Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CA0285

    Zaak C-285/11: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad — Varna — Bulgarije) — BONIK (EOOD)/Direktor na Direktsia „Obzhalvane I upravlenie na izpalnenieto” — Varna pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite (Btw — Richtlijn 2006/112/EG — Recht op aftrek — Weigering)

    PB C 26 van 26.1.2013, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.1.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 26/10


    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad — Varna — Bulgarije) — BONIK (EOOD)/Direktor na Direktsia „Obzhalvane I upravlenie na izpalnenieto” — Varna pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite

    (Zaak C-285/11) (1)

    (Btw - Richtlijn 2006/112/EG - Recht op aftrek - Weigering)

    2013/C 26/17

    Procestaal: Bulgaars

    Verwijzende rechter

    Administrativen sad — Varna

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: BONIK (EOOD)

    Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane I upravlenie na izpalnenieto” — Varna pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Administrativen sad — Varna — Uitlegging van de artikelen 14, 62, 63, 167, 168 en 178, sub a en b, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Formaliteiten van lidstaten inzake recht op btw-aftrek — Tot voorkoming van bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking genomen maatregelen — Weigering van recht op btw-aftrek voor een belastingplichtige die intracommunautaire leveringen ontvangt, op grond dat niet is aangetoond dat de leveringen tussen de vorige leveranciers werkelijk plaatsvonden ondanks het bestaan van bewijzen dat de directe leverancier van de belastingplichtige hem heeft geleverd

    Dictum

    De artikelen 2, 9, 14, 62, 63, 167, 168 en 178 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde dienen aldus te worden uitgelegd dat zij zich in omstandigheden als die in het hoofdgeding ertegen verzetten dat een belastingplichtige het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde over een goederenlevering wordt geweigerd op grond dat, gelet op fraude of onregelmatigheden in een eerder of een later stadium van deze levering, deze levering wordt geacht niet daadwerkelijk te zijn verricht, zonder dat aan de hand van objectieve gegevens is aangetoond dat deze belastingplichtige wist of had moeten weten dat de handeling waarvoor aanspraak op het recht van aftrek wordt gemaakt, deel uitmaakte van fraude ter zake van de belasting over de toegevoegde waarde die is gepleegd in een eerder of later stadium in de toeleveringsketen, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.


    (1)  PB C 238 van 13.8.2011.


    Top