Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CA0497

Zaak C-497/21: Arrest van het Hof (tiende kamer) van 22 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Schleswig-Holsteinische Verwaltungsgericht — Duitsland) — SI e.a./Bundesrepublik Deutschland (Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Grenscontroles, asiel en immigratie – Asielbeleid – Richtlijn 2013/32/EU – Gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming – Verzoek om internationale bescherming – Niet-ontvankelijkheidsgronden – Artikel 2, onder q) – Begrip “volgend verzoek” – Artikel 33, lid 2, onder d) – Niet-ontvankelijkverklaring van een verzoek om internationale bescherming door een lidstaat omdat een eerder verzoek van de betrokkene in Denemarken is afgewezen – Definitieve beslissing van het Koninkrijk Denemarken)

PB C 424 van 7.11.2022, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 424/14


Arrest van het Hof (tiende kamer) van 22 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Schleswig-Holsteinische Verwaltungsgericht — Duitsland) — SI e.a./Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-497/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Grenscontroles, asiel en immigratie - Asielbeleid - Richtlijn 2013/32/EU - Gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming - Verzoek om internationale bescherming - Niet-ontvankelijkheidsgronden - Artikel 2, onder q) - Begrip “volgend verzoek” - Artikel 33, lid 2, onder d) - Niet-ontvankelijkverklaring van een verzoek om internationale bescherming door een lidstaat omdat een eerder verzoek van de betrokkene in Denemarken is afgewezen - Definitieve beslissing van het Koninkrijk Denemarken)

(2022/C 424/15)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Schleswig-Holsteinisches Verwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: SI, TL, ND, VH, YT, HN

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland

Dictum

Artikel 33, lid 2, onder d), van richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming, gelezen in samenhang met artikel 2, onder q), van deze richtlijn en artikel 2 van het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken,

moet aldus worden uitgelegd dat:

het zich verzet tegen een regeling van een andere lidstaat dan het Koninkrijk Denemarken op grond waarvan een verzoek om internationale bescherming in de zin van artikel 2, onder b), van die richtlijn geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk kan worden verklaard wanneer dit verzoek in die andere lidstaat is ingediend door een derdelander of staatloze van wie een eerder, in Denemarken ingediend verzoek om internationale bescherming door het Koninkrijk Denemarken is afgewezen.


(1)  PB C 502 van 13.12.2021.


Top