Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0786

    Zaak T-786/16: Beroep ingesteld op 12 december 2017 — PV/Commissie

    PB C 123 van 9.4.2018, p. 22–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.4.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 123/22


    Beroep ingesteld op 12 december 2017 — PV/Commissie

    (Zaak T-786/16)

    (2018/C 123/30)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: PV (vertegenwoordiger: M. Casado García-Hirschfeld, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    het onderhavige verzoek ontvankelijk en gegrond verklaren;

    bijgevolg het volgende gelasten:

    nietigverklaring van de bestreden besluiten van 31 mei 2016 en 5 juli 2016 inzake de salarisinhoudingen waarvoor verzoeker klachten op grond van artikel 90, lid 2, van het statuut heeft ingediend op respectievelijk 29 juli 2016 (R/492/16) en 30 juli 2016 (R/493/16), die beide op 28 november 2016 zijn afgewezen;

    nietigverklaring van de bestreden besluiten van 15 september 2016 en 11 juli 2016 inzake de salarisinhoudingen en de nulstelling van het salaris vanaf juli 2016, waarvoor verzoeker een klacht op grond van artikel 90, lid 2, van het statuut heeft ingediend op 19 september 2016 (R/496/16), die op 17 januari 2017 is afgewezen;

    nietigverklaring van het bestreden besluit van 21 september 2016 waarbij verzoeker ervan in kennis wordt gesteld dat hij een totale schuld van 42 704,74 EUR jegens de Commissie heeft, waarvoor een klacht op grond van artikel 90, lid 2, van het statuut is ingediend op 8 november 2016 (R/556/16), die op 17 januari 2017 is afgewezen;

    nietigverklaring van de betwiste debetnota nr. 32441709991 van 20 juli 2017 ten belope van 42 704,74 EUR, waarin betaling wordt geëist van de betwiste schuld van 42 704,74 EUR, waarvoor een klacht op grond van artikel 90, lid 2, van het statuut is ingediend op 31 juli 2017 (R/346/17), die op 29 november 2017 is afgewezen;

    nietigverklaring van het besluit tot intrekking van het tripartiete TABG van 26 juli 2016, waartegen verzoeker een klacht op grond van artikel 90, lid 2, van het statuut heeft ingediend op 3 oktober 2016 (R/510/16), die op 2 februari 2017 is afgewezen, en nietigverklaring van tuchtprocedure CMS 13/087 in al haar aspecten;

    vergoeding van de schade die is geleden wegens psychisch geweld bij DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, DG Begroting, DG Tolken, samen met de medische dienst, het Bureau beheer en afwikkeling van de individuele rechten en DG Personele Middelen en Veiligheid, waarvan het eerste geval plaatsvond in 2008;

    nietigverklaring van alle beoordelingsrapporten over de jaren 2014, 2015 en 2016 betreffende verzoeker, wegens psychisch geweld bij DG Tolken;

    en de volgende schadevergoedingen toekennen op grond van artikel 340 VWEU:

    vergoeding van de immateriële schade ten belope van 889 000 EUR en de materiële schade ten belope van 132 828,67 EUR die verzoeker heeft geleden ten gevolge van de bestreden besluiten, onder voorbehoud van herevaluatie geraamd op 1 021 828,67 EUR, vermeerderd met de vertragingsrente tot op de dag van volledige betaling;

    subsidiair, gelet op het ondergane psychische geweld en op het feit dat „intellectuele valsheden” zijn gehanteerd, waardoor dergelijke onregelmatigheden niet aanvaardbaar zijn binnen de rechtsorde van de Unie:

    nietigverklaring van alle andere klachten betreffende salarisinhoudingen voor de periode maart 2015 tot en met juli 2016 — te weten 12 besluiten van 9 februari 2015, 30 maart 2015, 5 mei 2015, 24 juni 2015, 1 oktober 2015, 12 november 2015, 15 januari 2016, 22 april 2016, 31 mei 2016, 5 juli 2016, 15 september 2016 en 11 juli 2016 — alsook van alle afwijzingen van verzoekers verzoeken tot nietigverklaring, te weten de besluiten R/1110/14 van 11 maart 2015, R/225/15 van 3 juli 2015, R/292/15 van 23 juli 2015, R/376/15 van 18 augustus 2015, R/419/15 van 25 september 2015, R/496/15 van 23 oktober 2015, R/787/15, R/788/16 en R/71/16 van 21 maart 2016, en R/282/16 van 12 september 2016;

    nietigverklaring van alle afwijzende besluiten betreffende klachten over de beoordelingsprocedures, te weten de besluiten R/1100/14 van 12 maart 2015, R/313/15 van 11 augustus 2015, R/676/15 van 13 oktober 2015, R/127/16 en R/128/16 van 7 juni 2016 en R/342/16 van 21 september 2016;

    nietigverklaring van alle afwijzingen van verzoeken tot verlening van bijstand (artikel 24 van het statuut), die dateren van respectievelijk 23 oktober 2014, 20 januari 2015, 20 maart 2015, 30 juli 2015 (verzoek D/322/15), 15 maart 2016 (verzoek D/776/15) en 18 mei 2016;

    nietigverklaring van alle door dr. [X] opgestelde „medische adviezen” waarin wordt besloten tot afwezigheden zonder geldige reden, die dateren van 16 en 18 juli 2018, 8 augustus 2014, 4 september 2014, 4 december 2014, 4 februari 2015, 13 april 2015, 4 juni 2015, 11 augustus 2015, 14 oktober 2015, 4 december 2015, 5 februari 2016, 22 maart 2016, 18 april 2016, 3 juni 2016, 30 juni 2016 en 25 juli 2016;

    nietigverklaring van de „medische adviezen” van 27 juni 2014 van dr. [X] en 10 oktober 2014 van dr. [Y], waardoor verzoeker is teruggestuurd naar zijn psychische geweldplegers;

    nietigverklaring van de afwijzing de dato 14 juli 2016 van de op 22 maart 2016 ingediende administratieve klacht R/182/16 betreffende een afwezigheid zonder geldige reden op 16 en 17 maart 2016 te zijner woonplaats;

    nietigverklaring van alle schuldbrieven van respectievelijk 10 maart 2015, 11 mei 2015, 10 juni 2015, 11 augustus 2015, 13 november 2015, 9 december 2015 en 18 juli 2016, alsook van de vooraankondigingsbrieven ter zake van de debetnota, die dateren van 21 juni 2016 en 21 september 2016;

    hoe dan ook:

    verweerster verwijzen in alle kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel: schending van artikel 1, artikel 3, artikel 4 en artikel 31 lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsook van artikel 1 sexies, punt 2, en artikel 12 bis van het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „statuut”), waarin het verbod op psychisch geweld is neergelegd.

    2.

    Tweede middel: schending van de artikelen 21 bis, 22 ter en 23 van het statuut betreffende het verbod om onrechtmatige handelingen te verrichten.

    3.

    Derde middel: schending van het beginsel van zorg en bijstand, in strijd met artikel 24 van het statuut.

    4.

    Vierde middel: schending van artikel 59 en onjuiste uitlegging van artikel 60 van het statuut.

    5.

    Vijfde middel: schending van de artikelen 41 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, die betrekking hebben op de onpartijdige behandeling en het recht te worden gehoord respectievelijk op de rechten van de verdediging, alsook van artikel 3 van bijlage IX van het statuut, dat betrekking heeft op het recht te worden gehoord door het tot aanstelling bevoegde gezag (TABG) vóór de verwijzing naar de tuchtraad en in overeenstemming met de rechtspraak Kerstens/Commissie (arrest van 14 februari 2017, Kerstens/Commissie, T-270/16 P, niet gepubliceerd, EU:T:2017:74).

    Verzoeker vordert tevens overeenkomstig artikel 340 VWEU de toekenning van een vergoeding van 889 000 EUR voor immateriële schade en van 132 828,67 EUR voor materiële schade.


    Top