Escolha as funcionalidades experimentais que pretende experimentar

Este documento é um excerto do sítio EUR-Lex

Documento 62019CN0948

Zaak C-948/19: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (Litouwen) op 31 december 2019 – UAB „Manpower Lit”/E.S., M.L., M.P., V.V. en R.V.

PB C 77 van 9.3.2020, p. 32—32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 77/32


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (Litouwen) op 31 december 2019 – UAB „Manpower Lit”/E.S., M.L., M.P., V.V. en R.V.

(Zaak C-948/19)

(2020/C 77/43)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos Aukščiausiasis Teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: UAB „Manpower Lit”

Verwerende partijen: E.S., M.L., M.P., V.V. en R.V.

Prejudiciële vragen

1)

Hoe moet het begrip „openbare onderneming” in artikel 1, lid 2, van richtlijn 2008/104 (1) worden opgevat? Moeten agentschappen van de Europese Unie zoals [het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE)] worden beschouwd als „openbare ondernemingen” in de zin van richtlijn 2008/104?

2)

Voor welke entiteiten (uitzendbureau, inlenende onderneming, minstens één van beide of wellicht beide) geldt volgens artikel 1, lid 2, van richtlijn 2008/104 het criterium van het uitoefenen van een economische activiteit? Moeten de in de artikelen 3 en 4 van verordening (EG) nr. 1922/2006 (2) van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 omschreven werkterreinen en taken worden beschouwd als „een economische activiteit” zoals gedefinieerd (begrepen) in artikel 1, lid 2, van richtlijn 2008/104?

3)

Kan artikel 1, leden 2 en 3, van richtlijn 2008/104 aldus worden uitgelegd dat volgens deze bepaling openbare en particuliere uitzendbureaus of inlenende ondernemingen die niet betrokken zijn bij de in artikel 1, lid 3, van deze richtlijn genoemde betrekkingen en die geen economische activiteit als bedoeld in artikel 1, lid 2, van die richtlijn uitoefenen, kunnen worden uitgesloten van de toepassing van richtlijn 2008/104?

4)

Moeten de bepalingen van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2008/104 inzake de rechten van uitzendkrachten op hun essentiële arbeidsvoorwaarden, met name ten aanzien van de bezoldiging, volledig worden toegepast op agentschappen van de Europese Unie die onder bijzondere regels van de arbeidswetgeving van de Unie en de artikelen 335 en 336 VWEU vallen?

5)

Is de wettelijke regeling van een lidstaat (artikel 75 van het Litouwse arbeidswetboek) houdende omzetting van de bepalingen van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2008/104 voor alle inlenende ondernemingen (met inbegrip van instellingen van de Unie) in strijd met het in de artikelen 335 en 336 VWEU neergelegde beginsel van de administratieve autonomie van een instelling van de Unie en met de regels van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie betreffende de berekening en betaling van het loon?

6)

Gelet op het feit dat alle posten (functies) waarvoor werknemers door het EIGE rechtstreeks in dienst worden genomen, taken omvatten die uitsluitend kunnen worden uitgevoerd door werknemers die onder het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie vallen, kan de desbetreffende post (functie) van uitzendkrachten dan worden beschouwd als „dezelfde functie” in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2008/104?


(1)  Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid (PB 2008, L 327, blz. 9).

(2)  PB 2006, L 403, blz. 9.


Início