EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2009C0305

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 305/09/COL van 8 juli 2009 betreffende de stroomverkoopovereenkomst aangegaan door de gemeente Notodden en Becromal Norway AS (Noorwegen)

PB L 49 van 24.2.2011, p. 44–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/305(2)/oj

24.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/44


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 305/09/COL

van 8 juli 2009

betreffende de stroomverkoopovereenkomst aangegaan door de gemeente Notodden en Becromal Norway AS

(Noorwegen)

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA (1),

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2), en met name de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol 26,

Gezien de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (3), en met name artikel 24,

Gezien artikel 1, lid 3, van deel I en artikel 4, lid 2, artikel 4, lid 4, en artikel 7, lid 2, van deel II van Protocol 3 bij de Toezichtovereenkomst (4),

Na de belanghebbende partijen te hebben verzocht hun opmerkingen te maken overeenkomstig die bepalingen (5), en gelet op hun opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   DE FEITEN

1.   Procedure

Het Besluit van de Autoriteit nr. 718/07/COL om de formele onderzoeksprocedure in te leiden werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in de EER-bijlage (6). De Autoriteit verzocht de belanghebbende partijen hun opmerkingen voor te leggen. De Autoriteit ontving geen opmerkingen vanwege belanghebbende partijen. Bij brief van 4 februari 2008 (document nr. 463572) maakten de Noorse autoriteiten opmerkingen betreffende het besluit een onderzoek te openen.

Bij brief van 21 mei 2008 verzocht de ontvanger van de steun, Becromal Norway AS, om een vergadering met de Autoriteit. Op 11 juni 2008 had een vergadering plaats in de kantoren van de Autoriteit. Op de vergadering maakten de vertegenwoordigers van Becromal, inter alia, gewag van een bijkomende overeenkomst tussen de gemeente Notodden en Becromal betreffende het gebruik door de gemeente van het afvalwater van de door Becromal geëxploiteerde krachtcentrale (document nr. 482695).

2.   Beschrijving van de onderzochte maatregel

Notodden is een gemeente in het district Telemark in het zuidoosten van Noorwegen. De gemeente die gelegen is waar twee rivieren in het Heddalsvatnet-meer stromen, maakt op haar grondgebied in aanzienlijke mate gebruik van waterkrachtenergie.

In die hoedanigheid is de gemeente ertoe gerechtigd elk jaar van concessiehouders van een watervalexploitatie een bepaalde hoeveelheid zogenaamde „concessiestroom” te ontvangen. Het systeem van concessiestroom is vastgelegd in paragraaf 2, lid 12, van de Wet betreffende het verlenen van industriële vergunningen en in paragraaf 12, lid 15, van de Wet betreffende de watervalverordening (7). Overeenkomstig deze bepalingen die qua bewoordingen identiek zijn, zijn districten en gemeenten waar een krachtcentrale is gelegen, gerechtigd tot maximaal 10 procent van de jaarlijkse productie van een centrale te ontvangen tegen een prijs die door de staat wordt bepaald. Met betrekking tot concessies die vóór 1959 werden verleend, zoals in onderhavig geval, is de prijs gebaseerd op de zogenaamde„individuele kosten” van de centrale, tenzij een lagere prijs wordt overeengekomen (8). Bijgevolg zal de prijs van de concessiestroom normaal lager zijn dan de marktprijs.

Het recht van iedere gemeente op concessiestroom wordt bepaald op basis van haar „algemene behoeften aan elektrische stroom”. Volgens het Noorse Directoraat voor Watervoorziening en Energie omvat dit elektrische stroom voor de industrie, de landbouw en de gezinnen, maar geen elektriciteit voor elektriciteitsintensieve industrieën en houtbewerking (9). Vanaf 1988 had Notodden recht op ongeveer 3,9 GWh van de Sagafoss-waterval gelegen in Notodden, welke hoeveelheid in 2002 schijnt te zijn opgetrokken tot 7,114 GWh (10).

Naast de volumes concessiestroom waarop de gemeente krachtens de verordeningen inzake concessiestroom recht had, schijnt de gemeente Notodden op de Sagafoss-waterval in Notodden ook haar eigen gebruiksrechten te hebben gehad. Dit gebruiksrecht werd geëxploiteerd door Tinfos AS en niet door de gemeente zelf. In ruil had de gemeente recht op bijkomende hoeveelheden elektrische stroom van de centrale. De commerciële relatie tussen Notodden en Tinfos wordt thans geregeld door een contract dat op 15 augustus 2001 werd afgesloten (11). Dit contract bepaalt dat de gemeente tot 31 maart 2006 ertoe gerechtigd was van Tinfos AS jaarlijks 30 GWh te kopen, inclusief 3,9 GWh concessiestroom. De prijs werd zowel voor de concessiestroom als voor de bijkomende hoeveelheid vastgesteld op 13,5 øre/kWh. Na 31 maart 2006 was de gemeente enkel ertoe gerechtigd het volume aan te kopen dat de concessiestroom vormt en sindsdien werden de prijzen toegepast die waren bepaald voor de aankoop van deze energie door de gemeente.

De relevante juridische grondslag voor het recht van de gemeente op concessiestroom, waaraan hierboven gerefereerd wordt, bepaalt uitdrukkelijk dat gemeenten naar believen over de concessiestroom kunnen beschikken, ongeacht het feit dat de hoeveelheid waarop zij recht hebben wordt berekend op basis van hun „algemene behoeften aan elektrische stroom”. Bijgevolg is er niets dat de gemeenten belet deze stroom te verkopen aan elektriciteitsintensieve industrieën, of aan elke andere industrie die binnen de gemeente is gevestigd.

Tegen deze achtergrond sloot de gemeente op 10 mei 2002 een overeenkomst (12) met de aluminiumfolieproducent Becromal betreffende de wederverkoop van de stroomhoeveelheden waarop zij recht had krachtens de overeenkomst met Tinfos. De overeenkomst heeft terugwerkende kracht en regelt bijgevolg ook de stroomhoeveelheden die aan Becromal werden verkocht vanaf 14 mei 2001 tot de datum van ondertekening van het contract. De gedekte hoeveelheid lijkt overeen te stemmen met de hoeveelheden krachtens het contract van de gemeente met Tinfos tot 31 maart 2007: d.w.z. 14,4794 GWh van 14 mei 2001 tot 31 december 2001, 30 GWh per jaar van 2002 tot 2005, 7,397 GWh van 1 januari 2006 tot 31 maart 2006, en tot slot een optie voor Becromal om de concessiestroom van de gemeente van 1 april 2006 tot 31 maart 2007 te kopen. De prijzen weerspiegelen ook die welke werden vastgelegd in het contract van de gemeente met Tinfos, d.w.z. 13,5 øre/kWh tot 31 maart 2006, en van 1 april 2006 tot 31 maart 2007, „de voorwaarden waarop de gemeente Notodden op dat tijdstip de stroom in kwestie kan kopen”.

Becromal verkoos de concessiestroom te kopen in de periode van 1 april 2006 tot 31 maart 2007 (13). De gemeente Notodden heeft verklaard dat voor de periode van april tot juni 2006 zij voor de concessiestroom 15,21 øre/kWh betaalde en de stroom tegen dezelfde prijs aan Becromal verkocht. Van juli tot december 2006 betaalde de gemeente 11,235 øre/kWh en verkocht zij de stroom aan Becromal tegen 15,21 øre/kWh. Van januari tot en met maart 2007 betaalde de gemeente 10,425 øre/kWh en verkocht zij tegen 14,20 øre/kWh. (14)

Bij brief van 4 maart 2007 (15) verzocht Becromal om een verlenging van de stroomaankoopovereenkomst. De onderneming vroeg ook of in het contract hogere hoeveelheden konden worden opgenomen. Op 30 april 2007 antwoordde de gemeente op het verzoek en bood Becromal aan de concessiestroom van de gemeente aan te kopen tegen 20 øre/kWh (wat naar verluidt overeenstemt met de spotprijs voor mei 2007 bij Nord Pool, de Noord-Europese energiebeurs) voor de periode van 1 april tot 31 december 2007, en nadien een driejarige overeenkomst te sluiten tegen de prijs van 26,4 øre/kWh van 1 januari 2008 tot 31 december 2010. De gemeente verklaarde ook dat vanaf 1 april 2007 de hoeveelheid concessiestroom 7,113 GWh zou bedragen.

Op 30 juni 2007 antwoordde Becromal dat het de prijzen aanvaardde die werden aangeboden voor de laatste negen maanden van 2007. Anderzijds weigerde de onderneming het aanbod voor de periode 2008-2010, aangezien het als te hoog werd beschouwd. Bij brief van 4 juli 2007 antwoordde de gemeente dat, in het licht van de brief van Becromal, zij ervan uitging dat een overeenkomst was bereikt betreffende de stroomhoeveelheden voor 2007. Bijgevolg zou zij spoedig een ontwerpovereenkomst opstellen. Met betrekking tot de periode van 2008 tot 2010 handhaafde de gemeente haar vorige standpunt dat het contract moest worden gesloten tegen marktvoorwaarden (16). De gemeente bevestigde later dat tot dusver geen formele overeenkomst werd gesloten, noch onderhandelingen werden gevoerd over de periode na 1 januari 2008. (17)

3.   Opmerkingen van de Noorse autoriteiten

De Noorse autoriteiten legden hun opmerkingen voor in de vorm van een brief vanwege de gemeente Notodden.

Allereerst voert de gemeente aan dat de marktprijs voor langlopende over-the-counter (OTC)-contracten bij Nord Pool in feite ongeveer dezelfde was als de prijs die tussen de gemeente Notodden en Becromal was overeengekomen. Volgens de tabel „Prices of electric energy traded in the wholesale market and concession power. 1994-2005” die werd gedownload van de startpagina van Statistics Norway (18), bedroeg in 2001 de gemiddelde prijs voor contracten met een duur van 1 tot 5 jaar 13,6 øre/kWh, terwijl de tussen Notodden en Becromal overeengekomen prijs 13,5 øre/kWh bedroeg.

De gemeente erkent dat de contractprijs en die welke blijkt uit de tabel van Statistics Norway beide aanzienlijk lager zijn dan de spotprijs van Nord Pool. In dat opzicht stipt de gemeente aan dat het verschil tussen de prijs voor Becromal en de marktprijs, in de grootteorde van 17,5 miljoen NOK, zoals vermeld in een brief van de gemeente aan de onderneming en waarnaar wordt verwezen in het besluit tot inleiding van de procedure, in feite refereert aan het verschil tussen de overeengekomen prijs en de spotprijs.

Wat de relevante benchmarkprijs betreft, voert de gemeente aan dat de contractprijs moet worden vergeleken met de prijs voor OTC-contracten en niet met de spotprijs. Hoewel de gemeente de stroomhoeveelheden die krachtens deze overeenkomst werden aangekocht op de spotmarkt kon hebben verkocht, en daarbij eventueel een hogere prijs kon hebben bekomen, wordt aangevoerd dat de gemeente daardoor kon worden blootgesteld aan een groot financieel risico. Dit risico is afkomstig van het recht en de verplichting van de gemeente om van Tinfos jaarlijks 30 GWh te kopen tegen de prijs van 13,5 øre/kWh voor de periode tot 31 maart 2006. Indien de spotprijs gedurende die periode onder 13,5 øre/kWh zou dalen, zou de gemeente bijgevolg een verlies lijden. De Noorse autoriteiten beschrijven het contract met Becromal als een back-to-backcontract dat bedoeld is om de gemeente tegen een financieel verlies in te dekken.

II.   BEOORDELING

1.   De aanwezigheid van staatssteun

1.1.   Staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, EER en de twijfels van de Autoriteit over het besluit een onderzoek te openen

Staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, EER-Verdrag wordt als volgt gedefinieerd:

„Behoudens de afwijkingen waarin deze Overeenkomst voorziet, zijn steunmaatregelen van EG-lidstaten, EVA-lidstaten dan wel steunmaatregelen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met deze overeenkomst, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig beïnvloedt.”

Uit deze bepaling vloeit voort: opdat er staatssteun in de betekenis van het EER-Verdrag aanwezig is, moet de steun worden verleend via staatsmiddelen; de steun moet een selectief economisch voordeel verschaffen aan de ontvanger(s); de begunstigde moet een onderneming zijn in de betekenis van het EER-Verdrag en de steunmaatregel moet de concurrentie kunnen verstoren en de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig kunnen beïnvloeden.

In het besluit tot inleiding van de procedure was de Autoriteit van mening dat het contract tussen de gemeente Notodden en Becromal, Becromal een selectief voordeel zou verschaffen en dus steun zou impliceren indien de tussen de partijen overeengekomen prijs niet overeenstemde met de marktprijs. De Autoriteit was van oordeel dat de feiten van de zaak erop wezen dat de contractprijs lager kan zijn geweest dan de marktprijs. Allereerst stipte de Autoriteit aan dat de prijs in het stroomverkoopcontract van de gemeente met Becromal haar eigen aankoopprijs weerspiegelde krachtens het contract met Tinfos. Aangezien deze prijs op zijn beurt gedeeltelijk gebaseerd was op de prijs voor concessiestroom en gedeeltelijk de vergoeding aan de gemeente weergaf voor de exploitatie door Tinfos van het recht van de gemeente om de waterval te gebruiken, was die prijs waarschijnlijk lager dan de marktprijs.

De Autoriteit stipte aan dat de prijs laag leek te zijn in vergelijking met andere contracten die omstreeks hetzelfde tijdstip werden gesloten. Tot slot refereerde zij aan de verklaring van de gemeente zelf dat het contract Becromal 17,5 miljoen NOK kon hebben bespaard in vergelijking met de marktprijs.

1.2.   De aanwezigheid van een voordeel in de betekenis van artikel 61, lid 1, EER

Opdat deze voorwaarde vervuld is, moeten de maatregelen Becromal voordelen verschaffen die de onderneming ontheffen van kosten die normaal voor rekening van haar budget komen. Dit zou het geval zijn wanneer een publieke entiteit geen energietarief bepaalt op de manier van een gewone economische operator maar het gebruikt om een geldelijk voordeel te verlenen aan energieconsumenten (19). In het voorliggende geval zou er sprake zijn van een voordeel indien de stroomprijs in het contract tussen Becromal en de gemeente Notodden lager dan de marktprijs zou zijn. In dat geval zou de maatregel eveneens selectief zijn aangezien hij uitsluitend ten goede komt aan Becromal.

1.2.1.   De grondslag voor het bepalen van de marktprijs

Als inleidende opmerking stelt de Autoriteit vast dat het op kosten gebaseerde prijsmechanisme in de overeenkomst, als waaraan hierboven gerefereerd, aanleiding geeft tot een vermoeden dat er sprake is van een economisch voordeel. De prijzen van concessiestroom die de gemeenten op basis van de hierboven vermelde wetgeving mogen aankopen, zouden in het merendeel van de gevallen beduidend lager zijn dan de marktprijs. Voor de conclusie dat er sprake is van een economisch voordeel, is het niet voldoende zich louter op dat vermoeden te baseren. Er moet worden aangetoond dat de prijs in feite lager was dan de marktprijs voor een contract dat kan worden vergeleken met dat tussen Notodden en Becromal.

Om de marktprijs te bepalen, moet de Autoriteit oordelen welke prijs aanvaardbaar zou zijn geweest voor een particuliere belegger in een markteconomie. In het besluit tot inleiding van de procedure refereerde de Autoriteit aan een verschil van 17,5 miljoen NOK tussen de betaalde prijs en de marktprijs. In hun opmerkingen op het besluit van de Autoriteit, zetten de Noorse autoriteiten uiteen dat dit het verschil was tussen de spotmarktprijs en de contractprijs. Aangezien het kwestieuze contract echter een bilateraal contract is met een duur van vijf jaar, kan de contractprijs niet noodzakelijkerwijs worden vergeleken met de spotmarktprijzen, aangezien die prijzen de verkoop van elektriciteit weergeven op de energiebeurs Nord Pool. Op de elektriciteitsspotmarkt van Nord Pool worden uurlijks stroomcontracten verhandeld voor de materiële levering tijdens de volgende 24 uur (20). Bijgevolg verschillen de duur van de contracten en de voorwaarden waartegen zij worden verhandeld aanzienlijk van het huidige contract.

Wat moet worden onderzocht is of een particuliere belegger die in een markteconomie actief is, ervoor zou hebben geopteerd een langlopend bilateraal contract af te sluiten tegen dezelfde prijs en volgens dezelfde voorwaarden als in de kwestieuze overeenkomst. Bij het maken van die beoordeling kan de Autoriteit haar eigen oordeel niet in de plaats stellen van de commerciële beoordeling van de gemeente, wat impliceert dat de gemeente, als verkoper van de elektriciteit, een ruime beoordelingsmarge moet genieten. Enkel wanneer er geen andere plausibele verklaring is voor de contractkeuze van de gemeente zou dit worden beschouwd als staatssteun (21). Aangezien er een markt is voor langlopende bilaterale contracten en een marktprijs kan worden bepaald, moet worden verondersteld dat marktbeleggers naar gelang van de omstandigheden dergelijke afspraken verkiezen boven verkopen tegen spotprijs, zelfs indien de verkoop van de stroomhoeveelheden op de energiebeurs (waar dus de spotprijs wordt ontvangen) een hogere winst zou hebben opgeleverd. Er kunnen een aantal commercieel gegronde redenen zijn om gedurende een bepaalde tijd de voorkeur te geven aan een stabiele koper, in plaats van aan de schommelende prijzen op de energiebeurs, zoals een risicoverlaging en administratieve vereenvoudiging.

Tegen deze achtergerond is de Autoriteit van oordeel dat de contractprijs zou moeten worden vergeleken met de gemiddelde prijs voor het soort van contracten dat omstreeks hetzelfde tijdstip wordt gesloten voor een gelijkaardige duur en tegen gelijkaardige voorwaarden. De Autoriteit merkt meer bepaald op dat wat moet worden onderzocht de marktprijs is die redelijkerwijze kon worden verwacht op het tijdstip dat het contract wordt gesloten, niet de latere prijsontwikkeling op de markt tijdens de contractperiode.

1.2.2.   Marktprijsgegevens voor bilaterale langlopende contracten

Om de marktprijs voor bilaterale langlopende contracten te bepalen op het tijdstip dat het contract werd afgesloten, legden de Noorse autoriteiten in hun opmerkingen op het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure statistieken voor van Statistics Norway betreffende de prijzen voor elektrische energie verhandeld op de groothandelsmarkt en concessiestroom voor de jaren 1994 tot 2005 (destijds tabel 24 van Statistics Norway, nu 23).

Tabel 23

Prijzen van elektrische energie verhandeld op de groothandelsmarkt en concessiestroom 1994-2007 Øre/kWh  (22)

 

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Bilaterale contracten, totaal

13,2

14,4

16

17,1

13,5

13,2

12,5

14,7

16,5

21,9

18,9

19,1

26,4

24,1

Contracten met een duur van max. 1 jaar

11,9

14,7

17,2

19,6

15,1

13,4

12,5

18,4

20,5

29,2

23,8

23,6

36

24,2

Contracten met een duur van max. 1-5 jaar

14,2

15,6

16,8

18,7

14,9

15,6

15,2

13,6

17,3

21

18,8

18,5

23,7

31

Contracten met een duur van meer dan 5 jaar

13,5

12,7

14

13,7

11,2

11

10,7

10,5

10,4

12,4

12,4

12,1

20,6

15,5

Markt energiehandel, totaal

17,3

12,3

25,4

14,2

12,1

11,7

11

19

21,6

30,8

23,8

24,7

39,5

24,3

Spotprijzen

18,2

11,3

25,4

14,3

12,1

11,7

11

18,8

21,6

30,8

24,9

24,7

39,6

24,3

De gereglementeerde markt

17,3

14,8

25,3

13,6

12,1

11,8

10,3

19,1

20,8

30,5

23,8

24,3

38,4

24,4

Concessiestroom

9,8

9,4

10,4

10,9

9,1

10

9,3

10

9,7

8,7

7,6

7,5

6,8

7,6

Deze tabel toont aan dat de gemiddelde prijs per kWh in bilaterale contracten met een duur van 1 tot 5 jaar in 2001 13,6 øre bedroeg en in 2002 17,3 øre. De prijzen voor contracten met een duur van meer dan vijf jaar bedroegen 10,5 øre en 10,4 øre. De Autoriteit verzocht Statistics Norway om informatie betreffende de contracten waarop de statistieken zijn gebaseerd. Volgens Statistics Norway zijn de prijzen in de tabel gebaseerd op groothandelscontracten die tijdens het jaar in kwestie van kracht waren, inclusief de contracten die vroeger werden aangegaan maar nog steeds lopen. Bovendien zijn de contracten met eindgebruikers niet in deze tabel opgenomen (23). Statistics Norway gaf ook een technische uitleg over de reeks gegevens waarop de Noorse autoriteiten zich baseerden (24).

De Autoriteit stelde vast dat ook andere statistieken uit de databank van Statistics Norway relevant waren, meer bepaald tabel 7 „Tijdreeksen betreffende kwartaal- en jaarprijzen van elektrische energie op de groothandelsmarkt, exclusief belastingen”:

Tabel 7

Tijdreeksen betreffende kwartaal- en jaarprijzen van elektrische energie op de groothandelsmarkt, exclusief belastingen  (25)

 

1 2001

2 2001

2 2001

4 2001

1 2002

2 2002

3 2002

4 2002

1 2003

2 2003

3 2003

4 2003

Verkoop van elektriciteit

24,3

17

15,8

16,1

16,9

13

14,2

25,6

29,2

20,7

23,8

25,4

Contracten tegen vaste prijs, voltijds

13,7

12,1

13,6

17,4

16,1

14,6

12,6

11,2

23,7

10,7

10,9

11,1

Contracten tegen vaste prijs, niet-voltijds

21,5

19,8

17,9

17,8

18,7

15,9

14,4

20,6

26,1

22,1

28,1

24,4

Toegang tot elektriciteit

21,5

15,8

14,7

15

14,3

11,5

12,6

22,6

28,3

21,1

21,1

21,9

Nieuwe contracten tegen vaste prijs (gesloten uiterlijk 3 maanden vóór de week van opmeting)

13,8

15,6

33,1


 

1 2004

2 2004

3 2004

4 2004

1 2005

2 2005

3 2005

4 2005

1 2006

2 2006

3 2006

4 2006

Verkoop van elektriciteit

21,2

19,2

21,3

19,9

18,9

23,4

22,6

21,6

30,7

25,5

44,1

38,2

Contracten tegen vaste prijs, voltijds

17,8

10,9

16

11

12,1

11,9

11,1

10,5

10,7

10,7

10,5

13,8

Contracten tegen vaste prijs, niet-voltijds

20,7

21,5

23,2

20,7

22,6

21,6

17,9

20,3

26,9

21,9

36,7

33

Toegang tot elektriciteit

19,6

17,3

19,7

19,1

16,8

22,8

22

18,6

29

26,2

42,7

36,7

Nieuwe contracten tegen vaste prijs (aangegaan uiterlijk 3 maanden vóór de week van opmeting)

25,5

18,9

23,2

33,5

Op grond van de bewoordingen van het contract (26) lijkt het erop dat het contract tussen de gemeente Notodden en Becromal een zogenaamd „voltijds contract” is, d.w.z. een contract dat tijdens de hele contractperiode elke minuut voorziet in een vaste hoeveelheid energie (27). Voor voltijdse contracten tegen vaste prijs (rij nummer twee in bovenstaande tabel) bedroeg de gemiddelde prijs op 14 mei 2001 12,1 øre/kWh, of 14,6 øre/kWh op 10 mei 2002.

Bovendien toont de laatste rij in de tabel prijzen in nieuwe contracten tegen vaste prijs die tijdens de laatste drie maanden vóór de week van opmeting werden gesloten. Daaruit blijkt dat de prijs tijdens het tweede kwartaal van 2001 15,6 øre/kWh bedroeg, terwijl de prijs voor het tweede kwartaal van 2002 niet bekend lijkt te zijn. Deze cijfers omvatten zowel voltijdse als niet-voltijdse contracten.

De Autoriteit verzamelde ook statistieken van Nord Pool. De statistieken van Nord Pool tonen de op een bepaalde datum geldende gemiddelde prijs voor financiële contracten van een jaar die op de energiebeurs worden verhandeld. Deze prijzen geven de prijs van financiële contracten weer op de datum in kwestie. Op 14 mei 2001 bedroegen de prijzen van de contracttypes in kwestie 18,4 øre/kWh, 17,413 øre/kWh en 17,75 øre/kWh (28).

Tot slot verschaft Statistics Norway ook statistieken betreffende de elektriciteitsprijzen aan eindgebruikers van elektrische stroom (29). De Autoriteit vond deze statistieken echter weinig relevant voor het contract in kwestie, aangezien de prijzen die golden voor elektriciteitsintensieve industrieën volgens Statistics Norway waarschijnlijk langlopende door de regering gesubsidieerde contracten omvatten die werden afgesloten vóór de inwerkingtreding van het EER-Verdrag. Deze prijzen zijn dan ook veel lager dan de hierboven bedoelde groothandelsprijzen (30).

1.2.3.   De relevantie van de verschillende prijsstatistieken met het oog op het opstellen van de marktprijs voor het Becromal-contract

Om de meest vergelijkbare prijsgegevens te vinden is een grondig onderzoek van het contract tussen Notodden en Becromal noodzakelijk.

Het contract werd ondertekend op 10 mei 2002, maar heeft terugwerkende kracht vanaf 14 mei 2001, toen met de levering werd begonnen. Bijgevolg stelt men zich de vraag of de relevante benchmarkprijzen de prijzen waren die op 10 mei 2002 van toepassing waren dan wel de prijzen die op 14 mei 2001 van toepassing waren. Als uitgangspunt lijkt het correct te zijn te kijken naar de prijzen tegen welke het contract werd afgesloten, aangezien de partijen op dat tijdstip, op basis van de verwachte toekomstige marktontwikkeling, de prijs en andere contractuele bepalingen vastgelegd hebben. Wanneer het contract echter terugwerkende kracht heeft, zoals hier het geval is, dan moet van het begin van de stroomleveringen een vorm van impliciete overeenkomst inzake de prijs en de andere contractuele voorwaarden hebben bestaan. Bijgevolg is de Autoriteit van oordeel dat niet enkel de prijzen op de datum waarop het contract werd ondertekend, maar ook de algemene prijstendensen in de periode omstreeks het begin van de levering en de ondertekening van het contract in aanmerking moeten worden genomen.

Ten tweede dient te worden aangestipt dat de benchmarkprijs idealiter gebaseerd zou moeten zijn op contracten van een gelijkaardig type en met een gelijkaardige duur. Dit zou betekenen: voltijdse contracten tegen vaste prijs met een duur van ongeveer vijf jaar. Bovendien zou de benchmarkprijs bij voorkeur gebaseerd moeten zijn op statistieken voor contracten die werden afgesloten in 2001-2002, niet voor contracten die op dat ogenblik gewoon van kracht waren.

Tegen die achtergrond zij allereerst opgemerkt dat de prijzen van Nord Pool minder relevant lijken te zijn aangezien zij de prijzen weergeven van financiële contracten met een duur van één jaar. Financiële contracten betreffen geen materiële energiehoeveelheden, maar garanderen de koper een bepaalde energiehoeveelheid tegen een overeengekomen prijs tijdens een specifieke periode in de toekomst. De stroom zal materieel moeten worden verhandeld op de spotmarkt voordat het contract wordt afgewikkeld. Financiële contracten worden afgesloten als een prijsverzekerende maatregel voor toekomstige stroombehoeften (31). Bijgevolg zijn de voorwaarden waartegen dergelijke contracten worden verhandeld verschillend en moeten zij worden beschouwd als een product dat verschilt van het contract in kwestie, dat betrekking heeft op een materiële stroomhoeveelheid van een specifieke centrale. Bijgevolg is de Autoriteit van oordeel dat de prijzen op de financiële markt niet noodzakelijkerwijs rechtstreeks vergelijkbaar zijn met de prijs die tussen Becromal en de gemeente Notodden werd overeengekomen.

Bovenstaande tabel 24 toont de prijzen van alle contracten die van kracht waren tijdens het jaar in kwestie. Hetzelfde geldt met betrekking tot de prijzen voor voltijdse contracten in tabel 7 („Tijdreeksen betreffende kwartaal- en jaarprijzen van elektrische energie op de groothandelsmarkt, exclusief belastingen, in øre/kWh”). In het gunstigste geval zou de door Becromal betaalde prijs moeten worden vergeleken met de prijzen van contracten die in 2001 werden afgesloten, niet met de prijzen van alle contracten die op dat tijdstip van kracht waren. Dat soort van informatie werd echter niet ter beschikking van de Autoriteit gesteld. De prijzen voor nieuwe contracten tegen vaste prijzen die de laatste drie maanden werden afgesloten (de laatste rij in tabel 7) geven de prijzen van nieuwe contracten weer. Die statistieken maken geen onderscheid tussen voltijdse en niet-voltijdse contracten. Aangezien de prijzen van voltijdse contracten doorgaans geacht worden ietwat lager te zijn dan de prijzen van niet-voltijdse contracten elders in de tabel, is het waarschijnlijk dat ook de prijzen van nieuwe contracten ietwat lager zouden zijn geweest indien de voltijdse contracten afzonderlijk waren getoond. Bovendien lijkt het erop dat Statistics Norway over onvoldoende prijsgegevens beschikt voor dit soort van contracten vanaf het 3e kwartaal 2001 tot het 3e kwartaal 2003, aangezien de tabel voor die periode geen prijzen bevat.

Samenvattend is de Autoriteit van mening dat geen enkele prijs uit deze statistieken geschikt is voor de juiste vaststelling van de marktprijs voor dit soort contract dat werd afgesloten op het materiële tijdstip. Tegelijk betreffen de prijzen van bilaterale contracten met een duur van 1 tot 5 jaar (32) in tabel 24, de prijzen van voltijdse contracten tegen vaste prijs in tabel 7 en de prijzen van nieuwe contracten tegen vaste prijs in dezelfde tabel dezelfde of een gelijkaardige soort van overeenkomsten. Zij zijn dan ook relevant voor het bepalen van de marktprijs voor de Becromal-overeenkomst. Alle bij elkaar kunnen deze prijsgegevens een prijsschaal verschaffen die volgens de Autoriteit een nuttige aanwijzing zou kunnen geven voor de marktprijs.

In tabel 24 bedroegen de prijzen voor contracten met een duur van 1 tot 5 jaar die in 2001 van kracht waren respectievelijk 13,6 øre/kWh en 17,3 øre/kWh. Voor contracten met een duur van meer dan vijf jaar bedroegen de prijzen 10,5 øre/kWh en 10,4 øre/kWh. Tabel 7 toont dat de prijzen van voltijdse contracten tegen vaste prijzen die respectievelijk van kracht waren tijdens het tweede kwartaal van 2001 en 2002 12,1 øre/kWh en 14,6 øre/kWh bedroegen. Tot slot bedroeg de prijs van nieuwe contracten tegen vaste prijzen die werden afgesloten in het tweede kwartaal van 2001 15,6 øre/kWh. Deze prijzen verschillen enigszins en kunnen nauwelijks rechtstreeks met elkaar worden vergeleken. Toch lijkt het erop dat de prijs in de Becromal-overeenkomst, 13,5 øre/kWh, binnen de prijsschaal valt die kan worden opgesteld op basis van deze prijsgegevens. Ook lijkt er op de markt een bepaalde mate van onzekerheid te zijn geweest gezien de aanzienlijke verschillen in sommige prijsgegevens van het ene kwartaal tot het volgende (zie tabel 7).

Om vast te stellen dat de prijs in het contract Becromal een voordeel verschafte in de zin van de staatssteunregels, moet de Autoriteit van oordeel zijn dat de prijs voldoende afwijkt van de vastgelegde marktprijs om een dergelijke conclusie te rechtvaardigen (33). Zoals hierboven beschreven kan de exacte marktprijs voor het contract op het tijdstip van afsluiting niet worden bepaald. Het algemene prijsbeeld tijdens de relevante periode en meer bepaald de prijs van groothandelscontracten met een duur van 1 tot 5 jaar in 2001 (13,6 øre/kWh, tabel 23), de prijs van voltijdse contracten tegen vaste prijs in het tweede kwartaal van 2001 (12,1 øre/kWh, tabel 7) en de nieuwe contracten tegen vaste prijs die werden afgesloten tijdens het tweede kwartaal van 2001 (15,6 øre/kWh, tabel 7), geven een goede aanwijzing van de marktprijsschaal. Bovendien, zoals hierboven vermeld, bedroeg de prijs voor contracten met een duur van meer dan vijf jaar in 2001 10,5 øre/kWh. In de originele overeenkomst bedroeg de overeengekomen prijs 13,5 øre/kWh. Gelet op de algemene prijstendensen tijdens de relevante periode, zoals hierboven beschreven, en meer bepaald op de schijnbaar best te vergelijken prijzen, is de Autoriteit van oordeel dat de contractprijs niet voldoende van de waarschijnlijke marktprijs lijkt te verschillen opdat de Autoriteit kan concluderen dat het contract Becromal een economisch voordeel verleende.

Wat de verlengingsovereenkomst betreft, stelt de Autoriteit vast dat clausule 7 van de originele overeenkomst Becromal een wettelijk recht toekent om het contract te verlengen van 1 april 2006 tot 31 maart 2007 volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd in de clausule. De clausule, die was opgenomen in de originele overeenkomst, werd overeengekomen en voor de partijen bindend gemaakt in 2001/2002. Als alternatief konden de partijen ervoor hebben geopteerd een contract met een duur van zes jaar in plaats van vijf jaar te sluiten tegen de prijs van 13,5 øre/kWh. Derhalve is de Autoriteit van oordeel dat de prijs tijdens de verlengingsperiode moet worden beschouwd als een deel van de originele overeenkomst, d.w.z. in vergelijking met de marktprijs voor langlopende, bilaterale contracten die werden afgesloten in 2001/2002. Zoals hierboven opgemerkt, bedroegen de prijzen tijdens de verlengingsperiode 15,21 øre/kWh en 14,20 øre/kWh, afhankelijk van het seizoen. Aangezien deze prijzen hoger zijn dan de originele contractprijs van 13,5 øre/kWh verschillen zij volgens de hierboven uiteengezette argumenten niet voldoende van een redelijke marktprijsschaal opdat er sprake is van een economisch voordeel.

In deze omstandigheden besluit de Autoriteit dat de Becromal-overeenkomst Becromal geen voordeel verschafte in de betekenis van artikel 61, lid 1, van het EER-Verdrag.

2.   Conclusie

Op grond van de bovenstaande beoordeling is de Autoriteit van oordeel dat de overeenkomst tussen de gemeente Notodden en Becromal Norway AS voor de periode van 14 mei 2001 tot 31 maart 2006, alsook de verlenging van 1 april 2006 tot 31 maart 2007 geen staatssteun vormt in de zin van artikel 61, lid 1 van het EER-Verdrag,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is van oordeel dat het contract tussen Becromal Norway AS en de gemeente Notodden dat van kracht is van 14 mei 2001 tot 31 maart 2006, alsook de verlenging ervan tot 31 maart 2007 geen staatssteun vormt in de zin van artikel 61 van het EER-Verdrag.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Noorwegen.

Artikel 3

Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.

Gedaan te Brussel, 8 juli 2009.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Per SANDERUD

De voorzitter

Kristján A. STEFÁNSSON

Lid van het College


(1)  Hierna „de Autoriteit” genoemd.

(2)  Hierna „de EER-overeenkomst” genoemd.

(3)  Hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd.

(4)  Hierna „Protocol 3” genoemd.

(5)  PB C 96 van 17.4.2008, blz. 21 en EER-bijlage nr. 20 van 17.4.2008 blz. 36.

(6)  PB C 96 van 17.4.2008, blz. 21 en EER-bijlage nr. 20 van 17.4.2008 blz. 38.

(7)  Deze bepaling luidt als volgt: „The licence shall stipulate that the licensee shall surrender to the counties and municipalities in which the power plant is located up to ten per cent of the increase in water power obtained for each waterfall, calculated according to the rules in section 11, subsection 1, cf. section 2, third paragraph. The amount surrendered and its distribution shall be decided by the Ministry concerned on the basis of the county's or municipality's general electric power supply needs. The county or municipality may use the power provided as it sees fit. (…) The price of power (for the municipality) shall be set on the basis of the average cost for a representative sample of hydroelectric power stations throughout the country. Taxes calculated on the profit from power generation in excess of a normal rate of return are not included in the calculation of this cost. Each year the Ministry shall set the price of power supplied at the power station's transmission substation. The provisions of the first and third sentences do not apply to licences valid prior to the entry into force of Act No. 2 of 10 April 1959.” (Vertaling door het Noorse ministerie van Olie en Energie.)

(8)  De „individuele kosten” van de centrale worden berekend in overeenstemming met de wetsbepalingen die tot 1959 van toepassing waren. Krachtens deze bepalingen zou de individuele kostprijs worden berekend als de productiekosten van de centrale, inclusief 6 procent intrest op de initiële kosten, plus een prijsverhoging van 20 procent, gedeeld door de gemiddelde jaarlijkse productie in de periode 1970-1999. Zie het zogenaamde KTV-Notat nr. 53/2001 van 24 augustus 2001, document nr. 455241.

(9)  KTV-Notat nr. 53/2001, op. cit.

(10)  Zie het antwoord van Noorwegen op vraag 4 in het tweede verzoek om informatie, document nr. 449660.

(11)  Bijlage bij document nr. 449660.

(12)  Bijlage bij het antwoord van Noorwegen van 9 juli 2007, document nr. 428860.

(13)  De Autoriteit is niet in het bezit van een kopie van een desbetreffende verlengingsovereenkomst.

(14)  Document nr. 521513, e-mail van 11 juni 2009.

(15)  Bijlage bij het antwoord van Noorwegen van 9 juli 2007, document nr. 428860.

(16)  Zie bijlagen bij het antwoord van Noorwegen van 9 juli 2007, document nr. 428860.

(17)  Zie het antwoord van Noorwegen op het tweede verzoek om informatie van de Autoriteit, document nr. 449660.

(18)  Zie bijgewerkte tabel op http://www.ssb.no/english/subjects/10/08/10/elektrisitetaar_en/tab-2008-05-30-23-en.html

(19)  Zie gevoegde zaken 67/85, 68/85 en 70/85 Kwekerij Gebroeders van der Kooy bv en anderen/Commissie, Jurispr. 1988, blz. 219, overweging 28.

(20)  Zie verdere uitleg op http://www.nordpoolspot.com/trading/The_Elspot_market/

(21)  Zie naar analogie de Richtsnoeren van de Autoriteit betreffende de toepassing van de staatssteunbepalingen op openbare bedrijven in de verwerkende industrie, paragrafen 5, lid 1 en 5, lid 3.

(22)  http://www.ssb.no/english/subjects/10/08/10/elektrisitetaar_en/tab-2009-05-28-23-en.html

(23)  Document nr. 495870.

(24)  Document nr. 503107, Redegjørelse SSB.

(25)  Hier werden enkel kolommen en rijen betreffende de meest relevante prijzen en tijdsperioden opgenomen. De volledige versie is verkrijgbaar op http://www.ssb.no/english/subjects/10/08/10/elkraftpris_en/arkiv/tab-2009-04-06-07-en.html

(26)  Clausule 2 van het contract luidt als volgt: „De stroomhoeveelheden zullen in gelijke delen worden gespreid over elk jaar zodat op elk tijdstip van ieder kalenderjaar dezelfde uitwerking wordt verkregen”.

(27)  Document nr. 521166, e-mail van Statistics Norway van 5 juni 2009. Het tegenovergestelde van voltijdse contracten is „niet-voltijdse contracten”. D.w.z. contracten die de gebruiker toestaan te kiezen hoeveel stroom op elk tijdstip wordt afgenomen.

(28)  Documenten nr. 521164 en nr. 521163.

(29)  Zie tabel 19, Gewogen gemiddelde prijzen voor elektriciteit en netwerkhuur, exclusief btw. 1997-2007, in øre/kWh, http://www.ssb.no/english/subjects/10/08/10/elektrisitetaar_en/tab-2009-05-28-19-en.html

(30)  Document nr. 495870, e-mail van Statistics Norway van 8 oktober 2008.

(31)  De basiskenmerken van de financiële energiemarkt worden op de startpagina van Nord Pool beschreven: http://www.nordpoolspot.com/en/PowerMaket/The-Nordic-model-for-a-liberalised-power-market/The-financial-market/

(32)  Met inbegrip van de verlengingsovereenkomst heeft het contract een duur van ongeveer zes jaar. De Autoriteit is echter van oordeel dat het contract nog altijd meer gelijkenissen vertoont met andere contracten met een duur van 1-5 jaar, aangezien alle contracten met een duur van meer dan vijf jaar samen zijn gegroepeerd, inclusief de contracten met een heel lange duur (bijv. meer dan 20 jaar).

(33)  Zie, bij analogie, verklaringen van het Gerecht van eerste aanleg in gevallen betreffende de verkoop van vastgoed: zaak T-274/01 Valmont, Jurispr. 2004, blz. II-3145, paragraaf 45 en gevoegde zaken T-127/99, T-129/99 en T-148/99, Diputación Foral de Alava, Jurispr. 2002, blz. II-1275, paragraaf 85 (geen hoger beroep op dit punt).


Top