Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0411

    Zaak T-411/17: Beroep ingesteld op 30 juni 2017 — Landesbank Baden-Württemberg/SRB

    PB C 277 van 21.8.2017, p. 51–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.8.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 277/51


    Beroep ingesteld op 30 juni 2017 — Landesbank Baden-Württemberg/SRB

    (Zaak T-411/17)

    (2017/C 277/74)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partij: Landesbank Baden-Württemberg (Stuttgart, Duitsland) (vertegenwoordigers: Rechtsanwälte H. Berger en K. Rübsamen)

    Verwerende partij: Einheitlicher Abwicklungsausschuss (SRB)

    Conclusies

    Het besluit van de bestuursvergadering van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad van 11 april 2017 betreffende de berekening van de voorafgaande bijdragen aan het Gemeenschappelijk afwikkelingsfonds voor 2017 (SRB/ES/SRF/2017/05), met inbegrip van de bijlage nietig verklaren, voor zover dat besluit, met inbegrip van de bijlage, verzoekster betreft, en

    verweerder verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zes middelen aan.

    1.

    Schending van artikel 296, lid 2, VWEU en artikel 41, leden 1 en 2, onder c), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”), wegens ontoereikende motivering van het besluit

    2.

    Schending van het recht om te worden gehoord, in de zin van artikel 41, leden 1 en 2, onder a), van het Handvest, doordat verzoekster niet is gehoord

    3.

    Schending van het fundamentele recht op een doeltreffende rechterlijke bescherming overeenkomstig artikel 47, lid 1, van het Handvest, doordat het besluit niet kon worden geverifieerd

    4.

    Schending van artikel 103, lid 7, onder h), van richtlijn 2014/59/EU (1), artikel 113, lid 7, van verordening (EU) nr. 575/2013 (2), artikel 6, lid 5, eerste zin, van gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 (3), van de artikelen 16 en 20 van het Handvest en van het evenredigheidsbeginsel, doordat de multiplicator is toegepast op de IPS-indicator (Institutional Protection Scheme-indicator) (institutioneel protectiestelsel-indicator).

    5.

    Schending van artikel 16 van het Handvest en van het evenredigheidsbeginsel, doordat de risicoaanpassingsmultiplicator is toegepast

    6.

    Onwettigheid van de artikelen 4 tot en met 7 en 9 van gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 en van bijlage I bij deze gedelegeerde verordening


    (1)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (voor de EER relevante tekst) (PB 2014, L 173, blz. 190).

    (2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (voor de EER relevante tekst) (PB 2013, L 176, blz. 1).

    (3)  Gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PB 2015, L 11, blz. 44).


    Top