Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CN0387

    Zaak C-387/19: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (België) op 17 mei 2019 — RTS infra BVBA, Aannemingsbedrijf Norré-Behaegel tegen Vlaams Gewest

    PB C 270 van 12.8.2019, p. 19–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.8.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 270/19


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (België) op 17 mei 2019 — RTS infra BVBA, Aannemingsbedrijf Norré-Behaegel tegen Vlaams Gewest

    (Zaak C-387/19)

    (2019/C 270/21)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Raad van State

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekers: RTS infra BVBA, Aannemingsbedrijf Norré-Behaegel

    Verweerder: Vlaams Gewest

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet het bepaalde in artikel 57, lid 4 c) en g) juncto lid 6 en 7 van de richtlijn 2014/24/EU (1) van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de toepassing waarbij de ondernemer verplicht wordt om op eigen initiatief het bewijs te leveren van de maatregelen die de ondernemer heeft genomen om zijn betrouwbaarheid aan te tonen?

    2)

    Zo ja, hebben de bepalingen van 57, lid 4 c) en g) juncto lid 6 en 7 van de richtlijn 2014/24/EU aldus uitgelegd directe werking?


    (1)  PB 2014, L 94, blz. 65.


    Top