Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020HB0035

    Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 27 juli 2020 betreffende dividenduitkeringen tijdens de COVID‐19-pandemie en tot intrekking van Aanbeveling ECB/2020/19 (ECB/2020/35) 2020/C 251/01

    PB C 251 van 31.7.2020, p. 1–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    31.7.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 251/1


    AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

    van 27 juli 2020

    betreffende dividenduitkeringen tijdens de COVID‐19-pandemie en tot intrekking van Aanbeveling ECB/2020/19

    (ECB/2020/35)

    (2020/C 251/01)

    DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 4, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 27 maart 2020 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) Aanbeveling ECB/2020/19 van de Europese Centrale Bank (2) aangenomen, waarin werd aanbevolen dat ten minste tot 1 oktober 2020 geen dividenden worden uitgekeerd en dat er door kredietinstellingen voor de boekjaren 2019 en 2020 geen onherroepelijke verplichtingen tot het uitkeren van dividenden worden aangegaan en dat kredietinstellingen zich onthouden van de terugkoop van aandelen om de aandeelhouders te belonen. Deze aanbeveling is gebaseerd op de overweging dat het van cruciaal belang is dat kredietinstellingen hun rol als financier van huishoudens, kleine en middelgrote ondernemingen en vennootschappen blijven vervullen in de context van de aan COVID‐19 gerelateerde economische schok. Daarom werd het van essentieel belang geacht dat kredietinstellingen hun kapitaal in stand houden om hun vermogen te behouden om de economie te ondersteunen in een context van verhoogde onzekerheid als gevolg van de COVID‐19-pandemie. Daartoe werd geoordeeld dat de instandhouding van de kapitaalmiddelen ter ondersteuning van de reële economie en ter absorptie van de verliezen voorrang moeten krijgen op discretionaire dividenduitkeringen en het terugkopen van aandelen.

    (2)

    In samenhang met Aanbeveling ECB/2020/19 heeft de ECB de economische situatie verder beoordeeld en is nagegaan of verdere opschorting van de dividenden na 1 oktober 2020 wenselijk is. In dit verband is de ECB van mening dat de mate van economische onzekerheid als gevolg van de COVID‐19-pandemie nog steeds hoog is, en dat kredietinstellingen bijgevolg moeilijkheden ondervinden om hun kapitaalbehoeften op middellange termijn nauwkeurig te voorspellen. De ECB is ook van mening dat er in deze context van uitzonderlijke systemische onzekerheid en gespannen economische omstandigheden sprake is van een aanhoudende behoefte is aan prudente kapitaalplanning, welke planning onder meer inhoudt dat de kapitaalpositie van kredietinstellingen wordt behouden door uitkeringen uit te stellen of te annuleren. De ECB acht het daarom noodzakelijk de aanbeveling betreffende dividenden tot 1 januari 2021 te verlengen en Aanbeveling ECB/2020/19 in te trekken. Deze aanpak is ook in overeenstemming met Aanbeveling ESRB/2020/7 van het Europees Comité voor systeemrisico’s (3).

    (3)

    Ten volle rekening houdend met de eenheid en de integriteit van de interne markt, ziet de ECB de noodzaak om met de relevante autoriteiten van de betrokken lidstaten besprekingen te voeren om te bepalen of het passend is dat dividenden worden uitbetaald aan de moederinstelling, financiële moederholding of gemengde financiële moederholding die gevestigd zijn in een lidstaat die geen deelnemende lidstaat is. Bij deze besprekingen moeten onder andere de beginselen van gelijkwaardigheid en wederkerigheid in acht worden genomen om de soepele werking van de interne markt van de Unie in haar geheel te ondersteunen, om vanuit prudentieel oogpunt een gezonde kapitaalpositie van een kredietinstelling te behouden en om bij te dragen aan de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie en in elke lidstaat.

    (4)

    Teneinde de reële economie ten volle te ondersteunen, is het tevens passend dat discretionaire dividenduitkeringen ook niet door minder belangrijke kredietinstellingen worden verricht.

    (5)

    Hoewel deze maatregel van tijdelijke aard is en enkel door deze uitzonderlijke omstandigheden wordt gerechtvaardigd, is de ECB voornemens in het vierde kwartaal van 2020 een besluit te nemen over de na 1 januari 2021 te volgen aanpak, rekening houdend met de economische omstandigheden en de mate van zekerheid rond de kapitaalplanning,

    HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

    I.

    1.

    De ECB beveelt aan dat tot 1 januari 2021 geen dividenden (4) worden uitgekeerd en door kredietinstellingen geen onherroepelijke verplichtingen worden aangegaan tot het uitkeren van dividenden voor de boekjaren 2019 en 2020, en dat kredietinstellingen zich onthouden van het terugkopen van aandelen om de aandeelhouders te belonen (5)

    2.

    Kredietinstellingen die niet aan deze aanbeveling kunnen voldoen omdat zij zich wettelijk verplicht achten dividenden uit te keren, moeten onverwijld de onderliggende redenen aan hun gezamenlijk toezichthoudend team uitleggen.

    3.

    Deze aanbeveling is van toepassing op geconsolideerd niveau van een belangrijke onder toezicht staande groep als gedefinieerd in artikel 2, punt 22, van Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (6) en op individueel niveau van een belangrijke onder toezicht staande entiteit als gedefinieerd in artikel 2, punt 16, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), indien een dergelijke belangrijke onder toezicht staande entiteit geen deel uitmaakt van een belangrijke onder toezicht staande groep.

    4.

    Kredietinstellingen die voornemens zijn dividenden uit te keren, of een onherroepelijke verplichting aan te gaan tot het uitkeren van dividenden aan de moederinstelling, financiële moederholding, of gemengde financiële moederholding die in een lidstaat is gevestigd die geen deelnemende lidstaat is, moeten contact opnemen met het gezamenlijk toezichthoudend team om te bepalen of dergelijke dividenduitkeringen of onherroepelijke verplichtingen tot het uitkeren van dividenden passend zijn.

    II.

    Deze aanbeveling is gericht tot belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen zoals gedefinieerd in artikel 2, punten 16 en 22, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).

    III.

    Deze aanbeveling is tevens gericht tot nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen zoals gedefinieerd in artikel 2, punten 7 en 23, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17). De nationale bevoegde autoriteiten worden geacht deze aanbeveling toe te passen op die entiteiten en groepen indien zulks nodig geacht wordt.

    IV.

    Gelet op de tijdelijke aard van de maatregel zal de ECB de economische situatie verder beoordelen en overwegen of verdere opschorting van de dividenden na 1 januari 2021 wenselijk is.

    V.

    Besluit ECB/2020/19 wordt hierbij ingetrokken.

    Gedaan te Frankfurt am Main, 27 juli 2020.

    De president van de ECB

    Christine LAGARDE


    (1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

    (2)  Aanbeveling ECB/2020/19 van de Europese Centrale Bank van 27 maart 2020 betreffende de uitkering van dividenden tijdens de COVID‐19-pandemie en tot intrekking van aanbeveling ECB/2020/1 (PB C 102 Ivan 30.3.2020, blz. 1).

    (3)  Aanbeveling ESRB/2020/7 van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 27 mei 2020 betreffende de beperking van uitkeringen tijdens de COVID‐19 pandemie (beschikbaar op de website van het Europees Comité voor systeemrisico’s op www.esrb.europa.eu).PB C 212 Ivan 26.6.2020, blz. 1

    (4)  Kredietinstellingen kunnen verschillende juridische vormen hebben, bijv. beursgenoteerde bedrijven en vennootschappen zonder aandelen, zoals mutuals, coöperaties of spaarinstellingen. Het in deze aanbeveling gebruikte begrip “dividend” verwijst naar elk type contante uitbetaling in verband met uit gewone aandelen bestaand tier 1-kapitaal dat tot gevolg heeft dat de hoeveelheid of de kwaliteit van het eigen vermogen afneemt.

    (5)  Indien een financiële instelling gewone aandelen wil vervangen, zou dit in overeenstemming zijn met deze aanbeveling.

    (6)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).


    Top