Agħżel il-karatteristiċi sperimentali li tixtieq tipprova

Dan id-dokument hu mislut mis-sit web tal-EUR-Lex

Dokument 62014CA0442

    Zaak C-442/14: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 23 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven — Nederland) — Bayer CropScience SA-NV, Stichting De Bijenstichting/College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden [Prejudiciële verwijzing — Milieu — Verdrag van Aarhus — Richtlijn 2003/4/EG — Artikel 4, lid 2 — Toegang van het publiek tot informatie — Begrip „informatie over emissies in het milieu” — Richtlijn 91/414/EEG — Richtlijn 98/8/EG — Verordening (EG) nr. 1107/2009 — Op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden — Vertrouwelijkheid — Bescherming van industriële en commerciële belangen]

    PB C 30 van 30.1.2017, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.1.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 30/3


    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 23 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven — Nederland) — Bayer CropScience SA-NV, Stichting De Bijenstichting/College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

    (Zaak C-442/14) (1)

    ([Prejudiciële verwijzing - Milieu - Verdrag van Aarhus - Richtlijn 2003/4/EG - Artikel 4, lid 2 - Toegang van het publiek tot informatie - Begrip „informatie over emissies in het milieu” - Richtlijn 91/414/EEG - Richtlijn 98/8/EG - Verordening (EG) nr. 1107/2009 - Op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden - Vertrouwelijkheid - Bescherming van industriële en commerciële belangen])

    (2017/C 030/03)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    College van Beroep voor het bedrijfsleven

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Bayer CropScience SA-NV, Stichting De Bijenstichting

    Verwerende partij: College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

    in tegenwoordigheid van: Makhtesim-Agan Holland BV

    Dictum

    1)

    Artikel 4, lid 2, van richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat de omstandigheid dat de aanvrager van een toelating voor het op de markt brengen van een gewasbeschermingsmiddel of biocide die in de loop van de procedure voor de verkrijging van die toelating niet heeft verzocht om de informatie die in het kader van die procedure is overgelegd, vertrouwelijk te behandelen op grond van artikel 14 van richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, artikel 19 van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden, of de artikelen 33, lid 4, en 63 van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, er niet aan in de weg staat dat de bevoegde autoriteit waarbij na afloop van die procedure door een derde een verzoek om toegang tot die informatie op grond van richtlijn 2003/4 wordt ingediend, het verzet van de aanvrager tegen dit verzoek onderzoekt en dit verzoek in voorkomend geval op grond van artikel 4, lid 2, eerste alinea, onder d), van die richtlijn afwijst omdat de openbaarmaking van die informatie afbreuk zou doen aan de vertrouwelijkheid van commerciële of industriële informatie.

    2)

    Artikel 4, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2003/4 moet aldus worden uitgelegd dat:

    onder het begrip „emissies in het milieu” in de zin van die bepaling het vrijkomen in het milieu van producten en stoffen als gewasbeschermingsmiddelen of biociden, en stoffen die deze producten bevatten, valt, vooropgesteld dat deze ook daadwerkelijk of voorzienbaar vrijkomen bij normaal of realistisch gebruik;

    onder het begrip „informatie over emissies in het milieu” in de zin van die bepaling inlichtingen over de aard, de samenstelling, de hoeveelheid, de datum en de plaats van „emissies in het milieu” van deze producten of stoffen vallen, alsook gegevens over de invloeden op kortere of langere termijn van deze emissies in het milieu, meer bepaald informatie over residuen die na het gebruik van het product in kwestie in het milieu aanwezig zijn en studies inzake de mate van stofdrift bij dit gebruik, ongeacht of deze gegevens afkomstig zijn uit (semi-)veldstudies, laboratoriumstudies of translocatiestudies.

    3)

    Artikel 4, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2003/4 moet aldus worden uitgelegd dat in geval van een verzoek om toegang tot informatie over emissies in het milieu waarvan de openbaarmaking afbreuk zou doen aan één van de belangen waarop artikel 4, lid 2, eerste alinea, onder a), d), f), g) en h), van die richtlijn ziet, alleen de relevante gegevens die uit de informatiebron over emissies in het milieu kunnen worden gedestilleerd, openbaar moeten worden gemaakt, voor zover die gegevens van andere informatie in die bron kunnen worden gescheiden. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit het geval is.


    (1)  PB C 462 van 22.12.2014.


    Fuq