EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0506

Zaak C-506/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 8 november 2012 — Gerd Schini/Land Berlin

PB C 26 van 26.1.2013, p. 31–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.1.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 26/31


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 8 november 2012 — Gerd Schini/Land Berlin

(Zaak C-506/12)

2013/C 26/58

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Berlin

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Gerd Schini

Verwerende partij: Land Berlin

Prejudiciële vragen

1)

Dient het primaire en/of het afgeleide Europese recht, in het bijzonder richtlijn 2000/78/EG (1), aldus te worden uitgelegd dat het daarin vervatte algemene verbod van ongerechtvaardigde discriminatie op grond van leeftijd ook van toepassing is op nationale bepalingen betreffende de bezoldiging van deelstaatambtenaren?

2)

Ingeval vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: Volgt uit de uitlegging van dit primaire en/of afgeleide Europese recht dat een nationale bepaling volgens welke de hoogte van het basissalaris van een ambtenaar bij het ontstaan van de ambtenarenbetrekking in grote mate afhankelijk is van diens leeftijd en daarna vooral stijgt naarmate van de duur van de ambtenarenbetrekking, een rechtstreekse of indirecte discriminatie op grond van leeftijd oplevert?

3)

Ingeval ook vraag 2 bevestigend wordt beantwoord: Staat de uitlegging van dit primaire en/of afgeleide Europese recht eraan in de weg dat een dergelijke nationale bepaling volgens de wetgever wordt gerechtvaardigd door het doel, beroepservaring te belonen?

4)

Ingeval ook vraag 3 bevestigend wordt beantwoord: Staat de uitlegging van het primaire en/of het afgeleide Europese recht, zolang geen niet-discriminerende bezoldigingsregeling is ingevoerd, een ander rechtsgevolg toe dan de gediscrimineerden met terugwerkende kracht te bezoldigen volgens de hoogste salaristrap van hun salarisgroep?

Vloeit het rechtsgevolg van de inbreuk op het discriminatieverbod dan voort uit het primaire en/of het afgeleide Europese recht, in het bijzonder richtlijn 2000/78/EG, zelf of vloeit de vordering slechts voort uit de in het recht van de Unie geldende aansprakelijkheid van de overheid voor onjuiste omzetting van Europese voorschriften in het nationale recht?

5)

Staat de uitlegging van het primaire en/of het afgeleide Europese recht in de weg aan een nationale maatregel die het recht op (na)betaling of schadevergoeding afhankelijk stelt van de omstandigheid dat de ambtenaar dit recht onverwijld geldend heeft gemaakt?


(1)  Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16).


Top