Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022TN0634

    Zaak T-634/22: Beroep ingesteld op 10 oktober 2022 — ZR / EUIPO

    PB C 24 van 23.1.2023, p. 46–47 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.1.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 24/46


    Beroep ingesteld op 10 oktober 2022 — ZR / EUIPO

    (Zaak T-634/22)

    (2023/C 24/61)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: ZR (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en A. Champetier, advocaten)

    Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

    Conclusies

    de beslissing van het tot aanstelling bevoegd gezag van het EUIPO van 14 december 2021, die op dezelfde dag ter kennis is gebracht enwaarbij de verzoekende partij werd ingelicht over de betaling aan haar van een bedrag van 5 000 EUR met oog op de tenuitvoerlegging van het arrest van het Gerecht van 13 januari 2021, T-610/18, ZR/EUIPO, nietig verklaren;

    de beslissing van de voorzitter van de raad van bestuur van het EUIPO van 28 juni 2022, die op dezelfde dag ter kennis is gebracht en waarbij de klacht die door de verzoekende partij op grond van artikel 90, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie was ingediend tegen de beslissing van 14 december 2021 werd verworpen — voor zover noodzakelijk — nietig verklaren;

    vergoeding voor de door haar geleden materiële en immateriële schade toekennen;

    terugbetaling van alle in het kader van het onderhavige beroep gemaakte kosten bevelen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij de volgende middelen aan:

    1.

    Eerste middel: schending van artikel 266 VWEU en van het in artikel 20 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie verankerde beginsel van gelijke behandeling jegens de verzoekende partij ten opzichte van andere kandidaten die aan de selectieprocedure hebben deelgenomen;

    Het bedrag van 5 000 EUR kan niet worden geacht de verzoekende partij in dezelfde situatie te plaatsen als andere kandidaten die, ten gevolge van de schending van dit beginsel, zijn opgenomen in de reservelijst of een gunstigere vergoeding hebben ontvangen.

    2.

    Tweede middel: schending van het in artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie verankerde recht van verdediging/toegang tot de rechter en van het in artikel 41 van het Handvest verankerde beginsel van behoorlijk bestuur en van de zorgvuldigheids- en motiveringsplicht.

    Wat de schending van het recht van verdediging/toegang tot de rechter betreft, weigert de verwerende partij de mogelijkheid een overplaatsing te overwegen louter omdat de verzoekende partij haar recht om beroep in te stellen heeft uitgeoefend. Het enkele feit dat de verzoekende partij beroep heeft ingesteld kan door de administratie niet als een geldige rechtvaardigingsgrond worden aangewend om niet naar behoren uitvoering te geven aan arrest T-610/18, ZR/EUIPO.

    Wat de schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en van de zorgvuldigheids- en motiveringsplicht betreft

    heeft de verwerende partij geen rekening gehouden met alle factoren die haar beslissing konden beïnvloeden, aangezien juridisch verdedigbare mogelijkheden werden afgewezen en de alternatieve mogelijkheid buiten beschouwing werd gelaten;

    kan de discussie met de verwerende partij op basis van slechts één door de administratie overwogen mogelijkheid bezwaarlijk worden aangemerkt als een omvattende dialoog waarmee wordt beoogd een billijke oplossing te vinden.


    Top