This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32024R2215
Commission Implementing Regulation (EU) 2024/2215 of 6 September 2024 establishing, pursuant to Regulation (EU) 2024/573 of the European Parliament and of the Council, minimum requirements for the issuance of certificates to natural and legal persons and the conditions for the mutual recognition of such certificates, as regards stationary refrigeration, air conditioning and heat pump equipment, organic Rankine cycles and refrigeration units of refrigerated trucks, refrigerated trailers, refrigerated light-duty vehicles, intermodal containers and train wagons containing fluorinated greenhouse gases or their alternatives, and repealing Commission Implementing Regulation (EU) 2015/2067
Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2215 van de Commissie van 6 september 2024 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor de afgifte van certificaten aan natuurlijke en rechtspersonen en de voorwaarden voor de wederzijdse erkenning van dergelijke certificaten betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur, organische rankinecycli en koeleenheden van koelwagens, van koelaanhangwagens, van lichte koelvoertuigen, van gekoelde intermodale containers en van gekoelde treinwagons die gefluoreerde broeikasgassen of alternatieven daarvoor bevatten, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie
Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2215 van de Commissie van 6 september 2024 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor de afgifte van certificaten aan natuurlijke en rechtspersonen en de voorwaarden voor de wederzijdse erkenning van dergelijke certificaten betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur, organische rankinecycli en koeleenheden van koelwagens, van koelaanhangwagens, van lichte koelvoertuigen, van gekoelde intermodale containers en van gekoelde treinwagons die gefluoreerde broeikasgassen of alternatieven daarvoor bevatten, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie
C/2024/6151
PB L, 2024/2215, 9.9.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/2215/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/2215 |
9.9.2024 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2024/2215 VAN DE COMMISSIE
van 6 september 2024
tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor de afgifte van certificaten aan natuurlijke en rechtspersonen en de voorwaarden voor de wederzijdse erkenning van dergelijke certificaten betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur, organische rankinecycli en koeleenheden van koelwagens, van koelaanhangwagens, van lichte koelvoertuigen, van gekoelde intermodale containers en van gekoelde treinwagons die gefluoreerde broeikasgassen of alternatieven daarvoor bevatten, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014 (1), en met name artikel 10, lid 8,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2024/573 bevat verplichtingen betreffende de certificering van natuurlijke en rechtspersonen om bepaalde activiteiten uit te voeren waarbij gefluoreerde broeikasgassen of relevante alternatieven voor gefluoreerde broeikasgassen, met inbegrip van natuurlijke koelmiddelen. betrokken zijn. |
(2) |
Verordening (EU) 2024/573 bevat ook aanvullende verplichtingen betreffende de certificering van rechtspersonen voor activiteiten met betrekking tot koeleenheden van koelwagens en koelaanhangwagens, en betreffende de certificering van natuurlijke personen en rechtspersonen voor activiteiten met betrekking tot koeleenheden van lichte koelvoertuigen, van gekoelde intermodale containers en van gekoelde treinwagons, en organische rankinecycli. |
(3) |
De certificeringsverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2024/573 hebben betrekking op een uitgebreide lijst van stoffen in de desbetreffende apparatuur, met inbegrip van alternatieven voor gefluoreerde broeikasgassen. De voorschriften voor de inhoud van de certificeringsprogramma’s moeten waarborgen dat er veilig wordt omgegaan met apparatuur die ontvlambare of giftige gassen bevat of onder hoge druk werkt. |
(4) |
Het verbeteren van de kwaliteit van de installatie, het onderhoud of de service van apparatuur is essentieel voor het optimaliseren en handhaven van de energie-efficiëntie ervan, wat ook een van de doelstellingen van de certificeringsverplichtingen is. |
(5) |
Daarom moeten, overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2024/573, de minimumeisen voor de certificering van natuurlijke en rechtspersonen worden geactualiseerd met betrekking tot het toepassingsgebied van de activiteiten, de betrokken apparatuur en de vaardigheden en kennis die onder de richtlijn vallen, en moeten regels voor de certificering en de voorwaarden voor de wederzijdse erkenning van certificaten worden vastgesteld. |
(6) |
Bijgevolg moet Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie (2) worden ingetrokken. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) 2024/573 opgerichte comité voor gefluoreerde broeikasgassen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden minimumeisen vastgesteld voor de certificering van natuurlijke en rechtspersonen die de in artikel 2 bedoelde activiteiten uitvoeren, alsmede de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de relevante certificaten, met betrekking tot de volgende apparatuur:
a) |
stationaire koeling; |
b) |
stationaire klimaatregelings- en warmtepompapparatuur; |
c) |
stationaire apparatuur met organische rankinecycli; |
d) |
koeleenheden van koelwagens en koelaanhangwagens; |
e) |
koeleenheden van lichte koelvoertuigen, van gekoelde intermodale containers en van gekoelde treinwagons. |
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op natuurlijke personen die de volgende activiteiten uitvoeren:
a) |
controles op lekken van de in artikel 1 vermelde apparatuur die de in bijlage I en deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) 2024/573 vermelde gefluoreerde broeikasgassen bevat; |
b) |
de installatie van de in artikel 1 vermelde apparatuur die de in bijlage I en deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) 2024/573 vermelde gefluoreerde broeikasgassen of de alternatieve stoffen ammoniak (NH3), kooldioxide (CO2) of koolwaterstoffen bevat; |
c) |
de reparatie, het onderhoud of de service en de buitengebruikstelling van de in artikel 1 vermelde apparatuur die de in bijlage I en deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) 2024/573 vermelde gefluoreerde broeikasgassen of de alternatieve stoffen ammoniak (NH3), kooldioxide (CO2) of koolwaterstoffen bevat; |
d) |
de terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen uit koelcircuits van stationaire koel- en klimaatregelingsapparatuur, warmtepompen en koeleenheden van koelwagens en koelaanhangwagens. |
2. Daarnaast is deze verordening van toepassing op rechtspersonen die namens derden de installatie, de reparatie, het onderhoud, de service of de buitengebruikstelling verrichten van de in artikel 1 vermelde apparatuur die de in bijlage I en deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) 2024/573 vermelde gefluoreerde broeikasgassen en de alternatieve stoffen ammoniak (NH3), kooldioxide (CO2) of koolwaterstoffen bevat;
3. Deze verordening is niet van toepassing op de fabricage van de in artikel 1 bedoelde apparatuur op de vestigingen van de fabrikant.
Artikel 3
Certificaten voor natuurlijke personen
1. Natuurlijke personen die de in artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten uitoefenen, moeten houder zijn van een certificaat van het in lid 2 van dit artikel bedoelde type. De lidstaten kunnen de afgifte toestaan van afzonderlijke typen certificaten of van een certificaat dat verschillende typen certificaten dekt, waarbij de onder het certificaat vallende activiteiten worden vermeld.
2. Uit de volgende typen certificaten blijkt dat de houder voldoet aan de eisen om de in artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten te ondernemen:
a) |
certificaat A1, waaruit blijkt dat houders alle in artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten met betrekking tot gefluoreerde broeikasgassen en koolwaterstoffen mogen uitvoeren; |
b) |
certificaat A2, waaruit blijkt dat houders alle in artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten met betrekking tot gefluoreerde broeikasgassen en koolwaterstoffen mogen uitvoeren die beperkt zijn tot apparatuur die een vulling van minder dan 3 kg bevat, of die, indien het om hermetisch afgesloten systemen gaat die als zodanig zijn gelabeld, een vulling van minder dan 6 kg bevat; |
c) |
certificaat B, waaruit blijkt dat houders alle in artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten met betrekking tot kooldioxide (CO2) mogen uitvoeren; |
d) |
certificaat C, waaruit blijkt dat houders alle in artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten met betrekking tot ammoniak (NH3) mogen uitvoeren; |
e) |
certificaat D, waaruit blijkt dat houders de in artikel 2, lid 1, punt d), bepaalde activiteit mogen uitvoeren in verband met apparatuur die minder dan 3 kg gefluoreerde broeikasgassen bevat, of die, indien het om hermetisch afgesloten systemen gaat die als zodanig zijn gelabeld, minder dan 6 kg gefluoreerde broeikasgassen bevat; |
f) |
certificaat E, waaruit blijkt dat houders de in artikel 2, lid 1, punt a), bepaalde activiteit mogen uitvoeren, mits hierbij het koelcircuit dat de in bijlage I en deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) 2024/573 vermelde gefluoreerde broeikasgassen bevat, niet wordt geopend. |
3. Lid 1 is niet van toepassing op natuurlijke personen die:
a) |
systeem- of apparatuuronderdelen hardsolderen, zachtsolderen of lassen in de context van een van de in artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten en houder zijn van de krachtens de nationale wetgeving vereiste kwalificatie voor het verrichten van dergelijke activiteiten, mits zij onder toezicht staan van een persoon die houder is van een certificaat betreffende de activiteit in kwestie die de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de correcte uitvoering van de activiteit; |
b) |
gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit onder Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) vallende apparatuur die minder dan 3 kg gefluoreerde broeikasgassen en minder dan 5 ton CO2-equivalent bevat, in ruimten waarvoor een vergunning is afgegeven in overeenstemming met artikel 9, leden 1 en 2, van die richtlijn, mits zij in dienst zijn van het bedrijf dat houder is van de vergunning en een opleidingscursus hebben voltooid over de minimumvaardigheden en -kennis die overeenkomen met certificaat D als vastgesteld in bijlage I bij deze verordening, gestaafd met een door de vergunninghouder afgegeven bevoegdheidsattest. |
4. Natuurlijke personen die een van de in artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten verrichten, zijn niet onderworpen aan de in lid 1 van dat artikel bedoelde vereiste, mits zij aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
zij zijn ingeschreven voor een opleidingscursus voor het behalen van een certificaat voor de betrokken activiteit, en |
b) |
zij voeren de activiteit uit onder toezicht van een persoon die houder is van een certificaat voor die activiteit die de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de correcte uitvoering van de activiteit. |
De in de eerste alinea vastgestelde afwijking is van toepassing voor de duur van de perioden waarin de door artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten worden uitgevoerd, voor een totale duur van ten hoogste 24 maanden.
Artikel 4
Certificering van natuurlijke personen
1. Een certificeringsinstantie als bedoeld in artikel 7 geeft een in artikel 3, lid 2, bedoeld certificaat af aan natuurlijke personen die zijn geslaagd voor een theoretisch en praktisch examen dat door een evalueringsinstantie als bedoeld in artikel 8 is georganiseerd en betrekking heeft op de in bijlage I voor het betrokken certificaat vastgestelde minimumvaardigheden en -kennis.
2. Het certificaat bevat ten minste het volgende:
a) |
de naam van de certificeringsinstantie, de volledige naam van de houder, een certificaatnummer en de eventuele vervaldatum; |
b) |
het type certificaat voor natuurlijke personen als bedoeld in artikel 3, lid 2, met vermelding van de activiteiten die de houder op grond daarvan mag uitvoeren en van het soort betrokken apparatuur; |
c) |
de afgiftedatum en de handtekening van de afgever. |
3. De lidstaten kunnen certificeringsinstanties toestaan om aanvragers vrij te stellen van de verplichting om te slagen voor het in lid 1 bedoelde examen wanneer zij over eerder verworven kwalificaties, vaardigheden en kennis beschikken die gelijkwaardig zijn aan de in bijlage I vermelde kwalificaties, vaardigheden en kennis, of om aanvragers alleen te verplichten een aanvullend examen af te leggen wanneer de eerder verworven kwalificaties, vaardigheden en kennis van de aanvrager gedeeltelijk overeenstemmen met de in bijlage I vermelde kwalificaties, vaardigheden en kennis.
Artikel 5
Certificering van rechtspersonen
De rechtspersonen als bedoeld in artikel 2, lid 2, moeten houder zijn van een certificaat als bedoeld in artikel 6.
Artikel 6
Certificaten voor rechtspersonen
1. Een certificeringsinstantie als bedoeld in artikel 7 geeft voor een of meer van de in artikel 2, lid 2, bedoelde activiteiten een certificaat af aan een rechtspersoon, mits deze rechtspersoon voldoet aan de volgende eisen:
a) |
voor de certificeringsplichtige activiteiten voldoende, in overeenstemming met artikel 3 gecertificeerde natuurlijke personen in dienst hebben om het verwachte activiteitenvolume te halen; |
b) |
het bewijs leveren dat de nodige instrumenten en procedures beschikbaar zijn voor de natuurlijke personen die certificeringsplichtige activiteiten uitvoeren. |
2. Het certificaat bevat ten minste het volgende:
a) |
de naam van de certificeringsinstantie, de volledige naam van de houder, een certificaatnummer en de eventuele vervaldatum; |
b) |
de activiteiten die de houder van het certificaat mag uitvoeren, in voorkomend geval met vermelding van de maximale koelmiddelvulling, uitgedrukt in kilogram, van de betrokken apparatuur; |
c) |
de afgiftedatum en de handtekening van de afgever. |
Artikel 7
Certificeringsinstantie
1. De lidstaten voorzien door middel van nationale wetgeving in een certificeringsinstantie die gemachtigd is om certificaten af te geven aan natuurlijke of rechtspersonen die betrokken zijn bij een of meer van de in artikel 2 van deze verordening bedoelde activiteiten, of wijzen een autoriteit of autoriteiten aan die bevoegd is of zijn om een dergelijke certificeringsinstantie aan te wijzen.
De certificeringsinstantie voert haar activiteiten op onafhankelijke en onpartijdige wijze uit.
2. De certificeringsinstantie stelt procedures in voor de afgifte, opschorting en intrekking van certificaten en past deze toe.
3. De certificeringsinstantie houdt een register bij aan de hand waarvan de status van een gecertificeerde natuurlijke of rechtspersoon kan worden gecontroleerd. Dit register toont aan dat het certificeringsproces daadwerkelijk is afgerond. Het register wordt ten minste vijf jaar bewaard.
Artikel 8
Evalueringsinstantie
1. In elke lidstaat wordt een evalueringsinstantie aangewezen die examens voor de in artikel 2, lid 1, bedoelde natuurlijke personen organiseert. Certificeringsinstanties als bedoeld in artikel 7 komen eveneens in aanmerking als evalueringsinstantie. De evalueringsinstantie voert haar activiteiten op onafhankelijke en onpartijdige wijze uit.
2. Examens worden op zodanige wijze gepland en gestructureerd dat de in bijlage I vastgestelde minimumvaardigheden en -kennis worden getoetst. De evalueringsinstantie stelt een examenruimte ter beschikking waar de veiligheid van de kandidaten wordt gewaarborgd wanneer zij werkzaamheden uitvoeren met giftige, ontvlambare of onder hoge druk staande koelmiddelen.
3. De evalueringsinstantie keurt rapportageprocedures goed en houdt een register bij waarmee de individuele en algemene resultaten van de evaluering kunnen worden gedocumenteerd.
4. De evalueringsinstantie zorgt ervoor dat voor een examen aangewezen examinatoren goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en examendocumenten en de nodige competentie bezitten op het gebied waarin moet worden geëxamineerd. De evalueringsinstantie zorgt er eveneens voor dat de nodige apparatuur, instrumenten en materialen beschikbaar zijn voor de praktische examens.
Artikel 9
Voorwaarden voor wederzijdse erkenning
1. De wederzijdse erkenning van certificaten tussen de lidstaten geldt alleen voor certificaten die overeenkomstig artikel 4 voor natuurlijke personen en artikel 6 voor rechtspersonen zijn afgegeven voor de in die certificaten vermelde activiteiten.
2. De lidstaten mogen houders van in een andere lidstaat afgegeven certificaten geen evaluatie- of andere beoordelingsprocedures of onevenredige administratieve eisen opleggen met het oog op de erkenning van deze certificaten of met het oog op het in dienst nemen van houders van deze certificaten voor de daarin vermelde activiteiten.
3. De lidstaten mogen houders van een in een andere lidstaat afgegeven certificaat om een vertaling vragen van dat certificaat in een andere officiële taal van de Unie.
Artikel 10
Bestaande certificaten, opfriscursussen of evaluatieprocessen
De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 10, lid 9, van Verordening (EU) 2024/573 voorgeschreven opfriscursussen of evaluatieprocedures de in bijlage I bij deze verordening vermelde praktische vaardigheden en theoretische kennis van de gecertificeerde natuurlijke personen aantonen. Daartoe zien zij erop toe dat:
a) |
houders van certificaten van categorie I en categorie II overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 deze certificaten alleen mogen blijven gebruiken als zij hun kennis en vaardigheden verbeteren tot het niveau dat vereist is voor respectievelijk certificaat A1 en certificaat A2, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, punten a) en b), van deze verordening en zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening; |
b) |
houders van certificaten van categorie III overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 deze certificaten alleen mogen blijven gebruiken als zij hun kennis en vaardigheden verbeteren tot het niveau dat vereist is voor certificaat D, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, punt e), van deze verordening en zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening; |
c) |
houders van certificaten van categorie IV overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 deze certificaten alleen mogen blijven gebruiken als zij hun kennis en vaardigheden verbeteren tot het niveau dat vereist is voor certificaat E, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, punt f), van deze verordening en zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening. |
Artikel 11
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 wordt ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.
Artikel 12
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 september 2024.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L, 2024/573, 20.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/573/oj.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat (PB L 301 van 18.11.2015, blz. 28, ELI: http://http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/2067/oj).
(3) Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2012/19/oj).
BIJLAGE I
Minimumeisen ten aanzien van de vaardigheden en kennis die de evalueringsinstanties moeten testen
1) |
Het examen voor elk van de in artikel 3, lid 2, genoemde certificaten omvat het volgende:
|
2) |
Het examen heeft betrekking op elk van de in de rubrieken 1, 2, 3, 4, 5, 10 en 11 van onderstaande tabel genoemde vaardigheids- en kennisgroepen. Daarnaast omvat het voor de certificaten A1 en A2 de in rubriek 12 van die tabel vermelde vaardigheids- en kennisgroep, voor certificaat B de in rubriek 13 van die tabel vermelde vaardigheids- en kennisgroep en voor certificaat C de in rubriek 14 van die tabel vermelde vaardigheids- en kennisgroep. |
3) |
Het examen heeft betrekking op ten minste één van de in de rubrieken 6, 7, 8 of 9 van onderstaande tabel genoemde vaardigheids- en kennisgroepen. De kandidaat weet vóór het examen niet in welke van deze vier onderdelen hij/zij zal worden geëxamineerd. |
4) |
De lidstaten zorgen ervoor dat hun certificerings- en opleidingsprogramma’s in overeenstemming zijn met de toepasselijke normen.
|
(1) Verordening (EG) nr. 1516/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat (PB L 335 van 20.12.2007, blz. 10, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2007/1516/oj).
BIJLAGE II
Concordantietabel
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 |
Deze verordening |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2 |
Artikel 2 |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
Artikel 5 |
Artikel 5 |
Artikel 6 |
Artikel 6 |
Artikel 7 |
Artikel 7 |
Artikel 8 |
Artikel 8 |
Artikel 9 |
— |
Artikel 10 |
Artikel 9 |
— |
Artikel 10 |
Artikel 11 |
Artikel 11 |
Artikel 12 |
Artikel 12 |
Bijlage I |
Bijlage I |
Bijlage II |
Bijlage II |
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/2215/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)