This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CN0367
Case C-367/18: Request for a preliminary ruling from the Tribunal Supremo (Spain) lodged on 4 June 2018 — María Teresa Aragón Carrasco, María Eugenia Cotano Montero, María Gloria Ferratges Castellanos, Raquel García Ferratges, Elena Muñoz Mora, Ángela Navas Chillón, Mercedes Noriega Bosch, Susana Rizo Santaella, Desamparados Sánchez Ramos, Lucía Santana Ruiz and Luis Salas Fernández (heir of Lucía Sánchez de la Peña) v Administración del Estado
Zaak C-367/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Tribunal Supremo (Spanje) op 4 juni 2018 — María Teresa Aragón Carrasco, María Eugenia Cotano Montero, María Gloria Ferratges Castellanos, Raquel García Ferratges, Elena Muñoz Mora, Ángela Navas Chillón, Mercedes Noriega Bosch, Susana Rizo Santaella, Desamparados Sánchez Ramos, Lucía Santana Ruiz en Luis Salas Fernández (als erfgenaam van Lucía Sánchez de la Peña)/ Administración del Estado
Zaak C-367/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Tribunal Supremo (Spanje) op 4 juni 2018 — María Teresa Aragón Carrasco, María Eugenia Cotano Montero, María Gloria Ferratges Castellanos, Raquel García Ferratges, Elena Muñoz Mora, Ángela Navas Chillón, Mercedes Noriega Bosch, Susana Rizo Santaella, Desamparados Sánchez Ramos, Lucía Santana Ruiz en Luis Salas Fernández (als erfgenaam van Lucía Sánchez de la Peña)/ Administración del Estado
PB C 294 van 20.8.2018, p. 26–27
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Zaak C-367/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Tribunal Supremo (Spanje) op 4 juni 2018 — María Teresa Aragón Carrasco, María Eugenia Cotano Montero, María Gloria Ferratges Castellanos, Raquel García Ferratges, Elena Muñoz Mora, Ángela Navas Chillón, Mercedes Noriega Bosch, Susana Rizo Santaella, Desamparados Sánchez Ramos, Lucía Santana Ruiz en Luis Salas Fernández (als erfgenaam van Lucía Sánchez de la Peña)/ Administración del Estado
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Tribunal Supremo (Spanje) op 4 juni 2018 — María Teresa Aragón Carrasco, María Eugenia Cotano Montero, María Gloria Ferratges Castellanos, Raquel García Ferratges, Elena Muñoz Mora, Ángela Navas Chillón, Mercedes Noriega Bosch, Susana Rizo Santaella, Desamparados Sánchez Ramos, Lucía Santana Ruiz en Luis Salas Fernández (als erfgenaam van Lucía Sánchez de la Peña)/ Administración del Estado
(Zaak C-367/18)
2018/C 294/35Procestaal: SpaansVerwijzende rechter
Tribunal Supremo
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: María Teresa Aragón Carrasco, María Eugenia Cotano Montero, María Gloria Ferratges Castellanos, Raquel García Ferratges, Elena Muñoz Mora, Ángela Navas Chillón, Mercedes Noriega Bosch, Susana Rizo Santaella, Desamparados Sánchez Ramos, Lucía Santana Ruiz en Luis Salas Fernández (als erfgenaam van Lucía Sánchez de la Peña)
Verwerende partij: Administración del Estado
Prejudiciële vragen
1) |
Moet clausule 4 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70 ( 1 ), aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen de Spaanse nationale regeling die in artikel 12, lid 3, van de Texto refundido del Estatuto del Empleado Público (Real Decreto Legislativo 2/2015, de 30 de octubre) (geconsolideerde tekst van de wet houdende het basisstatuut van het overheidspersoneel, koninklijk wetsbesluit 2/2015 van 30 oktober 2015) voorziet in ontslag zonder reden en zonder vergoeding, maar die wel in een vergoeding voorziet in artikel 49, lid 1, onder c), van de Texto refundido del Estatuto de los Trabajadores (Real Decreto Legislativo 2/2015, de 23 de octubre) (geconsolideerde versie van de wet op het werknemersstatuut, koninklijk wetsbesluit 2/2015 van 23 oktober 2015) bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst op grond van (een) wettelijk vastgestelde grond(en)? |
2) |
In geval van een ontkennend antwoord op de eerste vraag: valt een maatregel als vastgesteld door de Spaanse wetgever, die voorziet in de uitkering van een vergoeding van twaalf dagen salaris per gewerkt jaar aan de werknemer bij de afloop van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, onder de werkingssfeer van clausule 5 van de raamovereenkomst, zelfs wanneer de tijdelijke aanstelling is beperkt tot slechts één overeenkomst? |
3) |
Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: is een wettelijke bepaling die tijdelijke werknemers bij de beëindiging van de overeenkomst een vergoeding van twaalf dagen salaris per gewerkt jaar toekent, maar tijdelijk personeel met een bijzondere of adviesfunctie, bij ontslag zonder reden, van deze vergoeding uitsluit, in strijd met clausule 5 van de raamovereenkomst[?] |
( 1 ) Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB 1999, L 175, blz. 43).