EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R2181

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2181 van de Commissie van 16 december 2019 tot vaststelling van technische kenmerken inzake gemeenschappelijke aspecten van meerdere gegevensreeksen als gespecificeerd in Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)

C/2019/8842

PB L 330 van 20.12.2019, p. 16–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2019/2181/oj

20.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2181 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2019

tot vaststelling van technische kenmerken inzake gemeenschappelijke aspecten van meerdere gegevensreeksen als gespecificeerd in Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2019 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 808/2004, (EG) nr. 452/2008 en (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (1), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verscheidene gegevensreeksen in alle zeven domeinen die zijn vastgesteld in artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1700 hebben bepaalde statistische aspecten gemeen. Ter bevordering van de vergelijkbaarheid en ter waarborging van de eenvormige interpretatie en toepassing in de hele Unie, moeten de technische kenmerken die worden vermeld in artikel 7, lid 2, van die verordening nader worden bepaald en moeten ze op alle domeinen van toepassing zijn.

(2)

Zowel op nationaal als op regionaal niveau bestaat er behoefte aan statistische informatie. De lidstaten moeten de Commissie statistieken toezenden, opgesplitst naar territoriale eenheid. Met het oog op de opstelling van vergelijkbare regionale statistieken moeten de gegevens over territoriale eenheden daarom worden verstrekt overeenkomstig de NUTS-nomenclatuur.

(3)

Statistieken over onderwijs, het beroepsleven en economische sectoren moeten internationaal vergelijkbaar zijn en de lidstaten en instellingen van de Unie moeten derhalve gebruikmaken van statistische classificaties die verenigbaar zijn met de ISCED- (2), ISCO- (3) en NACE- (4) classificatie.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening worden de technische kenmerken van de statistische populaties en waarnemingseenheden, evenals de beschrijvingen van de variabelen en de statistische classificaties, vastgesteld die van toepassing zijn op gemeenschappelijke aspecten van meerdere gegevensreeksen als gespecificeerd in Verordening (EU) 2019/1700.

Artikel 2

Definities die worden gebruikt ter specificatie van de technische kenmerken van de gegevensreeksen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“woning” of “wooneenheid”: een gebouw, een deel van een gebouw, een andere constructie of een ander woonverblijf die of dat wordt gebruikt voor menselijke bewoning; hieronder begrepen zijn “conventionele woningen” en “andere wooneenheden” zoals gedefinieerd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie (5);

2)

“particulier eenpersoonshuishouden”: een particulier huishouden bestaande uit een persoon die doorgaans alleen in een afzonderlijke wooneenheid woont of die als inwonende een afzonderlijke kamer (of kamers) in een wooneenheid bewoont, maar die niet samen met andere bewoners van de wooneenheid deel uitmaakt van een meerpersoonshuishouden;

3)

“particulier meerpersoonshuishouden”: een particulier huishouden bestaande uit een groep van twee of meer personen die doorgaans samen een wooneenheid of een deel van een wooneenheid bewonen en die hun inkomen of huishoudelijke uitgaven delen met de andere leden van het huishouden;

4)

“lid van het huishouden”: persoon die doorgaans verblijft in een particulier huishouden;

5)

“gezinswoning”: een wooneenheid die wordt bewoond door de leden van een meerpersoonshuishouden, evenals door een persoon die enige tijd elders doorbrengt maar nauwe banden onderhoudt met de leden van het particuliere meerpersoonshuishouden, met name in de vorm van gezinsbanden of regelmatige verblijven;

6)

“het inkomen van een huishouden delen”: bijdragen tot het inkomen van het particuliere huishouden en/of profiteren van het inkomen van het particuliere huishouden;

7)

“huishoudelijke uitgaven”: door de leden van het particuliere huishouden gedane uitgaven om te voorzien in hun noodzakelijke levensbehoeften. Hieronder vallen uitgaven in verband met de woning (namelijk huur, kosten voor het huis of appartement en woningverzekering) evenals andere uitgaven in verband met het dagelijks leven om te voorzien in behoeften als voedsel, kleding, hygiënische producten, meubilair, apparatuur en gereedschappen, kosten voor pendelen en ander vervoer, medische verzorging en verzekering, onderwijs en opleiding, vrijetijdsbesteding, sport en vakantie;

8)

“instelling”: een juridische entiteit of inrichting die een groep mensen voorziet van langdurige huisvesting en de voorzieningen en diensten die noodzakelijk zijn voor het dagelijks leven. De meeste instellingen vallen onder de volgende categorieën:

ziekenhuizen, hospices, revalidatiecentra, instellingen voor mensen met een handicap, psychiatrische instellingen, woonzorgcentra en verpleeghuizen voor bejaarden;

voorzieningen voor begeleid wonen en sociale voorzieningen, onder meer voor daklozen, asielzoekers of vluchtelingen;

legerkampen en -kazernes;

correctionele en strafinrichtingen, detentiecentra, huizen van bewaring en gevangenissen;

religieuze instellingen;

studentenhuizen voor studenten van het tertiair onderwijs (afhankelijk van specifieke regelingen).

Artikel 3

Technische kenmerken van de statistische populaties en de waarnemingseenheden

1.   De waarnemingseenheden zijn particuliere huishoudens of leden van particuliere huishoudens.

2.   Wanneer een persoon regelmatig in meer dan een woning verblijft, is de woning waar hij of zij het merendeel van het jaar doorbrengt zijn of haar gewone verblijfplaats, ongeacht of deze zich in eigen land of in het buitenland bevindt.

3.   Bij de toepassing van het statistische begrip “gewone verblijfplaats” worden de bijzondere gevallen behandeld zoals vastgesteld in artikel 4.

4.   Personen die doorgaans verblijven in hotels worden in beginsel uitgesloten van de populatie “particuliere huishoudens”. Zij mogen echter wel tot die populatie worden gerekend als hun woonsituatie in hun land van verblijf als particulier huishouden is gedefinieerd. In dat geval wordt hun situatie duidelijk beschreven in het in Verordening (EU) 2019/1700 bedoelde kwaliteitsverslag.

5.   Van de populatie “particuliere huishoudens” kunnen personen zijn uitgesloten in wier behoeften aan levensonderhoud en onderdak wordt voorzien door een instelling waar zij op de referentiedatum (zoals gedefinieerd voor een specifieke gegevensverzameling) ten minste twaalf maanden hebben gewoond of waarschijnlijk gewoond zullen hebben.

6.   Personen die hun militaire dienstplicht vervullen worden opgenomen in de populatie “particuliere huishoudens” als hun dienstplicht minder dan twaalf maanden duurt of als ze tijdens het vervullen van hun militaire dienstplicht langere perioden in de gezinswoning doorbrengen en afhankelijk zijn van hun ouders, wettelijke voogden of andere familieleden. In afwijking daarvan worden alle personen die hun militaire dienstplicht vervullen met het oog op de verzameling van gegevens in het domein “beroepsbevolking” uitgesloten van de populatie “particuliere huishoudens”.

7.   Alle gewoonlijk inwonende personen, al dan niet verwant met de andere leden van het particuliere huishouden, worden beschouwd als leden van een particulier meerpersoonshuishouden wanneer zij het inkomen of de uitgaven van het huishouden delen met andere leden van het huishouden. Huisgenoten die een wooneenheid bewonen in een met anderen gedeelde woning en uitsluitend de met de woning verbonden kosten delen, maar niet het inkomen van het huishouden, worden niet beschouwd als lid van een particulier meerpersoonshuishouden dat die wooneenheid bewoont, ook niet wanneer zij enkele andere bijkomstige huishoudelijke uitgaven delen.

8.   Wanneer het niet mogelijk is na te gaan of aan de criteria voor particuliere een- of meerpersoonshuishoudens is voldaan, wordt rekening gehouden met het standpunt van de geïnterviewde over zijn of haar situatie ten opzichte van de andere personen die in de woning verblijven.

9.   Wanneer er binnen één woning verschillende particuliere huishoudens aanwezig zijn, streven de lidstaten ernaar gegevens voor alle huishoudens in die woning te registreren.

10.   De lidstaten stellen alles in het werk om te voorkomen dat dezelfde personen tweemaal worden geregistreerd.

Artikel 4

Bijzondere gevallen bij de toepassing van het begrip “gewone verblijfplaats”

1.   Voor personen die door de week elders werken en in het weekend gewoonlijk naar de gezinswoning terugkeren, is de gezinswoning de gewone verblijfplaats, ongeacht of de arbeidsplaats van deze personen zich in eigen land of in het buitenland bevindt.

2.   Voor leerlingen van het basis- en secundair onderwijs die tijdens het schooljaar niet thuis wonen, is de gezinswoning de gewone verblijfplaats, ongeacht of zij elders in eigen land of in het buitenland naar school gaan.

3.   Voor kinderen ten laste die afwisselend twee verblijfplaatsen hebben, is de plaats waar zij de meeste tijd doorbrengen hun gewone verblijfplaats.

Wanneer het kind bij beide wettelijke voogden of ouders evenveel tijd doorbrengt, is de gewone verblijfplaats van dat kind de verblijfplaats van de wettelijke voogd of de ouder die de kinderbijslag ontvangt, of de verblijfplaats van de wettelijke voogd of de ouder die meer bijdraagt aan de kosten in verband met het kind.

Indien geen van de voornoemde gevallen van toepassing is, wordt de plaats waar het kind op de referentiedatum (zoals gedefinieerd voor een specifieke gegevensverzameling) wordt aangetroffen, beschouwd als de gewone verblijfplaats van dat kind.

Bij longitudinale gegevensverzamelingen worden de kinderen die afwisselend twee verblijfplaatsen hebben, voor de verschillende gegevensverzamelingsrondes in aanmerking genomen op dezelfde verblijfplaats, tenzij hun woonsituatie veranderd is.

4.   Voor gegevensverzamelingen die worden georganiseerd in het domein “inkomen en levensomstandigheden” en het domein “consumptie” gelden de volgende bijkomende specifieke regels:

a)

voor personen die vanwege hun werk gedurende een lange periode niet in hun gezinswoning verblijven, ongeacht of zij elders in eigen land of in het buitenland verblijven, wordt de gezinswoning beschouwd als hun gewone verblijfplaats wanneer zij aanzienlijk bijdragen tot het inkomen van het huishouden en doorgaans niet verblijven in een ander particulier huishouden;

b)

voor studenten van het tertiair onderwijs die tijdens hun studie aan een hogeschool of universiteit niet in hun gezinswoning verblijven, ongeacht of zij elders in eigen land of in het buitenland verblijven, wordt de gezinswoning beschouwd als hun gewone verblijfplaats wanneer zij profiteren van het inkomen van het huishouden en doorgaans niet verblijven in een ander particulier huishouden.

In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kunnen de lidstaten beslissen om de in dit lid vastgestelde regels niet toe te passen. In die gevallen beschrijven de lidstaten de toegepaste criteria in hun kwaliteitsverslagen en zorgen zij voor passende verslaggeving van de gegevens over de overdrachten tussen huishoudens, met inbegrip van betalingen ten behoeve van de student.

De in dit lid vastgestelde regels kunnen ook van toepassing zijn op de andere domeinen. In dat geval wordt de toepassing ervan beschreven in de kwaliteitsverslagen.

Artikel 5

Beschrijving van de variabelen en statistische classificaties

De bijlage bij deze verordening bevat de beschrijvingen en classificaties van de gemeenschappelijke variabelen van meerdere gegevensreeksen.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 261I van 14.10.2019, blz. 1.

(2)  International Standard Classification of Education 2011,

http://uis.unesco.org/sites/default/files/documents/international-standard-classification-of-education-isced-2011-en.pdf (beschikbaar in het Engels en het Frans).

(3)  International Standard Classification of Occupations, version 2008,

http://ec.europa.eu/eurostat/documents/1978984/6037342/ISCO-08.pdf (Engelse versie, ook beschikbaar in het Frans en het Duits).

(4)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende volks- en woningtellingen, wat de technische specificaties voor de thema’s en voor de uitsplitsingen daarvan betreft (PB L 329 van 15.12.2009, blz. 29).


BIJLAGE

Beschrijvingen en classificaties van de gemeenschappelijke variabelen van meerdere gegevensreeksen als gespecificeerd in Verordening (EU) 2019/1700

Naam van de variabele

Beschrijving

Categorieën van variabelen (classificaties) voor toezending van gegevens aan de Commissie (Eurostat)

Geslacht

Geslacht is de combinatie van biologische en fysiologische kenmerken die bepalen of iemand mannelijk of vrouwelijk is. Wanneer iemands biologische geslacht onbekend is, mag de informatie worden vervangen door de informatie uit administratieve gegevens of door het geslacht dat de persoon zelf heeft aangegeven (enquêtegegevens).

Man

Vrouw

Leeftijd, in volle jaren

De leeftijd in volle jaren is de leeftijd van de betrokkene op zijn of haar laatste verjaardag vóór de referentiedatum van de gegevensverzameling of het interview, namelijk het tijdsinterval tussen de geboortedatum en de referentiedatum uitgedrukt in volle jaren.

Onder deze variabele moet de volgende informatie worden verstrekt:

Geboortejaar

Verjaardag is wel of niet voorbij op de referentiedatum

Referentiedatum

De referentiedatum is specifiek voor elke gegevensverzameling (elk domein) zoals nader bepaald in de bijbehorende uitvoeringsverordening. Wanneer landen echter gebruikmaken van een geïntegreerd systeem van enquêtes over huishoudens met een vaste referentieweek, is de referentiedatum de laatste dag van de referentieweek.

Geboortejaar (4 cijfers)

Verjaardag is voorbij op de referentiedatum (ja of neen)

Referentiedatum (DD/MM/JJJJ)

Partners die in hetzelfde huishouden wonen

Partners die in hetzelfde huishouden wonen zijn personen die samenleven met een andere persoon die wordt beschouwd als hun partner op basis van hun feitelijke woonregeling in het particuliere huishouden, ongeacht of de relatie met de partner wettelijk is aangemeld (bv. huwelijk of geregistreerd partnerschap) dan wel of de partners feitelijk samenwonen.

Een “partner” kan worden gedefinieerd volgens de wettelijke status (echtgenoot of echtgenote, of wettelijk samenwonende partner) of de feitelijke status (partner of feitelijk samenwonende partner) van de relatie.

Betrokkene woont samen met een geregistreerde of feitelijke partner

Betrokkene woont niet samen met een geregistreerde of feitelijke partner

Niet vermeld  (1)

Niet van toepassing  (2)

Type huishouden

Het type huishouden wordt gedefinieerd door de samenstelling van een particulier huishouden, waarbij wordt verstaan onder:

“alleenstaande ouder”: een ouder is die niet samenleeft met een (wettelijke of feitelijke) partner in hetzelfde particuliere huishouden en die de meeste dagelijkse verantwoordelijkheden voor de opvoeding van een kind of kinderen draagt;

Met de term “kind” of “kinderen” wordt gedoeld op de aanwezigheid van een zoon, zonen, een dochter of dochters in het huishouden, die een biologische of adoptiezoon of -dochter zijn dan wel een stiefzoon of stiefdochter; “biologische of adoptiezoon of -dochter of stiefzoon of stiefdochter”: een biologisch, geadopteerd of stiefkind van het gezin, ongeacht de leeftijd, de partnerschaps- of relatiestatus, dat gewoonlijk verblijft in het particuliere huishouden van ten minste één van de ouders; “adoptie”: het aannemen en behandelen van een biologisch kind van andere ouders als een eigen kind voor zover bepaald door de wetten van het land, waarbij het adoptiekind — dat al of niet verwant is aan de adoptieouder — door middel van een juridische procedure de rechten en status verwerft van een biologisch kind van de adoptieouders; met de term “stiefzoon” of “stiefdochter” wordt gedoeld op een situatie waarin een stiefouder het kind van zijn of haar partner behandelt als een eigen kind voor zover bepaald door de wetten van het land, zonder dat kind te adopteren; pleegkinderen en schoonkinderen vallen niet onder deze categorie;

“paar”: twee personen die worden beschouwd als partners op basis van hun feitelijke woonregeling in het huishouden, ongeacht of de relatie met de partner wettelijk is aangemeld (bv. huwelijk of geregistreerd partnerschap) dan wel of de partners feitelijk samenwonen;

“andere typen huishoudens”: huishoudens die niet onder een van de bovenstaande categorieën vallen:

Eenpersoonshuishouden

Alleenstaande ouder met ten minste één kind jonger dan 25 jaar

Alleenstaande ouder van wie alle kinderen 25 jaar of ouder zijn

Paar zonder kinderen

Paar met ten minste één kind jonger dan 25 jaar

Paar waarvan alle kinderen 25 jaar of ouder zijn

Ander type huishouden

Niet vermeld (1)

Status hoofdactiviteit (eigen verklaring)

De status hoofdactiviteit volgens eigen verklaring is naar eigen inzicht van de betrokkene de belangrijkste activiteit die beschrijft hoe hij of zij zich voornamelijk ziet. Hoewel er meer dan een activiteitsstatus van toepassing kan zijn op een persoon, wordt uitsluitend rekening gehouden met de belangrijkste status volgens het eigen inzicht van de betrokkene en in verband met de huidige situatie.

De categorie “militaire of maatschappelijke dienstplicht” is mogelijk niet van toepassing in sommige landen. In dat geval mag deze worden geschrapt.

Werkend

Werkloos

Gepensioneerd

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

Student, leerling

Doet het huishouden

Militaire of maatschappelijke dienstplicht (in voorkomend geval)

Ander

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Voornaamste vol- of deeltijdbaan (eigen verklaring)

De variabele beschrijft de tijd die een werkende gewoonlijk besteedt aan de voornaamste baan, op basis van het eigen inzicht van de betrokkene (m.a.w. eigen verklaring) in het aantal uren dat deze in de voornaamste baan werkt.

De variabele maakt een onderscheid tussen voltijd- en deeltijdbanen. De term baan wordt gebruikt met verwijzing naar werkenden. Iemand die een deeltijdbaan heeft, werkt normaal gezien minder uren dan een voltijds werkende die vergelijkbaar werk doet. Het onderscheid betreft de uren die iemand gewoonlijk werkt in de voornaamste baan gedurende een langere referentieperiode en wordt overgelaten aan de betrokkene, d.w.z. de betrokkene beslist of zijn of haar voornaamste baan in verband met zijn of haar beroep of onderneming deeltijds of voltijds is.

Voltijdbaan

Deeltijdbaan

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Arbeidssituatie in voornaamste baan

De variabele is gebaseerd op de International Classification of Status in Employment (ICSE) en betreft de voornaamste baan van een werkende, als volgt:

zelfstandigen met werknemers — personen die werken in hun eigen onderneming, beroepspraktijk of landbouwbedrijf met het oog op het maken van winst afgeleid van de geproduceerde goederen en diensten, en die minstens één andere persoon tewerkstellen.

zelfstandigen zonder personeel — personen die werken in hun eigen onderneming, beroepspraktijk of landbouwbedrijf met het oog op het maken van winst afgeleid van de geproduceerde goederen en diensten, en die geen andere personen tewerkstellen.

werknemers — personen die werken voor een werkgever in de publieke of private sector, op grond van een schriftelijke of mondelinge arbeidsovereenkomst en die een betaling in geld of in natura ontvangen.

Meewerkende gezinsleden (onbetaald) — personen die een ander gezinslid helpen bij het beheer van een landbouwbedrijf of een ander familiebedrijf, op voorwaarde dat zij niet worden beschouwd als werknemers in de zin dat zij geen betaling mogen ontvangen voor hun werk.

Zelfstandige met personeel

Zelfstandige zonder personeel

Werknemer

Meewerkend gezinslid (onbetaald)

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Economische activiteit van de lokale eenheid in voornaamste baan

Deze variabele bepaalt de economische sector of activiteit van de lokale eenheid (onderneming) waarin de voornaamste baan — van een werkende — zich bevindt, volgens de categorieën die zijn vastgesteld in de statistische classificatie van economische activiteiten (NACE  (3) Rev. 2).

De nodige mate van gedetailleerdheid (1, 2 of 3 cijfers) is contextspecifiek voor elke microgegevensverzameling:

NACE Rev. 2

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Beroep in voornaamste baan

De variabele bepaalt het beroep in de voornaamste baan van een werkende, ingedeeld volgens de categorieën die zijn vastgesteld door de International Standard Classification of Occupations, versie 2008 (ISCO-08)  (4).

De nodige mate van gedetailleerdheid (2 of 4 cijfers) is contextspecifiek voor elke microgegevensverzameling:

ISCO-08

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Bereikt opleidingsniveau

Het bereikte opleidingsniveau van een persoon is het hoogste ISCED-niveau (International Standard Classification of Education 2011  (5)) dat met succes werd afgesloten. De succesvolle afsluiting van een onderwijsprogramma wordt gevalideerd aan de hand van een kwalificatie die officieel erkend is door de betrokken nationale onderwijsinstanties of die wordt erkend als zijnde gelijkwaardig aan een andere kwalificatie van het formeel onderwijs. In landen waar onderwijsprogramma’s, met name programma’s die behoren tot de ISCED-niveaus 1 en 2, niet leiden tot een kwalificatie, mag in plaats daarvan het criterium van het volledig bijwonen van het programma en het normale verkrijgen van toegang tot een hoger onderwijsniveau worden gebruikt. Wanneer het hoogste niveau wordt bepaald, moeten zowel het algemeen als het beroepsonderwijs in aanmerking worden genomen.

Het begrip “succesvolle afsluiting van een onderwijsprogramma” stemt doorgaans overeen met de situatie waarin een leerling of student cursussen of klassen bijwoont en uiteindelijk het schriftelijk bewijsstuk ontvangt dat bij een formeel onderwijsprogramma behoort. In dit verband stemt het bereikte opleidingsniveau overeen met het hoogste niveau van de ISCED-ladder dat met succes werd afgesloten.

Het bereikte opleidingsniveau wordt gedefinieerd volgens de ISCED.

De categorie “niet van toepassing” moet worden gebruikt om statistische eenheden te tellen die deel uitmaken van de populatie van de gegevensbron maar waarvoor deze systematisch geen informatie over de variabele rapporteert (bv. personen onder een bepaalde leeftijd).

De mate van gedetailleerdheid van de informatie is contextspecifiek voor elke gegevensverzameling (domein). Voor elke categorie ISCED-A worden er codes vermeld wanneer er een een-op-eenrelatie is tussen de categorieën en de codes. Er zijn aanvullende categorieën bepaald voor situaties waarin onvolledige informatie is verstrekt over toegang tot tertiair onderwijs of over de richting:

Geen formeel onderwijs of lager dan ISCED 1

0

ISCED 1 Primair onderwijs

1

ISCED 2 Lager secundair onderwijs

2

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs

3

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — algemeen

34

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niveau gedeeltelijk voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

342

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niveau voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

343

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niveau voltooid, met directe toegang tot tertiair onderwijs

344

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — zonder mogelijk onderscheid tussen al dan niet toegang tot tertiair onderwijs

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — beroepsopleiding

35

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niveau gedeeltelijk voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

352

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niveau voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

353

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niveau voltooid, met directe toegang tot tertiair onderwijs

354

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — zonder mogelijk onderscheid tussen al dan niet toegang tot tertiair onderwijs

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — richting onbekend

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niveau gedeeltelijk voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niveau voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niveau voltooid, met directe toegang tot tertiair onderwijs

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — zonder mogelijk onderscheid tussen al dan niet toegang tot tertiair onderwijs

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs

4

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — algemeen

44

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — beroepsopleiding

45

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — richting onbekend

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus

5

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — algemeen

54

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — beroepsopleiding

55

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — richting onbekend

ISCED 6 Bachelorniveau of gelijkwaardig

6

ISCED 7 Masterniveau of gelijkwaardig

7

ISCED 8 Doctoraal niveau of gelijkwaardig

8

Niet vermeld

 

Niet van toepassing

 

Geboorteland

Iemands geboorteland is het land waar de moeder van die persoon gewoonlijk verbleef op het ogenblik van de bevalling, volgens de huidige nationale grenzen (en niet volgens de grenzen die golden op het ogenblik van de geboorte).

Als er geen informatie beschikbaar is over de plaats waar de moeder gewoonlijk verbleef op het ogenblik van de geboorte, moet de plaats worden vermeld waar de geboorte heeft plaatsgevonden.

De lijst met landen en bijbehorende codes wordt gedefinieerd aan de hand van de standaardcodelijst (SCL) GEO van Eurostat  (6)

Geboorteland (SCL GEO-code)

Geboren in het buitenland, maar geboorteland onbekend

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Land van het belangrijkste staatsburgerschap

De variabele vermeldt het land van het belangrijkste staatsburgerschap van de betrokkene. Dit wordt gedefinieerd als de bijzondere juridische band tussen een persoon en zijn of haar staat, die verkregen is bij geboorte of door naturalisatie door middel van een verklaring, keuze, huwelijk of een andere mogelijkheid waarin door de nationale wetgeving wordt voorzien.

Een persoon die staatsburger van twee of meer landen is, wordt ingedeeld bij slechts één land van staatsburgerschap, volgens onderstaande volgorde van prioriteit:

rapporterend land,

indien de betrokkene geen staatsburger van het rapporterende land is: andere lidstaat,

indien de betrokkene geen staatsburger van een andere lidstaat is: een ander land buiten de Unie.

In andere gevallen (bv. dubbel staatsburgerschap waarbij beide landen lidstaten zijn van de Unie maar geen van beide het rapporterende land is) mag de betrokkene kiezen welk land van staatsburgerschap wordt geregistreerd, of, indien deze informatie niet beschikbaar is, mag het rapporterende land bepalen bij welk land van staatsburgerschap de betrokkene wordt ingedeeld.

De lijst met landen en bijbehorende codes wordt gedefinieerd aan de hand van de standaardcodelijst (SCL) GEO van Eurostat (6).

De categorie “staatloos” verwijst naar een persoon zonder erkend staatsburgerschap.

Land van het belangrijkste staatsburgerschap (SCL GEO-code)

Staatloos

Buitenlands staatsburgerschap maar land onbekend

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Geboorteland vader

De variabele vermeldt het geboorteland van de vader van de betrokkene, namelijk het land (volgens de huidige grenzen, indien de informatie beschikbaar is) waar de moeder van de vader van betrokkene gewoonlijk verbleef op het ogenblik van de bevalling of, indien deze informatie niet beschikbaar is, het land (volgens de huidige grenzen, indien de informatie beschikbaar is) waar de geboorte van de vader van betrokkene plaatsvond.

Informatie over het geboorteland van de vader moet worden verkregen volgens dezelfde regels als die voor de variabele “geboorteland”.

“Vader” is de mannelijke ouder van een “zoon of dochter”, hetzij de biologische vader, de adoptievader of de stiefvader.

Indien een persoon niet alleen een biologische vader heeft maar ook een adoptievader of een stiefvader, dan moet het geboorteland verwijzen naar degene die de persoon feitelijk heeft opgevoed en die in affectieve of juridische zin als vader is opgetreden, namelijk de mannelijke voogd.

Indien een persoon twee ouders heeft van hetzelfde geslacht en beide ouders vrouwelijk zijn, kan deze variabele worden gebruikt om het geboorteland van een van de moeders te vermelden.

De lijst met landen en bijbehorende codes wordt gedefinieerd aan de hand van de standaardcodelijst (SCL) GEO van Eurostat (6).

Geboorteland van de vader (SCL GEO-code)

Vader geboren in het buitenland, maar geboorteland van de vader onbekend

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Geboorteland moeder

De variabele vermeldt het geboorteland van de moeder van de betrokkene, namelijk het land (volgens de huidige grenzen, indien de informatie beschikbaar is) waar de moeder van de moeder van betrokkene gewoonlijk verbleef op het ogenblik van de bevalling of, indien deze informatie niet beschikbaar is, het land (volgens de huidige grenzen, indien de informatie beschikbaar is) waar de geboorte van de moeder van betrokkene plaatsvond.

Informatie over het geboorteland van de moeder moet worden verkregen volgens dezelfde regels als die voor de variabele “geboorteland”.

“Moeder” is de vrouwelijke ouder van een “zoon of dochter”, hetzij de biologische moeder, de adoptiemoeder of de stiefmoeder.

Indien een persoon niet alleen een biologische moeder heeft maar ook een adoptiemoeder of een stiefmoeder, dan moet het geboorteland verwijzen naar degene die de persoon feitelijk heeft opgevoed en die in affectieve of juridische zin als moeder is opgetreden, namelijk de vrouwelijke voogd.

Indien een persoon twee ouders heeft van hetzelfde geslacht en beide ouders mannelijk zijn, kan deze variabele worden gebruikt om het geboorteland van een van de vaders te vermelden.

De lijst met landen en bijbehorende codes wordt gedefinieerd aan de hand van de standaardcodelijst (SCL) GEO van Eurostat (6).

Geboorteland van de moeder (SCL GEO-code)

Moeder geboren in het buitenland, maar geboorteland van de moeder onbekend

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Land van verblijf

Het land van verblijf is het land waar de betrokkene of het huishouden gewoonlijk verblijft, volgens de huidige nationale grenzen.

De lijst met landen en bijbehorende codes wordt gedefinieerd aan de hand van de standaardcodelijst (SCL) GEO van Eurostat (6).

Land van verblijf (SCL GEO-code)

Regio van verblijf

De regio van verblijf is de regio, in het land van verblijf, waar de betrokkene of het huishouden gewoonlijk verblijft. Voor de lidstaten wordt deze regio gedefinieerd op basis van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1059/2003 en bijlage I bij die verordening.

De nodige mate van gedetailleerdheid (NUTS 1, 2 of 3) is contextspecifiek voor elke microgegevensverzameling:

Regio van verblijf (NUTS-code)

Urbanisatiegraad

De variabele vermeldt de urbanisatiegraad van het gebied waar de betrokkene of het huishouden gewoonlijk verblijft, door de lokale bestuurlijke eenheden (LBE) onder te brengen in drie gebiedstypen:

1.

“Grote steden”— dichtbevolkte gebieden waar minstens 50 % van de bevolking in een stedelijk centrum woont.

2.

“Kleinere steden en voorsteden”— gebieden met een gemiddelde bevolkingsdichtheid waar minstens 50 % van de bevolking in stedelijke clusters woont die echter geen “grote steden” zijn.

3.

“Plattelandsgebieden”— dunbevolkte gebieden waar meer dan 50 % van de bevolking in rurale roostervakken woont.

Grote steden

Kleinere steden en voorsteden

Plattelandsgebieden

Rooster van het huishouden

Dit vermeldt de samenstelling van de particuliere huishoudens en de onderlinge relaties tussen de leden van het huishouden. Het rooster van het huishouden moet de vorm hebben van een matrix waarin de relaties tussen alle leden van het huishouden zijn vermeld, waarbij elke rij en kolom overeenstemt met een lid van het huishouden en de relatie tussen de leden wordt aangegeven met de standaardcategorieën in de cellen waar de rij en kolom van de respectieve leden elkaar kruisen, als volgt:

“Partner” wordt gedefinieerd volgens het wettelijke of feitelijke partnerschap dan wel de wettelijke of feitelijke relatiestatus.

Een “echtgenoot” of “echtgenote” of “wettelijk samenwonende partner” wordt gedefinieerd volgens de wettelijke huwelijkse staat, namelijk de (wettelijke) echtelijke staat van elk individu uit het oogpunt van de huwelijkswetgeving (of -tradities) van het land (m.a.w. de juridische status), met inbegrip van wettelijk samenwonende partners. Leden van paren van hetzelfde geslacht kunnen “echtgenoot of echtgenote of wettelijk samenwonende partners” zijn als hun echtelijke staat tot stand is gekomen volgens de huwelijkswetgeving (of -tradities) van het land.

“Partner” of “feitelijk samenwonende partner” wordt geïdentificeerd aan de hand van de feitelijke relatie, namelijk de partnerschaps- of relatiestatus van elk individu op basis van zijn of haar feitelijke woonregeling in het huishouden.

“Zoon” of “dochter” verwijst zowel naar biologische of geadopteerde zoon/dochter als naar stiefzoon of stiefdochter.

“Biologische of adoptiezoon of -dochter” of “stiefzoon of stiefdochter”: een biologisch, geadopteerd of stiefkind van het gezin (ongeacht de leeftijd, de partnerschaps- of relatiestatus), dat gewoonlijk verblijft in het particuliere huishouden van ten minste één van de ouders. “Adoptie” betekent een biologisch kind van andere ouders aannemen en behandelen als een eigen kind voor zover bepaald door de wetten van het land. Het adoptiekind — dat al of niet verwant is aan de adoptieouder — verwerft door middel van een juridische procedure de rechten en status van een biologisch kind van de adoptieouders.

Met de term “stiefzoon” of “stiefdochter” wordt gedoeld op een situatie waarin een stiefouder het kind van zijn of haar partner behandelt als een eigen kind voor zover bepaald door de wetten van het land, zonder dat kind te adopteren.

“Schoonzoon of schoondochter” is een persoon die de wettelijke of feitelijke partner is van iemands kind.

“Kleinkind” is een kind van iemands kind, met inbegrip van biologische, adoptie- en stiefkinderen.

“Ouder” is de tegenhanger van de “biologische of adoptiezoon of -dochter” (biologische of adoptieouder) of van de “stiefzoon of stiefdochter” (stiefouder).

“Schoonouder” is een persoon die een ouder is van iemands wettelijke of feitelijke partner.

“Grootouder” betekent een ouder van iemands ouders, met inbegrip van biologische, adoptie- en stiefouders.

“Broer of zus” verwijst naar biologische, adoptie- of stiefbroers en -zussen.

“Ander familielid” verwijst naar andere familieleden die niet zijn opgenomen in bovenstaande lijst, zoals een oom of tante, nicht of neef enz. en omvat ook kleinkinderen van de schoonfamilie, grootouders van de schoonfamilie en schoonbroers en -zussen.

“Ander niet-familielid” verwijst naar personen die geen familieleden zijn zoals au pairs, samenwonende vrienden of studenten enz. Ook pleegkinderen moeten in deze categorie worden opgenomen.

De mate van gedetailleerdheid van de informatie is contextspecifiek voor elke gegevensverzameling:

Partner

Echtgenoot of echtgenote of wettelijk samenwonende partner

Partner of feitelijk samenwonende partner

Zoon of dochter

Biologische of adoptiezoon of -dochter

Stiefzoon of stiefdochter

Schoonzoon of schoondochter

Kleinkind

Ouder

Biologische of adoptieouder

Stiefouder

Schoonouder

Grootouder

Broer of zus

Biologische broer of zus

Stiefbroer of -zus

Ander familielid

Ander niet-familielid

Niet vermeld (1)

Grootte van het huishouden

De grootte van het huishouden wordt gedefinieerd als het totaal aantal leden van een particulier huishouden.

Deze variabele verschaft informatie over het precieze aantal personen in het huishouden.

Totaal aantal personen in het huishouden

Niet vermeld

Eigendomssituatie met betrekking tot het huishouden

Deze variabele verwijst naar de regeling volgens welke een particulier huishouden een hele wooneenheid of een deel ervan bewoont.

Daarbij moeten de categorieën “eigenaar met een lopende hypotheek” en “eigenaar zonder lopende hypotheek” worden gebruikt voor particuliere huishoudens waarvan ten minste een lid eigenaar is van de wooneenheid waarin het huishouden woont, ongeacht of een of meer andere leden van het huishouden huurder zijn van de hele wooneenheid of een deel ervan. Iemand is eigenaar als diegene een eigendomsakte bezit, ongeacht of het huis volledig betaald is of niet. Degene die vastgoed in vruchtgebruik heeft gegeven, maar zelf de naakte eigendom behoudt, wordt beschouwd als de eigenaar.

De categorie “eigenaar met een lopende hypotheek” is van toepassing op situaties waarin de eigenaar ten minste een uitstaand bedrag van een hypotheek en/of een uitstaande rente op een hypotheek moet betalen die hij of zij heeft genomen om deze wooneenheid te kopen.

De categorie “eigenaar zonder lopende hypotheek” is van toepassing op situaties waarin er geen uitstaand bedrag of uitstaande rente op een hypotheek moet worden betaald. Afbetalingen van hypotheken en/of woningleningen voor een andere wooneenheid (bv. voor een tweede woning) of voor herstellings-, renovatie- of onderhoudswerken, of andere niet-huisvestingsdoeleinden, komen niet in aanmerking.

De categorieën “huurder, huur tegen marktprijs” of “huurder, huur tegen verlaagde prijs” moeten worden gebruikt voor huishoudens waarvan ten minste een lid huurder is (wooneenheid gehuurd van de eigenaar) of onderhuurder (wooneenheid gehuurd van iemand die zelf een huurder is) van de wooneenheid waarin hij of zij woont, en waarvan geen enkel lid eigenaar is van die wooneenheid.

De categorie “huurder, huur tegen marktprijs” geldt voor huishoudens waarvan ten minste een lid huurder of onderhuurder is die de huur betaalt tegen gangbare of marktprijzen. De categorie geldt ook wanneer de huur tegen marktprijs wordt betaald, maar gedeeltelijk of volledig wordt gerecupereerd via huisvestingsvergoedingen of andere bronnen, met inbegrip van de overheid, liefdadigheidsinstellingen of particuliere bronnen.

De categorie “huurder, huur tegen verlaagde prijs” verwijst naar huishoudens die tegen verlaagde prijs in wooneenheden wonen, d.w.z. dat de prijs onder de marktprijs ligt (maar niet gratis is), en omvat gevallen waarin de prijsverlaging is verleend

a)

door de wet

b)

in het kader van een stelsel van sociale huisvesting

c)

om persoonlijke redenen

d)

door een werkgever

De categorie “huurder, gratis” verwijst naar huishoudens die gratis in wooneenheden wonen, d.w.z. dat er geen huur wordt betaald, en omvat gevallen waarin de gratis huur wordt verleend

a)

door de wet

b)

in het kader van een stelsel van sociale huisvesting

c)

om persoonlijke redenen

d)

door een werkgever

De categorie “niet van toepassing” geldt voor alle particuliere huishoudens die niet wonen in “conventionele” woningen zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie.

Eigenaar met een lopende hypotheek

Eigenaar zonder lopende hypotheek

Huurder, huur tegen marktprijs

Huurder, huur tegen verlaagde prijs

Huurder, gratis

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing

Het maandelijks netto-inkomen van het huishouden

Deze variabele betreft het maandelijks netto-inkomen van een particulier huishouden, d.w.z. de som van het inkomen dat alle leden van het huishouden individueel of gezamenlijk ontvangen — inclusief inkomen uit arbeid, sociale uitkeringen en andere inkomsten in geld, en met aftrek van geldoverdrachten betaald aan andere huishoudens — na aftrek van belastingen en bijdragen aan de sociale zekerheid.

De variabele is bedoeld om informatie te verstrekken over het inkomen waarover het huishouden maandelijks gemiddeld beschikt voor zijn uitgaven of om te sparen. Indien het inkomen van het huishouden sterk schommelt van maand tot maand, moet een raming worden gegeven van het gebruikelijke of gewone maandelijkse netto-inkomen dat de inkomenssituatie van het huishouden weergeeft. Indien het maandelijks inkomen van het huishouden in de loop van het jaar sterk schommelt, bijvoorbeeld als er sprake is van seizoensactiviteiten, moet het maandelijkse gemiddelde van het jaarlijks inkomen worden gegeven.

Het maandelijks netto-inkomen moet worden verstrekt als het totale netto-inkomen of als een van de vijf equivalente inkomensgroepen.

De drempels tussen de vijf equivalente inkomensgroepen worden bepaald door de kwintielen van de verdeling van de variabelen en worden als volgt gedefinieerd:

“Groep met een lager equivalent maandelijks netto-inkomen” verwijst naar huishoudens met een equivalent inkomensniveau dat lager is dan het eerste kwintiel.

“Groep met een laag tot gemiddeld equivalent maandelijks netto-inkomen” verwijst naar huishoudens met een equivalent inkomensniveau dat gelijk is aan of hoger dan het eerste kwintiel, maar lager dan het tweede kwintiel.

“Groep met een gemiddeld equivalent maandelijks netto-inkomen” verwijst naar huishoudens met een equivalent inkomensniveau dat gelijk is aan of hoger dan het tweede kwintiel, maar lager dan het derde kwintiel.

“Groep met een gemiddeld tot hoog equivalent maandelijks netto-inkomen” verwijst naar huishoudens met een equivalent inkomensniveau dat gelijk is aan of hoger dan het derde kwintiel, maar lager dan het vierde kwintiel.

“Groep met een hoger equivalent maandelijks netto-inkomen” verwijst naar huishoudens met een equivalent inkomensniveau dat gelijk is aan of hoger dan het vierde kwintiel.

Het equivalent inkomensniveau wordt berekend aan de hand van wegingen die aan de leden van het huishouden worden toegekend zodat verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden worden weergegeven. Dit gebeurt als volgt: aan het eerste lid van het huishouden dat 14 jaar of ouder is, wordt een gewicht van 1,0 toegekend, aan het tweede en elk volgend lid van 14 jaar of ouder wordt een gewicht van 0,5 toegekend en aan elk kind jonger dan 14 jaar een gewicht van 0,3.

Groep met een lager equivalent maandelijks netto-inkomen

Groep met een laag tot gemiddeld equivalent maandelijks netto-inkomen

Groep met een gemiddeld equivalent maandelijks netto-inkomen

Groep met een gemiddeld tot hoog equivalent maandelijks netto-inkomen

Groep met een hoger equivalent maandelijks netto-inkomen

Totaal maandelijks netto-inkomen van het huishouden (cijfer uitgedrukt in nationale valuta)

Niet vermeld (1)

Duur van de voornaamste baan

Met deze variabele wordt een onderscheid gemaakt op grond van het feit of een baan een beperkte duur heeft (d.w.z. de baan of arbeidsovereenkomst loopt af na een vooraf bepaalde periode) dan wel gebaseerd is op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De variabele verwijst naar de voornaamste baan van een werkende die als werknemer is tewerkgesteld.

De term baan wordt gebruikt met verwijzing naar werkenden. Het criterium dat bepaalt of een persoon werkende is, is contextspecifiek voor elke microgegevensverzameling.

Een baan is een reeks taken en opdrachten die voor een enkele economische eenheid worden verricht. Mensen kunnen een of meer banen hebben. Voor werknemers kan elke arbeidsovereenkomst worden beschouwd als een afzonderlijke reeks taken en opdrachten, en bijgevolg als een afzonderlijke baan. Wanneer mensen meerdere banen hebben is de voornaamste baan de baan waarvoor doorgaans de meeste uren worden gewerkt, zoals bepaald in de internationale statistische normen inzake werktijd.

Een baan met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt ofwel na een vooraf bepaalde periode (op een bekende datum), of na een periode die niet vooraf bekend is maar die niettemin bepaald is aan de hand van objectieve criteria, zoals de voltooiing van een opdracht of het einde van de afwezigheidsperiode van een werknemer die tijdelijk wordt vervangen.

Een baan met een arbeidsovereenkomst waarin dergelijk vooraf bepaald einde niet is vermeld, is een baan voor onbepaalde tijd.

Om als baan mee te tellen, geldt de contractuele of informele, mondelinge overeenkomst van het dienstverband, en niet de verwachting van de respondent dat hij of zij mogelijk de baan zal verliezen, zijn of haar plan om ontslag te nemen, zijn of haar wens om de baan te behouden of de waarschijnlijkheid om een baan voor onbepaalde tijd te krijgen.

De mate van gedetailleerdheid van de informatie is contextspecifiek voor elke gegevensverzameling:

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

—schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

— mondelinge arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

Baan voor onbepaalde tijd

schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

— Niet vermeld (1)

— Niet van toepassing (2)

Toezichtstaken

Deze variabele verwijst naar de huidige voornaamste baan van een werkende die werknemer is en maakt een onderscheid tussen werknemers met en werknemers zonder toezichtstaken. Iemand heeft toezichtstaken als hij of zij formeel toezicht houdt op de werkzaamheden van minstens een andere persoon. Verantwoordelijkheden ten aanzien van leerlingen en stagiairs gelden niet als toezicht. Ook kwaliteitscontrole (het resultaat van diensten, maar niet het door anderen verrichte werk controleren) of advies geldt niet als toezicht.

Ja

Neen

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Jaar waarin de betrokkene bij de huidige werkgever of als zelfstandige is begonnen

Deze variabele verwijst naar de huidige voornaamste baan van een werkende en wel naar het jaar waarin die persoon is beginnen werken bij de huidige werkgever of aan de slag is gegaan als zelfstandige in de huidige onderneming.

Jaar waarin de betrokkene bij de huidige werkgever of als zelfstandige is begonnen in de huidige voornaamste baan (uitgedrukt in vier cijfers)

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Grootte van de lokale eenheid in voornaamste baan

Deze variabele verwijst naar de voornaamste baan van een werkende en vermeldt het aantal personen dat werkt voor de lokale eenheid, met inbegrip van degenen die werken op de locatie van de eenheid en degenen die daarbuiten werken maar organisatorisch gezien tot die eenheid behoren en erdoor worden betaald. Het omvat ook werkende eigenaren, partners die regelmatig in de eenheid werken en onbetaalde meewerkende gezinsleden, evenals deeltijdwerknemers die op de loonlijst staan. Seizoensarbeiders, leerlingen, stagiairs en thuiswerkers die op de loonlijst staan, behoren hier ook bij.

De lokale eenheid is een onderneming die of een deel van een onderneming dat zich op een geografisch geïdentificeerde plaats bevindt.

Indien tussen 1 en 9, het precieze aantal

10 t/m 19 personen

20 t/m 49 personen

50 t/m 249 personen

250 personen of meer

Onbekend, maar minder dan 10 personen

Onbekend, maar 10 personen of meer

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Eerdere werkervaring

De variabele verstrekt informatie over het feit of een betrokkene — die niet werkzaam is — vroeger reeds werkzaam is geweest (volgens de definitie van werkzaamheid van de Internationale Arbeidsorganisatie  (7)), en of de eerdere werkervaring al dan niet beperkt is gebleven tot zuivere gelegenheidsarbeid.

De categorie “Betrokkene is nooit eerder werkzaam geweest” geldt voor personen die nooit eerder werkervaring hebben gehad.

De categorie “betrokkene heeft werkervaring, maar louter beperkt tot gelegenheidsarbeid” geldt voor personen wier werkervaring louter beperkt is gebleven tot gelegenheidsarbeid. Werken als dienstplichtige mag in verband met deze variabele niet als werkervaring worden beschouwd.

De categorie “betrokkene heeft werkervaring, anders dan louter beperkt tot gelegenheidsarbeid” geldt voor personen die werkervaring hebben, met uitzondering van gevallen waarin die werkervaring louter beperkt is gebleven tot gelegenheidsarbeid.

Betrokkene is nooit eerder werkzaam geweest

Betrokkene heeft werkervaring, maar louter beperkt tot gelegenheidsarbeid

Betrokkene heeft werkervaring, anders dan louter gelegenheidsarbeid

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Deelname aan formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (student of leerling) in de referentieperiode

De variabele meet iemands deelname aan formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten door vast te stellen of die persoon tijdens de referentieperiode (te definiëren voor elke microgegevensverzameling) als student of leerling ingeschreven was voor een formeel onderwijsprogramma.

Ja

Neen

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Niveau van de huidige of recentste formele onderwijs- of opleidingsactiviteit

De variabele meet het niveau van de recentste formele onderwijs- of opleidingsactiviteit waaraan iemand deelnam tijdens een bepaalde referentieperiode (te definiëren voor elke microgegevensverzameling) — volgens de categorieën van de International Standard Classification of Education 2011 5 (ISCED-P 2011).

De mate van gedetailleerdheid van de informatie is contextspecifiek voor elke gegevensverzameling (domein). Voor elke categorie ISCED-P worden er codes vermeld wanneer er een een-op-eenrelatie is tussen de categorie en de code:

ISCED 0 Kleuteronderwijs

0

ISCED 1 Primair onderwijs

1

ISCED 2 Lager secundair onderwijs

2

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs

3

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — algemeen

34

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — beroepsopleiding

35

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — richting onbekend 8

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs

4

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — algemeen

44

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — beroepsopleiding

45

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — richting onbekend8

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus

5

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — algemeen

54

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — beroepsopleiding

55

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — richting onbekend8

ISCED 6 Bachelorniveau of gelijkwaardig

6

ISCED 7 Masterniveau of gelijkwaardig

7

ISCED 8 Doctoraal niveau of gelijkwaardig

8

Niet vermeld (1)

 

Niet van toepassing (2)

 

Jaar waarin het hoogste niveau van onderwijs of opleiding met succes werd afgesloten

Jaar waarin het hoogste niveau van onderwijs of opleiding met succes werd afgesloten (uitgedrukt in vier cijfers)

De variabele verwijst naar het jaar waarin het hoogste niveau van onderwijs of opleiding met succes werd afgesloten en betreft personen met een bereikt opleidingsniveau basisonderwijs (ISCED 1) of hoger.

De categorie “niet van toepassing” betreft personen zonder formele opleiding of met een bereikt opleidingsniveau dat lager is dan basisonderwijs (ISCED 1). De categorie “niet van toepassing” moet worden gebruikt om statistische eenheden te tellen die deel uitmaken van de populatie van de gegevensbron maar waarvoor deze systematisch geen informatie over de variabele rapporteert (bv. personen onder een bepaalde leeftijd).

Jaar waarin het hoogste niveau van onderwijs of opleiding met succes werd afgesloten (4 cijfers)

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Onderwerp/inhoud van het hoogste niveau van met succes afgesloten onderwijs of opleiding

Het onderwerp/de inhoud van het hoogste onderwijs- of opleidingsniveau dat met succes is afgesloten door personen met een bereikt opleidingsniveau ISCED 3 of hoger.

Het onderwerp/de inhoud van het hoogste onderwijs- of opleidingsniveau dat met succes is afgesloten is gebaseerd op “ISCED Fields of Education and Training” (ISCED-F 2013)  (8). Onderwerp/inhoud verwijst naar een breed domein, een tak of gebied dat wordt bestreken door een onderwijs- of opleidingsprogramma of -kwalificatie.

De categorie “niet van toepassing” betreft personen zonder formele opleiding of met een bereikt opleidingsniveau dat lager is dan ISCED 3.

De mate van gedetailleerdheid van de informatie is contextspecifiek voor elke gegevensverzameling (domein). Voor elke categorie ISCED-F worden er codes vermeld wanneer er een een-op-eenrelatie is tussen de categorie en de code  (9):

Algemene programma’s en kwalificaties

00

Basisonderwijs en -kwalificaties

001

Lezen, schrijven en rekenen

002

Persoonlijke vaardigheden en ontwikkeling

003

Algemene programma’s en kwalificaties, niet nader gedefinieerd

(009)

Onderwijs

01

Onderwijs

011

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties met betrekking tot onderwijs

018

Kunst en geesteswetenschappen

02

Kunst

021

Geesteswetenschappen (met uitzondering van talen)

022

Talen

023

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van kunst en geesteswetenschappen

028

Kunst en geesteswetenschappen, niet nader gedefinieerd

(029)

Sociale wetenschappen, journalistiek en informatiewetenschappen

03

Sociale en gedragswetenschappen

031

Journalistiek en informatiewetenschappen

032

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van sociale wetenschappen, journalistiek en informatiewetenschappen

038

Sociale wetenschappen, journalistiek en informatiewetenschappen, niet nader gedefinieerd

(039)

Bedrijfskunde, bestuurskunde en recht

04

Bedrijfskunde en bestuurskunde

041

Rechten

042

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van bedrijfskunde, bestuurskunde en recht

048

Bedrijfskunde, bestuurskunde en recht, niet nader gedefinieerd

(049)

Natuurwetenschappen, wiskunde en statistiek

05

Biologie en aanverwante wetenschappen

051

Milieu

052

Natuurwetenschappen

053

Wiskunde en statistiek

054

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van natuurwetenschappen, wiskunde en statistiek

058

Natuurwetenschappen, wiskunde en statistiek, niet nader gedefinieerd

(059)

Informatie- en communicatietechnologieën (ICT)

06

Informatie- en communicatietechnologieën

061

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën (ICT)

068

Engineering, industrie en bouwnijverheid

07

Engineering en technische dienstverlening

071

Industrie en verwerking

072

Architectuur en bouwnijverheid

073

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van engineering, industrie en bouwnijverheid

078

Engineering, industrie en bouwnijverheid, niet nader gedefinieerd

(079)

Landbouw, bosbouw, visserij en diergeneeskunde

08

Landbouw

081

Bosbouw

082

Visserij

083

Diergeneeskunde

084

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van landbouw, bosbouw, visserij en diergeneeskunde

088

Landbouw, bosbouw, visserij en diergeneeskunde, niet nader gedefinieerd

(089)

Gezondheid en welzijn

09

Gezondheid

091

Welzijn

092

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van gezondheid en welzijn

098

Gezondheid en welzijn, niet nader gedefinieerd

(099)

Diensten

10

Persoonlijke diensten

101

Hygiëne en gezondheid op het werk

102

Veiligheidsdiensten

103

Vervoer

104

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van diensten

108

Diensten, niet nader gedefinieerd

(109)

Niet vermeld

 

Niet van toepassing

 

Duur van verblijf in het land van verblijf, in volle jaren

Duur van het verblijf in het land van verblijf, in volle jaren, beschrijft het tijdsinterval sinds een persoon zijn of haar gewone verblijfplaats het recentst heeft gevestigd in het rapporterende land, uitgedrukt in volle jaren, als volgt:

Geboren in dit land en heeft nooit langer dan één jaar in het buitenland gewoond. Dit betreft personen die geboren zijn in het rapporterende land en nooit langer dan één jaar hun gewone verblijfplaats hebben gehad in een ander land dan het rapporterende land.

Aantal jaren in het land sinds de vorige vaststelling van de gewone verblijfplaats in dit land — een geheel getal dat de tijdsspanne beschrijft tussen het recentste tijdstip waarop een persoon zijn of haar gewone verblijfplaats heeft gevestigd en de referentiedatum (specifiek voor elke sociale-microgegevensverzameling) in volle jaren.

Geboren in dit land en heeft nooit langer dan één jaar in het buitenland gewoond

Aantal jaren in dit land (sinds de recentste vestiging van de gewone verblijfplaats in dit land) (2 cijfers)

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Eigen perceptie van de algemene gezondheid

De eigen perceptie van de algemene gezondheid is een subjectieve beoordeling door de betrokkene van diens gezondheid in het algemeen (dus niet van de huidige gezondheidstoestand of mogelijke tijdelijke gezondheidsproblemen) met inbegrip van verschillende gezondheidsdimensies, namelijk fysiek en emotioneel functioneren, mentale gezondheid (d.w.z. zowel psychologisch welbevinden als psychische stoornissen), en biomedische tekenen en symptomen.

Zeer goed

Goed

Redelijk (goed noch slecht)

Slecht

Zeer slecht

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Langdurig gezondheidsprobleem

De variabele “langdurige gezondheidsproblemen” is een subjectieve beoordeling door de betrokkene van diens chronische gezondheidsproblemen met inbegrip van verschillende fysieke, emotionele, mentale en gedragsdimensies van de gezondheid, ziekten en stoornissen, evenals pijn, een slechte gezondheid ten gevolge van ongevallen en letsels of aangeboren aandoeningen. Een langdurige of chronische aandoening heeft als kenmerk dat ze permanent is en naar verwachting een lange periode van toezicht, observatie of zorg vereist. Langdurige ziekten of gezondheidsproblemen moeten zes maanden of langer hebben geduurd (of zich hebben herhaald) of zullen naar verwachting zes maanden duren of zich herhalen.

De categorie “ja” verwijst naar het optreden van een of meer langdurige of chronische gezondheidsproblemen en “neen” verwijst naar de afwezigheid van langdurige of chronische gezondheidsproblemen in de perceptie van de respondent.

Ja

Neen

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Beperking van de activiteiten wegens gezondheidsproblemen

De variabele meet het door de persoon zelf beoordeelde niveau van langdurige (d.w.z. minstens zes maanden) beperking van diens deelname aan activiteiten die de persoon anders gewoonlijk zou uitvoeren wegens een gezondheidsprobleem of gezondheidsproblemen (fysiek, mentaal of emotioneel, met inbegrip van beperkingen ten gevolge van ouderdom).

Een activiteit wordt gedefinieerd als de uitvoering van een taak of handeling door een individu. Beperking van de activiteiten wordt gedefinieerd als moeilijkheden die een individu ondervindt bij het uitvoeren van een activiteit, beoordeeld aan de hand van een algemeen aanvaarde norm voor de populatie, met betrekking tot culturele en sociale verwachtingen betreffende activiteiten die mensen gewoonlijk verrichten, in allerlei omgevingen, op het werk, op school, thuis en als ontspanning.

Mensen met terugkerende of schommelende gezondheidsaandoeningen moeten verwijzen naar de vaakst voorkomende situatie die van invloed is op hun gebruikelijke activiteiten:

“Ernstig beperkt” betekent dat een activiteit niet of slechts met enorme moeite en doorgaans met hulp van anderen kan worden verricht of voltooid.

“Beperkt, maar niet in ernstige mate” betekent dat een gebruikelijke activiteit kan worden verricht of voltooid, maar slechts met enige moeite. Doorgaans is er echter geen hulp van anderen nodig of is die hulp niet dagelijks nodig.

“Helemaal niet beperkt” betekent dat de gebruikelijke activiteiten moeiteloos kunnen worden verricht of voltooid, of dat een eventuele beperking niet langer heeft geduurd dan de voorbije zes maanden.

Ernstig beperkt

Beperkt, maar niet in ernstige mate

Helemaal niet beperkt

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing (2)

Gebruikte interviewtechniek

De variabele vermeldt de methode die werd gebruikt om informatie te verzamelen van de respondent. Wanneer er verschillende technieken werden gebruikt om informatie van een respondent te verzamelen, vermeldt de variabele de techniek die het vaakst werd gebruikt.

Bij PAPI, CAPI en CATI is er een interviewer aanwezig. CAWI wordt door de respondent zelf toegepast die daarbij een scenario volgt dat op de website wordt aangeboden.

De categorie “andere” is van toepassing wanneer de interviewtechniek niet onder de andere categorieën valt, bijvoorbeeld een door de betrokkene zelf afgenomen interview met pen en papier (PASI) of een niet-webgebaseerd computerondersteund door de betrokkene zelf afgenomen interview (CASI).

De categorie “niet van toepassing” moet worden gebruikt om statistische eenheden te tellen — die deel uitmaken van de populatie van de gegevensbron — waarvoor er geen systematische informatie over deze variabele wordt gerapporteerd, bv. voor personen onder een bepaalde leeftijd, of wanneer alle informatie werd verkregen uit registers (d.w.z. administratieve gegevens) en/of werd geïmputeerd en er geen interview heeft plaatsgevonden.

Persoonlijk interview met pen en papier (PAPI)

Computerondersteund individueel interview (CAPI)

Computerondersteund telefonisch interview (CATI)

Computerondersteund webinterview (CAWI)

Ander

Niet van toepassing

Aard van de deelname aan de enquête

De variabele vermeldt of de gevraagde informatie werd verstrekt door de aangewezen respondent of door een andere persoon (vervanger).

De aangewezen respondent is de persoon die in de bepalingen voor elke microgegevensverzameling is aangeduid als degene aan wie de informatie wordt gevraagd.

“Rechtstreekse deelname” verwijst naar een situatie waarin de aangewezen respondent de gevraagde informatie zelf verstrekt. Rechtstreekse deelname omvat ook gevallen waarin de aangewezen respondent de gevraagde informatie heeft verstrekt met de hulp van iemand anders (bijvoorbeeld vertaling, fysieke bijstand) en de verstrekte antwoorden heeft gevalideerd.

“Onrechtstreekse deelname” verwijst naar een situatie waarin aan de aangewezen respondent gevraagde informatie werd verstrekt door derden (namelijk een vervanger) zonder dat het gegeven antwoord werd gevalideerd door de aangewezen respondent.

De categorie “niet van toepassing” moet worden gebruikt om statistische eenheden te tellen — die deel uitmaken van de populatie van de gegevensbron — waarvoor er geen systematische informatie over deze variabele wordt gerapporteerd, of wanneer alle informatie werd verkregen uit registers (d.w.z. administratieve gegevens) en/of werd geïmputeerd en er geen interview heeft plaatsgevonden.

Rechtstreekse deelname

Onrechtstreekse deelname

Niet vermeld (1)

Niet van toepassing

Stratum

Het primaire stratum stemt overeen met elke waarnemingseenheid (individu of huishouden) indien de doelpopulatie (of een gedeelte ervan) gestratificeerd is in het eerste stadium van de steekproefopzet, waarbij identificatiecodes worden verstrekt voor de verschillende strata (identificatiecode van stratum). Een populatie stratificeren betekent haar verdelen in niet-overlappende subpopulaties, strata genoemd. Vervolgens worden in elk stratum onafhankelijke steekproeven geselecteerd.

De geregistreerde informatie verwijst altijd naar de situatie op het ogenblik van de selectie van de betrokken statistische eenheid (individu of huishouden).

De categorie “identificatiecode van stratum” geeft de identificatiecode van het stratum waartoe elke waarnemingseenheid (individu of huishouden) behoort. Identificatiecodes van strata moeten worden gebruikt wanneer de doelpopulatie gestratificeerd werd, of wanneer zichzelf vertegenwoordigende primaire steekproefeenheden (PSU’s) in overweging werden genomen.

De categorie “niet van toepassing” moet worden gebruikt indien de doelpopulatie niet werd gestratificeerd in het eerste stadium van de steekproefopzet (bv. wanneer de steekproef is samengesteld aan de hand van enkelvoudige aselecte steekproeftrekking of groepsgewijze steekproefname) en er geen zichzelf vertegenwoordigende PSU’s in overweging werden genomen.

Identificatiecode van stratum

Niet van toepassing

Primaire steekproefeenheid (PSU)

De variabele vermeldt de primaire steekproefeenheid (PSU) die overeenstemt met elke waarnemingseenheid (individu of huishouden) indien de doelpopulatie is ingedeeld in clusters, waarbij identificatiecodes worden verstrekt voor de clusters of PSU’s.

Een populatie wordt ingedeeld in clusters (d.w.z. niet-overlappende subpopulaties) indien het onmogelijk is om directe elementen te selecteren voor de steekproef (doordat een steekproefkader ontbreekt) of indien de uitvoering te duur is (de populatie is geografisch sterk verspreid). In het eerste stadium van de steekproefopzet wordt dan een steekproef van clusters (PSU’s) geselecteerd.

De geregistreerde informatie verwijst altijd naar de situatie op het ogenblik van de selectie van de betrokken eenheid (individu of huishouden).

De categorie “identificatiecode van de primaire steekproefeenheid” verstrekt de identificatiecode van de PSU (tussen de geselecteerde PSU’s) waartoe elke waarnemingseenheid (individu of huishouden) behoort, in het geval de doelpopulatie in het eerste stadium van de steekproefopzet in clusters werd verdeeld.

De categorie “niet van toepassing” moet worden gebruikt indien de doelpopulatie niet werd geclusterd in het eerste stadium van de steekproefopzet, bv. wanneer de steekproef is samengesteld aan de hand van enkelvoudige aselecte steekproeftrekking of gestratificeerde steekproefname.

Identificatiecode van de primaire steekproefeenheid

Niet van toepassing


(1)  De categorie “niet vermeld” moet worden gebruikt bij non-respons, d.w.z. wanneer de respondent het antwoord niet kent of weigert te antwoorden.

(2)  De categorie “niet van toepassing” moet worden gebruikt voor gevallen die buiten het bereik van een specifieke variabele vallen, namelijk ten gevolge van de toepassing van een filter voor die variabele. Daarnaast moet deze categorie ook worden gebruikt voor het tellen van statistische eenheden — die deel uitmaken van de populatie van de gegevensbron — waarvoor stelselmatig geen informatie over deze variabele wordt gerapporteerd, bijvoorbeeld in het geval van personen onder een bepaalde leeftijd.

(3)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  http://ec.europa.eu/eurostat/documents/1978984/6037342/ISCO-08.pdf (Engelse versie, ook beschikbaar in het Frans en het Duits).

(5)  http://uis.unesco.org/sites/default/files/documents/international-standard-classification-of-education-isced-2011-en.pdf (beschikbaar in het Engels en het Frans).

(6)  http://ec.europa.eu/eurostat/ramon/nomenclatures/index.cfm?TargetUrl=LST_NOM_DTL&StrNom=CL_GEO&StrLanguageCode=EN&IntPcKey=&StrLayoutCode=HIERARCHIC (beschikbaar in het Engels, Frans en Duits)

(7)  Wie nog nooit ervaring heeft gehad met werken voor loon of voor winst, met ten minste een werkuur per week.

(8)  http://uis.unesco.org/sites/default/files/documents/isced-fields-of-education-and-training-2013-en.pdf (beschikbaar in het Engels en in het Frans)

(9)  De codes (009), (029), (039), (049), (059), (079), (089), (099), (109) zijn geen ISCED-codes.


Top