Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0212

    Zaak C-212/15: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 9 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunalul Mureș — Roemenië) — ENEFI Energiahatékonysági Nyrt/Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice Brașov (DGRFP) [Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Insolventieprocedures — Verordening (EG) nr. 1346/2000 — Artikel 4 — Door de regeling van een lidstaat beheerste gevolgen voor vorderingen die niet het voorwerp waren van de insolventieprocedure — Verval van recht — Fiscale aard van de vordering — Geen invloed — Artikel 15 — Begrip „lopende rechtsvorderingen” — Tenuitvoerleggingsprocedures — Daarvan uitgesloten]

    PB C 6 van 9.1.2017, p. 15–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.1.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 6/15


    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 9 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunalul Mureș — Roemenië) — ENEFI Energiahatékonysági Nyrt/Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice Brașov (DGRFP)

    (Zaak C-212/15) (1)

    ([Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Insolventieprocedures - Verordening (EG) nr. 1346/2000 - Artikel 4 - Door de regeling van een lidstaat beheerste gevolgen voor vorderingen die niet het voorwerp waren van de insolventieprocedure - Verval van recht - Fiscale aard van de vordering - Geen invloed - Artikel 15 - Begrip „lopende rechtsvorderingen” - Tenuitvoerleggingsprocedures - Daarvan uitgesloten])

    (2017/C 006/18)

    Procestaal: Roemeens

    Verwijzende rechter

    Tribunalul Mureș

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: ENEFI Energiahatékonysági Nyrt

    Verwerende partij: Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice Brașov (DGRFP)

    Dictum

    1)

    Artikel 4 van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op de bepalingen van het nationale recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan een insolventieprocedure is geopend, op grond waarvan het vorderingsrecht van een schuldeiser die niet heeft deelgenomen aan die procedure vervalt of de tenuitvoerlegging van die vordering in een andere lidstaat wordt geschorst.

    2)

    De fiscale aard van de vordering die ten uitvoer wordt gelegd in een andere lidstaat dan de lidstaat op het grondgebied waarvan de insolventieprocedure is geopend, heeft in een situatie als in het hoofdgeding geen invloed op het antwoord op de eerste prejudiciële vraag.


    (1)  PB C 262 van 10.8.2015.


    Top