EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019TN0765

Zaak T-765/19: Beroep ingesteld op 8 november 2019 – Genus Investments/Commissie

PB C 45 van 10.2.2020, p. 41–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 45/41


Beroep ingesteld op 8 november 2019 – Genus Investments/Commissie

(Zaak T-765/19)

(2020/C 45/39)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Genus Investments Ltd (Basingstoke, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: M. Whitehouse en P. Halford, Solicitors)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit (EU) 2019/1352 van de Commissie van 2 april 2019 inzake steunmaatregel SA.44896 van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot een CFC-vrijstelling inzake groepsfinanciering (PB 2019, L 216, blz. 1);

subsidiair, nietigverklaring van artikel 2 van het bestreden besluit voor zover het inbreuk maakt op de vrijheid van vestiging van de verzoekende partij overeenkomstig artikel 49 VWEU; en

verwijzing van de Commissie in de kosten van de verzoekende partij.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij elf middelen aan.

1.

Eerste middel: de Commissie heeft het recht onjuist toegepast en/of een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door te oordelen dat de regeling voor vrijstelling inzake groepsfinanciering (hierna: „bestreden maatregel”) een economisch voordeel uitmaakt in de zin en strekking van artikel 107, lid 1, VWEU.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft het recht onjuist toegepast en/of een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door voor de analyse van de „selectiviteit” een onjuist referentiesysteem te hanteren.

3.

Derde middel: de Commissie heeft het recht onjuist toegepast en/of kennelijke beoordelingsfouten gemaakt door de relevante doelstellingen van het gekozen referentiesysteem onjuist of onvolledig vast te stellen en niet juist te begrijpen.

4.

Vierde middel: de Commissie heeft het recht onjuist toegepast en/of kennelijke beoordelingsfouten gemaakt door de bestreden maatregel aan te merken als een afwijking van het gekozen referentiesysteem.

5.

Vijfde middel: de Commissie heeft het recht onjuist toegepast en/of kennelijke beoordelingsfouten gemaakt door de bestreden maatregel aan te merken als prima facie selectief door ten onrechte te oordelen dat deze maatregel ongelijke behandeling van ondernemingen in een juridisch en feitelijk vergelijkbare situatie meebrengt.

6.

Zesde middel: de Commissie heeft het recht onjuist toegepast door bij haar beoordeling van de selectiviteit van de bestreden maatregel rekening te houden met richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad (1), terwijl dit instrument pas in werking is getreden na de afloop van de periode waarin de Commissie heeft geoordeeld dat de bestreden maatregel staatssteun vormt.

7.

Zevende middel: met het bestreden besluit misbruikt de Commissie haar bevoegdheid in strijd met de fiscale soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk.

8.

Achtste middel: de Commissie heeft kennelijke beoordelingsfouten gemaakt door de vermeende afwijking niet gerechtvaardigd te achten met betrekking tot de belasting op passieve financiële winst(en) uit in aanmerking komende leenverhoudingen die prima facie onder artikel 371EB („UK activities”) van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 vallen. Met betrekking tot de vrijstelling inzake „in aanmerking komende middelen” en „overeenkomende rentewinsten” motiveert het besluit van de Commissie de rechtvaardiging hiervoor of het ontbreken ervan niet.

9.

Negende middel: de Commissie heeft gehandeld in strijd met artikel 108, lid 2, VWEU en artikel 6 van verordening (EU) 2015/1589 (2) en in strijd met haar verplichting van behoorlijk bestuur krachtens artikel 41 van het Handvest van de grondrechten. Met name heeft de Commissie in haar inleidende besluit niet aangegeven dat zij twijfels had over de rechtvaardiging van de „75% vrijstelling”, waarin sectie 371ID van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 voorziet, om praktische problemen te voorkomen bij de uitvoering van een essentiële persoons-/functieanalyse betreffende leningen binnen een groep, zoals belanghebbende partijen voldoende gelegenheid bieden om opmerkingen te maken. De Commissie heeft in de loop van haar onderzoek verzuimd om belanghebbenden om opmerkingen te verzoeken en zij heeft in het bestreden besluit de door belanghebbenden wel gemaakte opmerkingen genegeerd. Bijgevolg is het bestreden besluit nietig.

10.

Tiende middel: de Commissie heeft het recht onjuist toegepast door te oordelen dat het belasten van de winst van buitenlandse dochterondernemingen bij een onderneming van het Verenigd Koninkrijk, „voor zover deze toegerekend kan worden aan binnenlandse activa en activiteiten”, geen beperking van de vrijheid van vestiging inhoudt en dat de bestreden maatregel niet nodig is om overeenstemming met de Verdragsvrijheden te waarborgen.

Ter ondersteuning van haar (subsidiaire) vordering strekkende tot nietigverklaring van artikel 2 van het bestreden besluit voert de verzoekende partij volgend middel aan:

11.

Elfde middel: gesteld al dat de bestreden maatregel een steunmaatregel zou zijn, wat de verzoekende partij betwist, dan nog heeft de Commissie het recht onjuist toegepast door te oordelen dat de terugvordering van de steun de grondbeginselen van het Unierecht niet schendt, en door de terugvordering te gelasten ongeacht of de oprichting van de CFC’s en het verstrekken van leningen aan niet-ingezeten groepsmaatschappijen een vorm van uitoefening van de vrijheid van vestiging of van het vrije verkeer van kapitaal is. In de onderhavige zaak zou de terugvordering inbreuk maken op verzoeksters vrijheid van vestiging van artikel 49 VWEU en op het vrij verkeer van kapitaal van artikel 63 VWEU. Voor zover een dergelijke schending bestaat, moet de terugvorderingsopdracht in artikel 2 van het bestreden besluit nietig worden verklaard.


(1)  Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PB 2016, L 193, blz. 1).

(2)  Richtlijn (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).


Top