Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CN0654

    Zaak C-654/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie (Polen) op 28 oktober 2021 — LM / KP

    PB C 64 van 7.2.2022, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.2.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 64/14


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie (Polen) op 28 oktober 2021 — LM / KP

    (Zaak C-654/21)

    (2022/C 64/22)

    Procestaal: Pools

    Verwijzende rechter

    Sąd Okręgowy w Warszawie

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: LM

    Verwerende partij: KP

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet artikel 124, onder d), gelezen in samenhang met artikel 128, lid 1, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (1) aldus worden uitgelegd dat het daarin opgenomen begrip “reconventionele vordering tot nietigverklaring” slechts betrekking kan hebben op een vordering tot nietigverklaring die verband houdt met de door de verzoeker ingestelde vordering wegens inbreuk op het Uniemerk, zodat aan de nationale rechter de mogelijkheid wordt geboden om een reconventionele vordering tot nietigverklaring slechts te behandelen voor zover deze verband houdt met de door de verzoeker ingestelde vordering wegens inbreuk?

    2)

    Moet artikel 129, lid 3, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk aldus worden uitgelegd dat deze bepaling, waarin wordt verwezen naar “het procesrecht dat geldt voor soortgelijke rechtsvorderingen betreffende een nationaal merk”, betrekking heeft op de nationale procedureregels die van toepassing zouden zijn op een specifieke procedure wegens inbreuk op een Uniemerk (en op de procedure inzake de reconventionele vordering tot nietigverklaring), of heeft deze bepaling in het algemeen betrekking op de nationale procedureregels die gelden in de rechtsorde van de betrokken lidstaat, hetgeen van belang is wanneer, gelet op de datum waarop de specifieke procedure wegens inbreuk op het Uniemerk is ingeleid, in de rechtsorde van deze lidstaat geen procedureregels inzake reconventionele vorderingen tot nietigverklaring van nationale merken bestonden?


    (1)  PB 2017, L 154, blz. 1.


    Top