — GM/Országos Idegenrendészeti Főigazgatóság, Alkotmányvédelmi Hivatal, Terrorelhárítási Központ (Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid – Richtlijn 2011/95/EU – Normen voor erkenning als vluchteling of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt – Intrekking van de status – Richtlijn 2013/32/EU – Gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming – Gevaar voor de nationale veiligheid – Stellingname door een gespecialiseerd adviesorgaan – Toegang tot het dossier)

PB C 424 van 7.11.2022, p. 10–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 424/10


Arrest van het Hof (eerste kamer) van 22 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — GM/Országos Idegenrendészeti Főigazgatóság, Alkotmányvédelmi Hivatal, Terrorelhárítási Központ

(Zaak C-159/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid - Richtlijn 2011/95/EU - Normen voor erkenning als vluchteling of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt - Intrekking van de status - Richtlijn 2013/32/EU - Gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming - Gevaar voor de nationale veiligheid - Stellingname door een gespecialiseerd adviesorgaan - Toegang tot het dossier)

(2022/C 424/10)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: GM

Verwerende partijen: Országos Idegenrendészeti Főigazgatóság, Alkotmányvédelmi Hivatal, Terrorelhárítási Központ

Dictum

1)

Artikel 23, lid 1, juncto artikel 45, lid 4, van richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming, gelezen in het licht van het algemene Unierechtelijke beginsel van behoorlijk bestuur en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

moet aldus worden uitgelegd dat:

het zich verzet tegen een nationale regeling die bepaalt dat, wanneer een besluit tot afwijzing van een verzoek om internationale bescherming of een besluit tot intrekking van dergelijke bescherming is gebaseerd op gegevens waarvan openbaarmaking de nationale veiligheid van de betrokken lidstaat in gevaar zou brengen, de betrokkene of zijn raadsman slechts na daartoe toestemming te hebben gekregen toegang tot die gegevens kan verkrijgen, aan hen zelfs niet de kern van de gronden waarop het betrokken besluit is gebaseerd wordt meegedeeld en zij de gegevens waartoe zij eventueel toegang krijgen, hoe dan ook niet mogen gebruiken in het kader van een administratieve of gerechtelijke procedure.

2)

Artikel 4, leden 1 en 2, artikel 10, leden 2 en 3, artikel 11, lid 2, en artikel 45, lid 3, van richtlijn 2013/32 junctis artikel 14, lid 4, onder a), en artikel 17, lid 1, onder d), van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming,

moeten aldus worden uitgelegd dat:

zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan de beslissingsautoriteit systematisch verplicht is om, wanneer met gespecialiseerde taken op het gebied van de nationale veiligheid belaste organen in een niet met redenen omkleed advies hebben vastgesteld dat iemand een bedreiging voor die veiligheid vormt, op basis van dat advies te weigeren diegene subsidiaire bescherming te verlenen of de eerder aan hem verleende internationale bescherming in te trekken.

3)

Artikel 17, lid 1, onder b), van richtlijn 2011/95

moet aldus worden uitgelegd dat:

het zich er niet tegen verzet dat een verzoeker op grond van deze bepaling van subsidiaire bescherming wordt uitgesloten vanwege een strafrechtelijke veroordeling die reeds bekend was bij de bevoegde autoriteiten toen zij deze verzoeker na een eerdere procedure de vluchtelingenstatus toekenden, die vervolgens is ingetrokken.


(1)  PB C 228 van 14.6.2021.


Top