Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R2169

Verordening (EG) nr. 2169/2005 van de Raad van 21 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

PB L 346 van 29/12/2005, p. 1–5 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/2169/oj

29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/1


VERORDENING (EG) Nr. 2169/2005 VAN DE RAAD

van 21 december 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 123, lid 4, derde zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (3) voorziet in de vervanging door de euro van de munteenheden van de lidstaten die bij de overgang van de Gemeenschap naar de derde fase van de Economische en Monetaire Unie voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de ene munt. Genoemde verordening bevat eveneens regels die tijdens de op 31 december 2001 aflopende overgangsperiode op de nationale munteenheden van deze lidstaten van toepassing zijn, alsook regels inzake bankbiljetten en muntstukken.

(2)

Verordening (EG) nr. 974/98 is bij Verordening (EG) nr. 2596/2000 gewijzigd met het oog op de vervanging van de munteenheid van Griekenland door de euro.

(3)

In Verordening (EG) nr. 974/98 wordt een tijdschema vastgesteld voor de overgang naar de euro in de lidstaten die momenteel deel uitmaken van de eurozone. Om duidelijkheid en zekerheid te bieden met betrekking tot de regels voor de invoering van de euro in andere lidstaten, is het noodzakelijk algemene bepalingen vast te stellen waarin wordt gepreciseerd hoe de verschillende perioden voor de overgang naar de euro in de toekomst moeten worden afgebakend.

(4)

Het is dienstig om een lijst van deelnemende lidstaten op te stellen, die kan worden aangevuld zodra nieuwe lidstaten de euro als gemeenschappelijke munteenheid invoeren.

(5)

Ter voorbereiding van een soepele overgang naar de euro voorziet Verordening (EG) nr. 974/98 in een overgangsperiode tussen de vervanging van de munteenheden van de deelnemende lidstaten door de euro en het in omloop brengen van eurobankbiljetten en -muntstukken. De overgangsperiode duurt ten hoogste drie jaar, maar dient zo kort mogelijk te zijn.

(6)

De overgangsperiode kan tot nul worden teruggebracht, en dan vallen de datum waarop de euro wordt ingevoerd en de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld samen, indien een lidstaat van oordeel is dat een langere overgangsperiode niet noodzakelijk is. In dat geval worden de eurobankbiljetten en -munten in deze lidstaat wettig betaalmiddel op de datum waarop de euro wordt ingevoerd. Het moet echter mogelijk zijn dat die lidstaat een jaar de tijd krijgt voor de geleidelijke afschaffing van de nationale munteenheid, waarin het zou zijn toegestaan om in nieuwe rechtsinstrumenten naar de nationale munteenheid te blijven verwijzen. Dit zou de economische subjecten in deze lidstaten meer tijd geven om zich aan te passen aan de invoering van de euro, waardoor de overgang vlotter zal verlopen.

(7)

Het grote publiek moet — tot bepaalde maxima — tijdens de periode van dubbele omloop bankbiljetten en muntstukken die in de nationale munteenheden luiden kosteloos in eurobankbiljetten en -munten kunnen omwisselen.

(8)

Verordening (EG) nr. 974/98 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 974/98 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„deelnemende lidstaten”: de lidstaten die in de tabel in de bijlage worden vermeld;

b)

„rechtsinstrumenten”: wettelijke en reglementaire bepalingen, bestuursakten, rechterlijke uitspraken, contracten, eenzijdige rechtsakten, betaalmiddelen anders dan bankbiljetten en muntstukken, alsmede andere instrumenten die rechtsgevolgen hebben;

c)

„omrekeningskoers”: de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoers die door de Raad overeenkomstig artikel 123, lid 4, eerste zin, of artikel 123, lid 5, van het Verdrag voor de munteenheid van elke deelnemende lidstaat wordt aangenomen;

d)

„datum waarop de euro wordt ingevoerd”: naar gelang van het geval de datum waarop de betrokken lidstaat de derde fase ingaat krachtens artikel 121, lid 3, van het Verdrag, dan wel de dag waarop de intrekking van de derogatie voor de betrokken lidstaat uit hoofde van artikel 122, lid 2, van het Verdrag in werking treedt;

e)

„datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld”: de datum waarop eurobankbiljetten en -munten in een bepaalde deelnemende lidstaat de hoedanigheid van wettig betaalmiddel krijgen;

f)

„euro-eenheid”: de munteenheid als bedoeld in artikel 2, tweede zin;

g)

„nationale munteenheden”: de munteenheden van een deelnemende lidstaat, zoals deze munteenheden op de dag vóór de invoering van de euro in deze lidstaat gedefinieerd zijn;

h)

„overgangsperiode”: een periode van ten hoogste drie jaar die ingaat op 00.00 uur van de datum waarop de euro wordt ingevoerd en eindigt op 00.00 uur van de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld;

i)

„geleidelijkeaanpassingsperiode”: een periode van ten hoogste een jaar die ingaat op de datum waarop de euro wordt ingevoerd, die alleen kan gelden in lidstaten waar de datum waarop de euro wordt ingevoerd en de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, samenvallen;

j)

„wijziging van de muntaanduiding”: het wijzigen van de munteenheid waarin het bedrag van een uitstaande schuld luidt van een nationale munteenheid in de euro-eenheid, waarbij deze handeling evenwel niet leidt tot wijziging van enige andere schuldvoorwaarde, welke aangelegenheid aan het geldende nationale recht is onderworpen;

k)

„kredietinstellingen”: kredietinstellingen in de zin van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (4). Voor de toepassing van de onderhavige verordening worden de instellingen genoemd in artikel 2, lid 3, van die richtlijn, met uitzondering van postcheque- en girodiensten, niet als kredietinstellingen beschouwd.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Voor elke deelnemende lidstaat worden de datum waarop de euro wordt ingevoerd, de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld en de eventuele geleidelijkeaanpassingsperiode vastgesteld zoals in de bijlage is gepreciseerd.”.

3)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Met ingang van de respectieve data waarop de euro wordt ingevoerd, is de euro de munteenheid van de deelnemende lidstaten. De rekeneenheid is één euro. Eén euro is verdeeld in honderd cent.”.

4)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Bankbiljetten en muntstukken die in een nationale munteenheid luiden, behouden vanaf de laatste dag vóór de datum waarop de euro wordt ingevoerd, binnen hun territoriale grenzen hun hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de betrokken deelnemende lidstaat.”.

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 9 bis

In een lidstaat met een „ geleidelijkeaanpassingsperiode” geldt het volgende: in wetgevingsinstrumenten die tijdens de geleidelijkeaanpassingsperiode tot stand zijn gekomen en in die lidstaat moeten worden uitgevoerd, mag nog naar de nationale munteenheid worden verwezen. Die verwijzingen worden gelezen als verwijzingen naar de euro-eenheid, overeenkomstig de respectieve omrekeningskoersen. Onverminderd artikel 15, worden de handelingen die in het kader van deze rechtsinstrumenten worden gesteld, alleen in de euro-eenheid gesteld. De in Verordening (EG) nr. 1103/97 vastgestelde afrondingsregels zijn van toepassing.

De betrokken lidstaat beperkt de toepassing van de eerste alinea tot specifieke rechtsinstrumenten of tot op bepaalde werkterreinen aangenomen rechtsinstrumenten.

De betrokken lidstaat mag de periode bekorten.”.

6)

De artikelen 10 en 11 worden vervangen door:

„Artikel 10

Met ingang van de respectieve datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, brengen de ECB en de centrale banken van de deelnemende lidstaten in euro luidende bankbiljetten in omloop in de deelnemende lidstaten.

Onverminderd artikel 15 zijn deze in euro luidende bankbiljetten de enige bankbiljetten die in alle deelnemende lidstaten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben.

Artikel 11

Met ingang van de respectieve datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, geven de deelnemende lidstaten in euro of in cent luidende muntstukken uit, waarvan de nominale waarden en technische specificaties voldoen aan hetgeen de Raad overeenkomstig artikel 106, lid 2, tweede zin, van het Verdrag kan bepalen. Onverminderd artikel 15 en de bepalingen van een conform artikel 111, lid 3, van het Verdrag gesloten overeenkomst met betrekking tot monetaire aangelegenheden, zijn deze muntstukken de enige muntstukken die in alle deelnemende lidstaten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben. Behalve de uitgevende autoriteit en personen die specifiek in de nationale wetgeving van de uitgevende lidstaat zijn aangewezen, is geen enkele partij verplicht voor één betaling meer dan vijftig muntstukken te aanvaarden.”.

7)

De artikelen 13 en 14 worden vervangen door:

„Artikel 13

De artikelen 10, 11, 14, 15 en 16 zijn van toepassing met ingang van de respectieve datum waarop in elke deelnemende lidstaat naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

Artikel 14

Verwijzingen naar de nationale munteenheden in rechtsinstrumenten die bestaan op de dag voorafgaand aan de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, worden gelezen als verwijzingen naar de euro-eenheid, overeenkomstig de respectieve omrekeningskoersen. De in Verordening (EG) nr. 1103/97 vastgestelde afrondingsregels zijn van toepassing.”.

8)

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de leden 1 en 2 worden de woorden „na het einde van de overgangsperiode” vervangen door de woorden „na de respectieve datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Tijdens de in lid 1 omschreven periode wisselen de kredietinstellingen in de deelnemende lidstaten die de euro na 1 januari 2002 invoeren, de in de nationale munteenheid van die lidstaat luidende bankbiljetten en munten van hun klanten tot een in de nationale wetgeving vast te stellen maximum kosteloos om in bankbiljetten en munten in euro. Kredietinstellingen kunnen een voorafgaande kennisgeving vereisen als de uitwisseling een bij nationale wetgeving, of bij ontstentenis daarvan, een door henzelf vastgesteld maximum per gezin overschrijdt.

De in de eerste alinea bedoelde kredietinstellingen wisselen de in de nationale munteenheid van die lidstaat luidende bankbiljetten en munten van personen die geen klant bij hen zijn kosteloos om tot een bij nationale wetgeving, of, bij ontstentenis daarvan, een door henzelf vastgesteld maximum.

De in de vorige twee alinea’s vastgestelde verplichting kan bij nationale wetgeving worden beperkt tot bepaalde soorten kredietinstellingen. Bij nationale wetgeving kan die verplichting ook tot andere personen worden uitgebreid.”.

9)

De tekst in de bijlage bij deze verordening wordt als bijlage toegevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, onverminderd de protocollen nr. 25 en nr. 26 en artikel 122, lid 1, van het Verdrag.

Gedaan te Brussel, 21 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  Advies uitgebracht op 1 december 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 316 van 13.12.2005, blz. 25.

(3)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2596/2000 (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 2).

(4)  PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9).”.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Lidstaten

Datum waarop de euro wordt ingevoerd

Datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld

Lidstaat met een geleidelijkeaanpassingsperiode van de nationale munteenheid

België

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Duitsland

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Griekenland

1 januari 2001

1 januari 2002

n.v.t.

Spanje

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Frankrijk

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Ierland

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Italië

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Luxemburg

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Nederland

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Oostenrijk

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Portugal

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Finland

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.”


Top