Escolha as funcionalidades experimentais que pretende experimentar

Este documento é um excerto do sítio EUR-Lex

Documento 62018TN0216

    Zaak T-216/18: Beroep ingesteld op 28 maart 2018 — Pozza/Parlement

    PB C 211 van 18.6.2018, p. 26—27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    201806010051915552018/C 211/332162018TC21120180618NL01NLINFO_JUDICIAL20180328262721

    Zaak T-216/18: Beroep ingesteld op 28 maart 2018 — Pozza/Parlement

    Início

    C2112018NL2610120180328NL0033261272

    Beroep ingesteld op 28 maart 2018 — Pozza/Parlement

    (Zaak T-216/18)

    2018/C 211/33Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Geoffray Pozza (Waldbillig, Luxemburg) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

    Verwerende partij: Europees Parlement

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    te verklaren en vast te stellen,

    het besluit om haar met ingang van 1 mei 2017 geen ontheemdingstoelage meer te betalen wordt nietig verklaard;

    het Parlement wordt verwezen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 4, lid 1, onder a), van bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, aangezien het Parlement deze bepaling onjuist heeft uitgelegd door het besluit te nemen om haar geen ontheemdingstoelage meer te betalen.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan de onbevoegdheid van het Parlement om het bestreden besluit te nemen, aangezien de overplaatsing van een ambtenaar naar een andere instelling geen nieuwe aanwerving vormt, zodat het Parlement haar overplaatsing niet als een voorwendsel kon gebruiken om haar recht op de ontheemdingstoelage voor een tweede keer vast te stellen.

    3.

    Derde middel, ontleend aan schending van het beginsel van het gewettigd vertrouwen en van het eerdere besluit van de Rekenkamer tot vaststelling van haar rechten, aangezien elke administratieve handeling van een instelling het vermoeden van wettigheid geniet en het eerdere besluit van de Rekenkamer in casu bij haar een gewettigd vertrouwen had gewekt in het behoud van de ontheemdingstoelage zolang zij in Luxemburg bleef tewerkgesteld.

    Início