Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CA0359

    Zaak C-359/16: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 februari 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie — België) — Strafzaak tegen Ömer Altun, Abubekir Altun, Sedrettin Maksutogullari, Yunus Altun, Absa NV, M. Sedat BVBA, Alnur BVBA [Prejudiciële verwijzing — Migrerende werknemers — Sociale zekerheid — Toepasselijke wetgeving — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikel 14, punt 1, onder a) — Gedetacheerde werknemers — Verordening (EEG) nr. 574/72 — Artikel 11, lid 1, onder a) — E 101-verklaring — Bewijskracht — Verklaring die op frauduleuze wijze werd verkregen of ingeroepen]

    PB C 123 van 9.4.2018, p. 3–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.4.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 123/3


    Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 februari 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie — België) — Strafzaak tegen Ömer Altun, Abubekir Altun, Sedrettin Maksutogullari, Yunus Altun, Absa NV, M. Sedat BVBA, Alnur BVBA

    (Zaak C-359/16) (1)

    ([Prejudiciële verwijzing - Migrerende werknemers - Sociale zekerheid - Toepasselijke wetgeving - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikel 14, punt 1, onder a) - Gedetacheerde werknemers - Verordening (EEG) nr. 574/72 - Artikel 11, lid 1, onder a) - E 101-verklaring - Bewijskracht - Verklaring die op frauduleuze wijze werd verkregen of ingeroepen])

    (2018/C 123/03)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Hof van Cassatie

    Partijen in de strafzaak

    Ömer Altun, Abubekir Altun, Sedrettin Maksutogullari, Yunus Altun, Absa NV, M. Sedat BVBA, Alnur BVBA

    in tegenwoordigheid van: Openbaar Ministerie

    Dictum

    Artikel 14, punt 1, onder a), van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de versie zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 631/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004, en artikel 11, lid 1, onder a), van verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening nr. 1408/71, in de versie zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 118/97, moeten aldus worden uitgelegd dat, wanneer het orgaan van de lidstaat waar de werknemers gedetacheerd zijn aan het orgaan dat E 101-verklaringen heeft afgegeven een verzoek heeft gericht om deze verklaringen te heroverwegen en in te trekken, gelet op in het kader van een gerechtelijk onderzoek verkregen gegevens waaruit kon worden afgeleid dat deze verklaringen frauduleus waren verkregen of ingeroepen, en dit orgaan van afgifte heeft nagelaten om deze gegevens met het oog op de heroverweging van de gegrondheid van de afgifte van die verklaringen in aanmerking te nemen, de nationale rechter in het kader van een procedure tegen personen die ervan worden verdacht onder de dekmantel van dergelijke verklaringen een beroep te hebben gedaan op gedetacheerde werknemers, deze verklaringen buiten beschouwing kan laten indien hij op basis van de voornoemde gegevens en onder eerbiediging van de aan deze personen toekomende waarborgen die eigen zijn aan het recht op een eerlijk proces, oordeelt dat er een dergelijke fraude heeft plaatsgevonden.


    (1)  PB C 335 van 12.9.2016.


    Top