Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0484

    Zaak C-484/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank ’s-Gravenhage (Nederland) op 31 oktober 2012 — Georgetown University tegen Octrooicentrum Nederland, handelend onder de naam NL Octrooicentrum

    PB C 26 van 26.1.2013, p. 23–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.1.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 26/23


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank ’s-Gravenhage (Nederland) op 31 oktober 2012 — Georgetown University tegen Octrooicentrum Nederland, handelend onder de naam NL Octrooicentrum

    (Zaak C-484/12)

    2013/C 26/43

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Rechtbank ’s-Gravenhage

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekster: Georgetown University

    Verweerder: Octrooicentrum Nederland, handelend onder de naam NL Octrooicentrum

    Prejudiciële vragen

    1)

    Verzet verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (1), meer in het bijzonder artikel 3, aanhef en onder c daarvan, zich ertegen dat, in de situatie dat een van kracht zijnd basisoctrooi meerdere producten beschermt, aan de houder van het basisoctrooi een certificaat wordt afgegeven voor ieder van de beschermde producten?

    2)

    Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord, hoe dient artikel 3, aanhef en onder c, van de verordening te worden uitgelegd in de situatie dat een van kracht zijnd basisoctrooi meerdere producten beschermt en op de aanvraagdatum van een certificaat voor één van de door het basisoctrooi beschermde producten (A), weliswaar nog geen certificaten waren verkregen voor andere producten (B, C) beschermd door hetzelfde basisoctrooi, doch op die aanvragen voor de producten (B, C) certificaten zijn afgegeven voordat op de aanvrage voor een certificaat voor het eerstgenoemde product (A) is beslist?

    3)

    Is het voor de beantwoording van de vorige vraag van belang of de aanvrage voor één van de door het basisoctrooi beschermde producten (A) op dezelfde datum is ingediend als de aanvragen voor andere producten (B, C) beschermd door hetzelfde basisoctrooi?

    4)

    Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord, kan een certificaat worden afgegeven voor een door een van kracht zijnd basisoctrooi beschermd product, indien reeds eerder voor een ander door hetzelfde basisoctrooi beschermd product een certificaat is afgegeven, maar van dit laatste certificaat door de aanvrager afstand wordt gedaan met het oogmerk een nieuw certificaat te kunnen verkrijgen op basis van hetzelfde basisoctrooi?

    5)

    Indien het voor beantwoording van de vorige vraag relevant is of de afstand terugwerkende kracht heeft, wordt de vraag of afstand terugwerkende kracht heeft beheerst door artikel 14, aanhef en onder b, van de verordening of door het nationale recht? Indien de vraag of afstand terugwerkende kracht heeft wordt beheerst door artikel 14, aanhef en onder b, van de verordening, dient die bepaling zo te worden uitgelegd dat afstand terugwerkende kracht heeft?


    (1)  PB L 152, blz. 1.


    Top