Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0751

Zaak T-751/15: Beroep ingesteld op 21 december 2015 — Contact Software/Commissie

PB C 68 van 22.2.2016, p. 39–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/39


Beroep ingesteld op 21 december 2015 — Contact Software/Commissie

(Zaak T-751/15)

(2016/C 068/50)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Contact Software GmbH (Bremen, Duitsland) (vertegenwoordigers: J.-M. Schultze, S. Pautke en C. Ehlenz, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het besluit C(2015) 7006 final in de zaak AT.39846 — CONTACT/Dassault & PTC van 9 oktober 2015 nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep vordert verzoekende partij de nietigverklaring van besluit C(2015) 7006 final in de zaak AT.39846 — CONTACT/Dassault & PTC van 9 oktober 2015, waarbij de klacht van verzoekende partij van 18 november 2010 op basis van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 773/2004 (1) werd afgewezen.

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel: onjuiste definitie van de relevante markten

Verzoekende partij betoogt dat de verwerende partij blijk geeft van onjuiste rechtsopvattingen en kennelijke beoordelingsfouten bij de uitlegging en toepassing van artikel 102 VWEU door voorbij te gaan aan de aanwijzingen en argumenten van verzoekende partij betreffende een striktere afbakening van de relevante markten, die enerzijds een eigen markt voor bepaalde aanbieders van „Computer Aided Design” (hierna: „CAD”)-software of tenminste van High-End-CAD-software voor autoproducenten en -toeleveranciers behelzen en anderzijds een markt van interface-informatie voor CAD-software voor iedere aanbieder.

2.

Tweede middel: schending van artikel 102 VWEU

Verwerende partij heeft de machtspositie van de betrokken ondernemingen op de markt kennelijk onjuist beoordeeld, wat voornamelijk is te wijten aan de reeds geldend gemaakte onjuiste marktomschrijving.

3.

Derde middel: schending van de motiveringsplicht

In het kader van het derde middel maakt verzoekende partij geldend dat de afwijzing van haar klacht onvoldoende werd gemotiveerd.

4.

Vierde middel: onjuiste toepassing van de beoordelingsvrijheid

Met het vierde middel stelt verzoekende partij dat er sprake is van een kennelijke dwaling bij de conclusie van verwerende partij dat vanuit het oogpunt van het belang van de Gemeenschap onvoldoende redenen voorhanden zijn om een mogelijke schending van artikel 102 VWEU verder te onderzoeken.


(1)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123, blz. 18).


Top