EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0757

2014/757/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 29 oktober 2014 betreffende door Duitsland overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad gemelde beperkingen van de toelating voor een IPBC bevattend biocide (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7914) Voor de EER relevante tekst

PB L 311 van 31.10.2014, p. 72–74 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2014/757/oj

31.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/72


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2014

betreffende door Duitsland overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad gemelde beperkingen van de toelating voor een IPBC bevattend biocide

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7914)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/757/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1) en met name artikel 36, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat de lijst van werkzame stoffen die in de Unie in biociden mogen worden gebruikt. Bij Richtlijn 2008/79/EG van de Commissie (3) is de werkzame stof IPBC aan die lijst toegevoegd voor gebruik in producten die behoren tot productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), als gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG. Op grond van artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 is die stof daarom een goedgekeurde werkzame stof die is opgenomen in de lijst waarnaar in artikel 9, lid 2, van die verordening wordt verwezen.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/8/EG heeft het bedrijf ISP Cologne Holding GmbH op 22 december 2010 bij Denemarken een aanvraag ingediend voor de toelating voor een houtconserverend biocide dat IPBC bevat („het omstreden product”). Denemarken heeft het omstreden product op 19 december 2011 toegelaten voor de gebruiksklassen 2 en 3 van ermee behandeld hout, zoals omschreven in de Technical Notes for Guidance on Product Evaluation (4). De toelating voor het product geldt voor verschillende aanbrengingsmethoden, met inbegrip van geautomatiseerde onderdompeling voor professioneel gebruik. Twee lidstaten hebben het omstreden product vervolgens via wederzijdse erkenning toegelaten.

(3)

ISP Cologne Holding GmbH („de aanvrager”) heeft op 20 februari 2012 bij Duitsland een volledige aanvraag ingediend voor de wederzijdse erkenning van de door Denemarken verleende toelating voor het omstreden product.

(4)

Op 30 augustus 2013 heeft Duitsland de Commissie, de andere lidstaten en de aanvrager overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Richtlijn 98/8/EG in kennis gesteld van zijn voorstel om de toelating te beperken. Duitsland is van mening dat het omstreden product niet voldoet aan de vereisten van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG met betrekking tot de menselijke gezondheid en het milieu.

(5)

Volgens Duitsland is bij de door Denemarken uitgevoerde beoordeling niet voldoende rekening gehouden met de ecologische bezwaren betreffende het omstreden product. Uit de door Duitsland uitgevoerde milieurisicobeoordeling van de gebruiksduur van behandeld hout in het kader van gebruiksklasse 3 is gebleken dat er op dag 30 („tijdstip 1”) ongeacht de aanbrengingsmethode een onaanvaardbaar risico voor de bodem bestaat. Daarom stelt Duitsland voor om het gebruik van met het omstreden product behandeld hout in het kader van gebruiksklasse 3 niet toe te laten.

(6)

Duitsland is voorts van mening dat de aanbrenging via geautomatiseerde onderdompeling wegens onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van menselijke professionele gebruikers moet worden beperkt tot systemen met een voldoende hoge mate van automatisering.

(7)

Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG heeft de Commissie de andere lidstaten en de aanvrager verzocht binnen negentig dagen schriftelijke opmerkingen over de kennisgeving in te dienen. Duitsland, Denemarken en de aanvrager hebben binnen die termijn opmerkingen ingediend. De Commissie en de voor biociden bevoegde instanties van de lidstaten hebben de kennisgeving ook besproken op de vergadering van 24 september 2013 van de krachtens artikel 35 van Verordening (EU) nr. 528/2012 opgerichte coördinatiegroep.

(8)

Met betrekking tot de risico's voor het milieu is uit die besprekingen en opmerkingen gebleken dat Denemarken bij de beoordeling de huidige richtsnoeren heeft gevolgd (5). Wanneer, uitgaande van een worstcasescenario, een risico wordt vastgesteld op tijdstip 1, kan een veilig gebruik van behandeld hout in het kader van de gebruiksklassen 2 en 3 worden verondersteld als het risico voor het milieu aan het einde van de gebruiksduur aanvaardbaar wordt geacht.

(9)

De Commissie merkt ook op dat gevallen waarbij een onaanvaardbaar risico op tijdstip 1 is vastgesteld, momenteel op het niveau van de Unie worden besproken met het oog op een geharmoniseerde aanpak. Tegen deze achtergrond is de Commissie van mening dat — in afwachting van de formele goedkeuring van een dergelijke aanpak — de conclusies van de beoordeling van het omstreden product door Denemarken als geldig moeten worden beschouwd tot de toelating voor het product wordt vernieuwd. Op basis van de opmerkingen onderschrijft de Commissie de conclusies van de door Denemarken uitgevoerde beoordeling en gaat zij akkoord met het feit dat de andere lidstaten het product op basis van wederzijdse erkenning hebben goedgekeurd.

(10)

Het omstreden product voldoet immers aan de milieueisen van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG. De Commissie is bijgevolg van mening dat het verzoek van Duitsland om de toelating voor het product te beperken op grond van de aangevoerde argumenten niet te rechtvaardigen is. De Commissie is daarom van oordeel dat de door Duitsland gevraagde beperking van de toelating op grond van de aangevoerde argumenten niet te rechtvaardigen is.

(11)

Wat betreft de toepassing door middel van geautomatiseerde onderdompeling, is de Commissie van mening dat het omstreden product moet worden onderworpen aan de bepalingen van een eerder besluit van de Commissie (6) dat betrekking heeft op de bescherming van de gezondheid van professionele gebruikers bij de toepassing volgens deze methode van producten die IPBC bevatten. Bijgevolg moet het omstreden product worden toegelaten, op voorwaarde dat op het etiket instructies worden aangebracht die het gebruik van het product beperken tot volledig geautomatiseerde onderdompelingsprocessen, en moet de toelating van het product dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

Verordening (EU) nr. 528/2012 is van toepassing op het omstreden product overeenkomstig artikel 92, lid 2, van die verordening. Aangezien artikel 36, lid 3, van die verordening de rechtsgrondslag voor dit besluit vormt, moet dit besluit krachtens artikel 36, lid 4, van die verordening tot alle lidstaten worden gericht.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op producten met het volgende aanvraagreferentienummer in de referentielidstaat, zoals vermeld in het register voor biociden:

2010/5411/6906/DK/AA/8325

Artikel 2

Het voorstel van Duitsland om de op 19 december 2011 door Denemarken verleende toelating voor de in artikel 1 bedoelde producten te beperken, wordt afgewezen.

Artikel 3

Ten aanzien van gebruik voor geautomatiseerde onderdompeling worden de met het aanvraagreferentienummer in artikel 1 aangeduide biociden toegelaten op voorwaarde dat het etiket van de producten de volgende instructie bevat:

„Het product (naam van het product invullen) mag alleen worden gebruikt bij volledig geautomatiseerde onderdompelingsprocessen waar alle fasen van het behandelings- en droogproces zijn gemechaniseerd en geen manuele behandeling plaatsvindt, ook niet wanneer de behandelde artikelen door de dompeltank naar de uitlek/droogruimte en de opslagruimte worden vervoerd (indien het oppervlak vóór de opslag nog niet droog is). In voorkomend geval moeten de te behandelen houten artikelen vóór de behandeling en tijdens het onderdompelingsproces volledig worden vastgemaakt (bijvoorbeeld met spanriemen of klemmen) en mogen ze niet manueel worden behandeld totdat het oppervlak ervan droog is.”

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2014.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2008/79/EG van de Commissie van 28 juli 2008 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde IPBC als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen (PB L 200 van 29.7.2008, blz. 12).

(4)  Beschikbaar op de website http://echa.europa.eu/documents/10162/16960215/bpd_guid_tnsg-product-evaluation_en.pdf

(5)  Verslag van de workshop over logen (Arona, Italië, 13-14 juni 2005), beschikbaar op de website http://ihcp.jrc.ec.europa.eu/our_activities/public-health/risk_assessment_of_Biocides/doc/ESD/ESD_PT/PT_08/PT_8_Leaching_Workshop_2005.pdf/at_download/file

(6)  Uitvoeringsbesluit 2014/402/EU van de Commissie van 25 juni 2014 betreffende door Duitsland overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad gemelde beperkingen van de toelatingen van IPBC bevattende biociden (PB L 188 van 27.6.2014, blz. 85).


Top