Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CB0008

    Zaak C-8/19 PPU: Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 12 februari 2019 — (verzoek om een prejudiciëlebeslissingingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaaktegen RH (Prejudiciële verwijzing — Prejudiciële spoedprocedure — Justitiële samenwerking in strafzaken — Richtlijn (EU) 2016/343 — Artikel 4 — Publieke verwijzingen naar schuld — Beslissing tot voorlopige hechtenis — Rechtsmiddelen — Procedure voor de toetsing van de rechtmatigheid van diebeslissing — Eerbiediging van hetvermoeden van onschuld — Artikel 267 VWEU — Artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechtenvan de Europese Unie — Recht op een terechtzitting binnen een redelijke termijn — Nationale regelgevingwaarbij de mogelijkheid van nationalerechters om een prejudiciële vraag aan het Hof te stellen wordt beperkt,of die hen verplicht uitspraak te doen zonder het antwoord op dievraag af te wachten — Tuchtrechtelijke sancties ingeval die regelgeving niet wordtnageleefd)

    PB C 172 van 20.5.2019, p. 6–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.5.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 172/6


    Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 12 februari 2019 — (verzoek om een prejudiciële beslissingingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaaktegen RH

    (Zaak C-8/19 PPU) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Prejudiciële spoedprocedure - Justitiële samenwerking in strafzaken - Richtlijn (EU) 2016/343 - Artikel 4 - Publieke verwijzingen naar schuld - Beslissing tot voorlopige hechtenis - Rechtsmiddelen - Procedure voor de toetsing van de rechtmatigheid van diebeslissing - Eerbiediging van het vermoeden van onschuld - Artikel 267 VWEU - Artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechtenvan de Europese Unie - Recht op een terechtzitting binnen een redelijke termijn - Nationale regelgeving waarbij de mogelijkheid van nationalerechters om een prejudiciële vraag aan het Hof te stellen wordt beperkt,of die hen verplicht uitspraak te doen zonder het antwoord op dievraag af te wachten - Tuchtrechtelijke sancties ingeval die regelgeving niet wordtnageleefd)

    (2019/C 172/07)

    Procestaal: Bulgaars

    Verwijzende rechter

    Spetsializiran nakazatelen sad

    Partij in de strafzaak

    RH

    Dictum

    1)

    Artikel 267 VWEU en artikel 47, tweede alinea, van het Handvestvan de grondrechten van de Europese Unie moeten aldus worden uitgelegddat zij zich verzetten tegen een nationale regeling, zoals uitgelegddoor de rechtspraak, die tot gevolg heeft dat de nationale rechterertoe gehouden is zich uit te spreken over de rechtmatigheid van eenbeslissing tot voorlopige hechtenis, zonder dat hij de mogelijkheidheeft een verzoek om een prejudiciële beslissing in te dienen bijhet Hof of te wachten op diens antwoord.

    2)

    De artikelen 4 en 6 van richtlijn (EU) 2016/343 van het EuropeesParlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffendede versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschulden van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezigte zijn, gelezen in samenhang met overweging 16 ervan, moeten aldusworden uitgelegd dat het vermoeden van onschuld zich er niet tegenverzet dat de bevoegde rechter bij zijn onderzoek of er een redelijkeverdenking bestaat dat de verdachte of beklaagde het verweten strafbarefeit heeft gepleegd, teneinde zich uit te spreken over de rechtmatigheidvan een beslissing tot voorlopige hechtenis, de aan hem overgelegdebelastende en ontlastende bewijzen afweegt, en dat hij zijn beslissingniet enkel motiveert door het door hem gehanteerde bewijs te vermelden,maar door zich tevens uit te spreken over de bezwaren van de advocaatvan de betrokkene, op voorwaarde dat de verdachte of beklaagde indie beslissing niet als schuldig wordt aangeduid.


    (1)  PB C 93 van11.3.2019.


    Top