Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0269

    Zaak C-269/15: Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 26 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie — België) — Rijksdienst voor Pensioenen/Willem Hoogstad [Prejudiciële verwijzing — Sociale zekerheid — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikel 4 — Materiële werkingssfeer — Inhoudingen op de wettelijke ouderdomspensioenen en op ieder ander aanvullend voordeel — Artikel 13 — Vaststelling van de toepasselijke wetgeving — Woonplaats in andere lidstaat]

    PB C 6 van 9.1.2017, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.1.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 6/17


    Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 26 oktober 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie — België) — Rijksdienst voor Pensioenen/Willem Hoogstad

    (Zaak C-269/15) (1)

    ([Prejudiciële verwijzing - Sociale zekerheid - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikel 4 - Materiële werkingssfeer - Inhoudingen op de wettelijke ouderdomspensioenen en op ieder ander aanvullend voordeel - Artikel 13 - Vaststelling van de toepasselijke wetgeving - Woonplaats in andere lidstaat])

    (2017/C 006/21)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Hof van Cassatie

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Rijksdienst voor Pensioenen

    Verwerende partij: Willem Hoogstad

    in tegenwoordigheid van: Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering

    Dictum

    Artikel 13, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de versie zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1606/98 van de Raad van 29 juni 1998, verzet zich tegen een nationale regeling als die welke aan de orde is in het hoofdgeding, volgens welke bijdragen die rechtstreeks en in voldoende relevante mate samenhangen met de wetten die de in artikel 4 van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd, genoemde takken van sociale zekerheid regelen, worden ingehouden op prestaties van aanvullende pensioenstelsels, zelfs wanneer de begunstigde van deze aanvullende pensioenen niet in de betrokken lidstaat woont en hij krachtens artikel 13, lid 2, onder f), van diezelfde verordening, zoals gewijzigd, onderworpen is aan de sociale wetgeving van de lidstaat waar hij woont.


    (1)  PB C 311 van 21.9.2015.


    Top