Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CN0497

    Zaak C-497/07 P: Hogere voorziening ingesteld op 16 november 2007 door Philip Morris Products SA tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 12 september 2007 in zaak T-140/06, Philip Morris Products/BHIM

    PB C 22 van 26.1.2008, p. 27–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.1.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 22/27


    Hogere voorziening ingesteld op 16 november 2007 door Philip Morris Products SA tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 12 september 2007 in zaak T-140/06, Philip Morris Products/BHIM

    (Zaak C-497/07 P)

    (2008/C 22/52)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Rekwirante: Philip Morris Products SA (vertegenwoordigers: T. van Innis en C. S. Moreau, advocaten)

    Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

    Conclusies

    het bestreden arrest te vernietigen;

    het Bureau te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    In haar hogere voorziening voert rekwirante aan dat het Gerecht de artikelen 4 en 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (1) heeft geschonden. Dienaangaande verwijt zij in de eerste plaats het Gerecht, zijn beoordeling te hebben gebaseerd op een negatief vooroordeel omtrent de categorie van merken waaronder het aangevraagde merk valt. Door te oordelen dat de consument niet gewend is om de herkomst van de waar af te leiden uit de vorm ervan of uit de vorm van de verpakking, is het Gerecht immers overgegaan tot een feitelijke vaststelling die niet wetenschappelijk is onderbouwd en blijk geeft van een onjuiste opvatting met betrekking tot de wijze waarop mensen tekens in het algemeen en vormen in het bijzonder percipiëren.

    In de tweede plaats verwijt rekwirante het Gerecht een onjuiste juridische analyse van de perceptie van het merk door het betrokken publiek. Deze fout is om te beginnen te wijten aan het feit dat het Gerecht enkel rekening heeft gehouden met gebruik van het merk door opname ervan in een pakje sigaretten, terwijl de vorm van een verpakking voor een bepaalde waar kan worden aangeboden aan de perceptie van het publiek in vele andere gedaantes, zoals grafische of driedimensionale voorstellingen van het merk in reclamemateriaal. De beoordelingsfout is tevens te wijten aan het feit dat het Gerecht het begrip merk heeft herleid tot het deel ervan dat waarneembaar is voor een kandidaat-koper juist voor de aankoop ervan, terwijl het voor een merk relevante publiek wordt gevormd door alle personen die ermee kunnen worden geconfronteerd bij normaal gebruik van dit merk, dat tot uitdrukking komt zowel bij het promoten van de waar voor de aankoop ervan als bij het gebruik of de consumptie van de waar na de aankoop ervan.

    In de derde en laatste plaats stelt rekwirante dat de motivering van het bestreden arrest tegenstrijdig is.


    (1)  PB 1994, L 11, blz. 1.


    Top