Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R1055

    Verordening (EG) nr. 1055/2005 van de Raad van 27 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economische beleid

    PB L 352M van 31/12/2008, p. 183–186 (MT)
    PB L 174 van 07/07/2005, p. 1–4 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/04/2024; stilzwijgende opheffing door 32024R1263

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/1055/oj

    7.7.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 174/1


    VERORDENING (EG) Nr. 1055/2005 VAN DE RAAD

    van 27 juni 2005

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economische beleid

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 99, lid 5,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

    Handelend volgens de procedure van artikel 252 van het Verdrag (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het stabiliteits- en groeipact bestond aanvankelijk uit Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (3), Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (4) en de resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997 betreffende het stabiliteits- en groeipact (5). Het stabiliteits- en groeipact heeft zijn nut bewezen bij het verankeren van begrotingsdiscipline en op deze wijze bijgedragen tot een hoge mate van macro-economische stabiliteit met een lage inflatie en lage rentetarieven, hetgeen noodzakelijk is voor een duurzame groei en het scheppen van werkgelegenheid.

    (2)

    Op 20 maart 2005 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een verslag met als titel „De uitvoering van het stabiliteits- en groeipact verbeteren” , dat erop gericht is de governance van en de nationale zeggenschap in het begrotingskader te verbeteren door middel van de versterking van de economische onderbouwing en de doeltreffendheid van het pact, zowel wat zijn preventieve als wat zijn correctieve instrumenten betreft, de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen, de groei te bevorderen en buitensporige lasten voor de toekomstige generaties te voorkomen. De Europese Raad heeft dit verslag bekrachtigd in zijn conclusies van 23 maart 2005 (6), waarin wordt verklaard dat het verslag een bijwerking en aanvulling vormt van het stabiliteits- en groeipact, waarvan het thans integraal deel uitmaakt.

    (3)

    Overeenkomstig het verslag van de Raad Ecofin van 20 maart 2005, dat de Europese Raad in zijn voorjaarsbijeenkomst van 2005 heeft onderschreven, verklaren de lidstaten, de Raad en de Commissie dat zij zich eraan committeren het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact effectief en te gepasten tijde uit te voeren door middel van collegiale ondersteuning en collegiale pressie, en bij het economisch en begrotingstoezicht nauw en constructief samen te werken, teneinde te waarborgen dat de bepalingen van het pact zeker en doeltreffend zijn.

    (4)

    Verordening (EG) nr. 1466/97 moet worden gewijzigd om de overeengekomen verbeterde uitvoering van het stabiliteits- en groeipact volledig te kunnen toepassen.

    (5)

    Het stabiliteits- en groeipact verplicht de lidstaten te voldoen aan de middellangetermijndoelstelling van een begrotingssituatie „die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont” (VIEO). In het licht van de economische en budgettaire heterogeniteit in de Unie moet de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling voor individuele lidstaten worden gedifferentieerd, teneinde rekening te houden met de diversiteit van de economische en budgettaire omstandigheden en ontwikkelingen, alsmede van het begrotingsrisico voor de houdbaarheid van de openbare financiën, mede gelet op de te verwachten demografische veranderingen. De middellangetermijnbegrotingsdoelstelling mag voor afzonderlijke lidstaten van de VIEO-situatie afwijken. Voor de lidstaten die tot de eurozone of tot WKM 2 behoren, zouden de specifieke conjunctuurgezuiverde middellangetermijnbegrotingsdoelstellingen per land, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, aldus binnen een vastgestelde marge moeten liggen.

    (6)

    Er moet worden gestreefd naar een meer symmetrische aanpak van het begrotingsbeleid gedurende de gehele cyclus door een sterkere begrotingsdiscipline in economisch goede tijden, teneinde procyclisch beleid te vermijden en de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling geleidelijk te bereiken. Het nastreven daarvan zou de lidstaten in staat moeten stellen normale conjunctuurschommelingen te ondervangen zonder dat hun overheidstekort de referentiewaarde van 3 % BBP overschrijdt, en zou snelle vorderingen op weg naar budgettaire houdbaarheid moeten garanderen. Met inachtneming van het bovenstaande moet ruimte worden gelaten voor budgettaire armslag, in het bijzonder gelet op de behoefte aan openbare investeringen.

    (7)

    Lidstaten die deze middellangetermijnbegrotingsdoelstelling nog niet hebben bereikt, moeten maatregelen nemen om die gedurende de cyclus te halen. Daartoe moeten de lidstaten die tot de eurozone of tot WKM 2 behoren, streven naar een minimale conjunctuurgezuiverde jaarlijkse aanpassing, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen.

    (8)

    Ter versterking van de groeigerichtheid van het pact zouden grote structurele hervormingen met rechtstreekse kostenbesparende effecten op de lange termijn, mede door verhoging van de potentiële groei, en bijgevolg met een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn, in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van het aanpassingstraject naar de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling voor landen die deze doelstelling nog niet hebben bereikt en bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van deze doelstelling voor landen die de doelstelling wel hebben bereikt. Om geen belemmeringen op te werpen voor structurele hervormingen die de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn duidelijk verbeteren, zou bijzondere aandacht moeten worden besteed aan pensioenhervormingen die gepaard gaan met de invoering van een meerpijlerstelsel dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat, aangezien deze hervormingen tijdens de uitvoeringsperiode tot een kortstondige verslechtering van de openbare financiën leiden.

    (9)

    De Raad zou meer tijd moeten uittrekken voor de behandeling van de stabiliteits- en convergentieprogramma's om deze aan een grondige beoordeling te kunnen onderwerpen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 1466/97 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Het volgende opschrift en artikel 2 worden ingevoegd:

    „AFDELING 1BIS

    MIDDELLANGETERMIJNBEGROTINGSDOELSTELLINGEN

    Artikel 2bis

    Elke lidstaat heeft een gedifferentieerde middellangetermijndoelstelling voor zijn begrotingssituatie. Deze middellangetermijnbegrotingsdoelstellingen per land kunnen afwijken van het vereiste van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont. Zij bieden een veiligheidsmarge ten opzichte van de referentiewaarde voor het overheidstekort van 3 % BBP; zij garanderen snelle vorderingen op weg naar budgettaire houdbaarheid en met inachtneming hiervan laten zij ruimte voor budgettaire armslag, in het bijzonder gelet op de behoefte aan openbare investeringen.

    Met inachtneming van deze factoren worden voor de lidstaten die tot de eurozone en voor de lidstaten die tot WKM 2 behoren, middellangetermijnbegrotingsdoelstellingen per land bepaald binnen een vastgestelde marge tussen – 1 % BBP en evenwicht of overschot, na correctie voor conjunctuurschommelingen en ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen.

    De middellangetermijnbegrotingsdoelstelling van een lidstaat kan eens in de vier jaar worden bijgesteld, maar ook wanneer er grote structurele hervormingen plaatsvinden.”.

    2)

    Artikel 3, lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Punt a) wordt vervangen door:

    „a)

    de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling en het aanpassingstraject met het oog op het bereiken van deze doelstelling voor het overschot/tekort van de overheid en de verwachte ontwikkeling van de schuldquote van de overheid;”.

    b)

    Punt c) wordt vervangen door:

    „c)

    een gedetailleerde en kwantitatieve beoordeling van de budgettaire en andere economische beleidsmaatregelen die worden genomen en/of voorgesteld om de doelstellingen van het programma te bereiken, inclusief een kosten/batenanalyse van grote structurele hervormingen met rechtstreekse kostenbesparende effecten op de lange termijn, mede door verhoging van de potentiële groei;”.

    c)

    Het volgende punt wordt toegevoegd:

    „e)

    indien van toepassing, de redenen waarom wordt afgeweken van het aanpassingstraject richting middellangetermijnbegrotingsdoelstelling.”.

    3)

    Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de eerste alinea van lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   Op basis van beoordelingen door de Commissie en het bij artikel 114 van het Verdrag ingestelde comité toetst de Raad in het kader van het multilaterale toezicht op grond van artikel 99 de door de lidstaat in kwestie gepresenteerde middellangetermijnbegrotingsdoelstelling, beoordeelt hij of de economische veronderstellingen waarop het programma gebaseerd is, realistisch zijn, of het aanpassingstraject richting de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling passend is en of de met het oog op de naleving van het aanpassingstraject genomen en/of voorgenomen maatregelen afdoende zijn om de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling gedurende de cyclus te halen.

    Bij de beoordeling van het aanpassingstraject richting middellangetermijnbegrotingsdoelstelling onderzoekt de Raad of de betrokken lidstaat de jaarlijkse verbetering van zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, die nodig is om zijn middellangetermijnbegrotingsdoelstelling te bereiken, nastreeft, met 0,5 % BBP als benchmark. De Raad neemt in aanmerking of in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd, terwijl in economisch slechte tijden een minder zware inspanning toelaatbaar is.

    Bij de bepaling van het aanpassingstraject richting middellangetermijnbegrotingsdoelstelling voor de lidstaten die dit doel nog niet bereikt hebben, en bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van deze doelstelling voor landen die de doelstelling wel hebben bereikt, met dien verstande dat er een passende veiligheidsmarge voor de naleving van de tekortreferentiewaarde gewaarborgd moet zijn, en dat een terugkeer naar de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling binnen de programmaperiode wordt verwacht, houdt de Raad rekening met de uitvoering van grote structurele hervormingen die op de lange termijn rechtstreekse kostenbesparende effecten hebben, mede doordat zij de potentiële groei verhogen, en bijgevolg een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën hebben.

    Bijzondere aandacht wordt besteed aan pensioenhervormingen die gepaard gaan met de invoering van een meerpijlerstelsel dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat. De lidstaten die dergelijke hervormingen doorvoeren, wordt toegestaan van het aanpassingstraject richting middellangetermijnbegrotingsdoelstelling of van de doelstelling zelf af te wijken, met dien verstande dat de afwijking de nettokosten van de hervorming van de openbaar beheerde pijler moet weerspiegelen en een tijdelijk karakter draagt, en dat een passende veiligheidsmarge ten opzichte van de referentiewaarde voor het tekort wordt aangehouden.”.

    b)

    In lid 2 worden de woorden „twee maanden” vervangen door de woorden „drie maanden”.

    4)

    Artikel 7, lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Punt a) wordt vervangen door:

    „a)

    de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling en het aanpassingstraject richting deze doelstelling voor het overschot/tekort van de overheid en de verwachte ontwikkeling van de schuldquote van de overheid; de middellangetermijndoelstellingen voor het monetaire beleid; de relatie tussen deze doelstellingen en prijs- en wisselkoersstabiliteit;”.

    b)

    Punt c) wordt vervangen door:

    „c)

    een gedetailleerde en kwantitatieve beoordeling van de budgettaire en andere economische beleidsmaatregelen die worden genomen en/of voorgesteld om de doelstellingen van het programma te bereiken, inclusief een kosten/batenanalyse van grote structurele hervormingen met rechtstreekse kostenbesparende effecten op de lange termijn, mede door verhoging van de potentiële groei;”.

    c)

    Het volgende punt wordt toegevoegd:

    „e)

    indien van toepassing, de redenen waarom wordt afgeweken van het aanpassingstraject richting middellangetermijnbegrotingsdoelstelling.”.

    5)

    Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    De eerste alinea van lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   Op basis van beoordelingen door de Commissie en het bij artikel 114 van het Verdrag ingestelde comité toetst de Raad in het kader van het multilateraal toezicht op grond van artikel 99 de door de lidstaat in kwestie gepresenteerde middellangetermijnbegrotingsdoelstelling, beoordeelt hij of de economische veronderstellingen waarop het programma gebaseerd is, realistisch zijn en of de met het oog op de naleving van het aanpassingstraject genomen en/of voorgenomen maatregelen afdoende zijn om de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling gedurende de cyclus te halen.

    Bij de beoordeling van het aanpassingstraject richting middellangetermijnbegrotingsdoelstelling neemt de Raad in aanmerking of in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd, terwijl in economisch slechte tijden een minder zware inspanning toelaatbaar is. Voor de lidstaten die tot WKM 2 behoren, onderzoekt de Raad of de betrokken lidstaat de jaarlijkse verbetering van zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, die nodig is om zijn middellangetermijnbegrotingsdoelstelling te bereiken, nastreeft, met 0,5 % BBP als benchmark.

    Bij de bepaling van het aanpassingstraject richting middellangetermijnbegrotingsdoelstelling voor de lidstaten die dit doel nog niet bereikt hebben, en bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van deze doelstelling voor landen die de doelstelling wel hebben bereikt, met dien verstande dat er een passende veiligheidsmarge voor de naleving van de tekortreferentiewaarde gewaarborgd moet zijn, en dat een terugkeer naar de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling binnen de programmaperiode wordt verwacht, houdt de Raad rekening met de uitvoering van grote structurele hervormingen die op de lange termijn rechtstreekse kostenbesparende effecten hebben, mede doordat zij de potentiële groei verhogen, en bijgevolg een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën hebben.

    Bijzondere aandacht wordt besteed aan pensioenhervormingen die gepaard gaan met de invoering van een meerpijlerstelsel dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat. De lidstaten die dergelijke hervormingen doorvoeren, wordt toegestaan van het aanpassingstraject richting middellangetermijnbegrotingsdoelstelling of van de doelstelling zelf af te wijken, met dien verstande dat de afwijking de nettokosten van de hervorming van de openbaar beheerde pijler moet weerspiegelen en een tijdelijk karakter draagt, en dat een passende veiligheidsmarge ten opzichte van de referentiewaarde voor het tekort wordt aangehouden”.

    b)

    In lid 2 worden de woorden „twee maanden” vervangen door de woorden „drie maanden”.

    6)

    De in de verordening voorkomende verwijzingen naar artikel 103 en artikel 109 C van het Verdrag worden gelezen als verwijzingen naar artikel 99, respectievelijk artikel 114.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Luxemburg, 27 juni 2005.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J.-C. JUNCKER


    (1)  PB C 144 van 14.6.2005, blz. 17.

    (2)  Advies van het Europees Parlement van 9 juni 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 juni 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van het Europees Parlement van 23 juni 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (3)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

    (4)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

    (5)  PB C 236 van 2.8.1997, blz. 1.

    (6)  Zie bijlage 2 bij de conclusies van de Europese Raad van 22-23 maart 2005.


    Top