Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0607

    Zaak C-607/17: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 juni 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta förvaltningsdomstol — Zweden) — Skatteverket/Memira Holding AB (Prejudiciële verwijzing — Vennootschapsbelasting — Vennootschapsgroep — Vrijheid van vestiging — Aftrek van de door een niet-ingezeten dochteronderneming geleden verliezen — Begrip „definitieve verliezen” — Fusie door overneming van de dochteronderneming door de moedermaatschappij — Wettelijke regeling van de vestigingsstaat van de dochteronderneming volgens welke de aftrek van verliezen in geval van fusie enkel wordt toegekend aan de entiteit die de verliezen heeft geleden)

    PB C 270 van 12.8.2019, p. 5–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.8.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 270/5


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 juni 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta förvaltningsdomstol — Zweden) — Skatteverket/Memira Holding AB

    (Zaak C-607/17) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Vennootschapsbelasting - Vennootschapsgroep - Vrijheid van vestiging - Aftrek van de door een niet-ingezeten dochteronderneming geleden verliezen - Begrip „definitieve verliezen” - Fusie door overneming van de dochteronderneming door de moedermaatschappij - Wettelijke regeling van de vestigingsstaat van de dochteronderneming volgens welke de aftrek van verliezen in geval van fusie enkel wordt toegekend aan de entiteit die de verliezen heeft geleden)

    (2019/C 270/05)

    Procestaal: Zweeds

    Verwijzende rechter

    Högsta förvaltningsdomstolen

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Skatteverket

    Verwerende partij: Memira Holding AB

    Dictum

    1)

    Bij de beoordeling van het definitieve karakter van de verliezen van een niet-ingezeten dochteronderneming, in de zin van punt 55 van het arrest van 13 december 2005, Marks & Spencer (C-446/03, EU:C:2005:763), is de omstandigheid dat in de lidstaat van de dochteronderneming verliezen van een vennootschap in geval van fusie niet aan een andere belastingplichtige kunnen worden overgedragen terwijl in de lidstaat van de moedermaatschappij die verliezen in geval van fusie tussen ingezeten vennootschappen wel kunnen worden overgedragen, niet doorslaggevend tenzij de moedermaatschappij aantoont dat het voor haar onmogelijk is die verliezen te benutten door met name via een verkoop ervoor te zorgen dat een derde die verliezen in toekomstige belastingjaren fiscaal in aanmerking neemt.

    2)

    In de veronderstelling dat de in de eerste vraag vermelde omstandigheid relevant zou worden, maakt het feit dat alsdan in de vestigingsstaat van de dochteronderneming geen enkele andere entiteit bestaat die deze verliezen zou hebben kunnen aftrekken in geval van fusie als die aftrek zou zijn toegestaan, geen verschil uit.


    (1)  PB C 5 van 8.1.2018.


    Top