Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0751

    Zaak T-751/16: Beroep ingesteld op 28 oktober 2016 — Confédération Nationale du Crédit Mutuel/ECB

    PB C 6 van 9.1.2017, p. 42–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.1.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 6/42


    Beroep ingesteld op 28 oktober 2016 — Confédération Nationale du Crédit Mutuel/ECB

    (Zaak T-751/16)

    (2017/C 006/53)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Confédération Nationale du Crédit Mutuel (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: M. Grégoire, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Centrale Bank

    Conclusies

    nietigverklaring, op grond van artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, van besluit nr. ECB/SSM/2016 — 9695000CG7B84NLR5984/92 van 24 augustus 2016 van de Europese Centrale Bank op het verzoek van Crédit Mutuel tot verkrijging van toestemming, voor Crédit Mutuel en alle groepsentiteiten die aan de hefboomratio onderworpen zijn, om overeenkomstig artikel 429, lid 14, van verordening (EU) nr. 573/2013 blootstellingen met betrekking tot een publiekrechtelijk lichaam uit te sluiten van de hefboomratio;

    verwijzing van de Europese Centrale Bank in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

    1.

    Eerste middel: het bestreden besluit leidt tot bevoegdheidsoverschrijding. Volgens verzoekster beschikt de Europese Centrale Bank (ECB) slechts over de bevoegdheid om te controleren of is voldaan aan de voorwaarden opdat een instelling gebruik kan maken van de ontheffing van de berekeningsregels voor de hefboomratio, ter verzekering van de concrete toepassing van deze voorwaarden en zonder deze te versterken of er de relevantie van te beoordelen, welke voorwaarden definitief en juist op basis van een exclusieve bevoegdheid door de Commissie zijn vastgesteld bij een gedelegeerde verordening die is bedoeld om rekening te houden met de bijzonderheden van het financiële en bankenlandschap van de Europese Unie.

    2.

    Tweede, subsidiair aangevoerde middel: de ECB heeft in het bestreden besluit blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Volgens de verzoekende partij moeten de blootstellingen met betrekking tot een publiekrechtelijk lichaam, aangezien zij worden gelijkgesteld met blootstellingen met betrekking tot de centrale overheid, geacht worden een blootstellingswaarde nul te vormen indien zij in dezelfde nationale valuta ervan luiden.

    3.

    Derde, meer subsidiair aangevoerde, middel: kennelijke beoordelingsfout. Volgens de verzoekende partij is het bestreden besluit zowel kennelijk ongeschikt gelet op de doelstellingen van de prudentiële vereisten, en gelet op de kenmerken van de gereglementeerde spaargelden, als kennelijk onevenredig wat de negatieve gevolgen betreft van het bestreden besluit voor de betrokken instelling.

    4.

    Vierde middel: schending van de motiveringsplicht en van het beginsel van behoorlijk bestuur, aangezien de ECB noch alle in de zaak van belang zijnde elementen heeft onderzocht, noch hiermee rekening heeft gehouden.


    Top