This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CN0366
Case C-366/18: Request for a preliminary ruling from the Juzgado de lo Social de Madrid (Spain) lodged on 5 June 2018 — José Manuel Ortiz Mesonero v Unión Temporal de Empresas Luz Madrid Centro (comprising the commercial companies SICE, S.A., URBALUX, S.A., IMES.A.PI, S.A., EXTRALUX, S.A., and CITELUM IBÉRICA, S.A.)
Zaak C-366/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social de Madrid (Spanje) op 5 juni 2018 — José Manuel Ortiz Mesonero / UTE Luz Madrid Centro (bestaande uit de handelsvennootschappen SICE S.A., Urbalux S.A., ImesAPI S.A., Extralux S.A. en Citelum Ibérica S.A.)
Zaak C-366/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social de Madrid (Spanje) op 5 juni 2018 — José Manuel Ortiz Mesonero / UTE Luz Madrid Centro (bestaande uit de handelsvennootschappen SICE S.A., Urbalux S.A., ImesAPI S.A., Extralux S.A. en Citelum Ibérica S.A.)
PB C 294 van 20.8.2018, p. 25–26
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Zaak C-366/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social de Madrid (Spanje) op 5 juni 2018 — José Manuel Ortiz Mesonero / UTE Luz Madrid Centro (bestaande uit de handelsvennootschappen SICE S.A., Urbalux S.A., ImesAPI S.A., Extralux S.A. en Citelum Ibérica S.A.)
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social de Madrid (Spanje) op 5 juni 2018 — José Manuel Ortiz Mesonero / UTE Luz Madrid Centro (bestaande uit de handelsvennootschappen SICE S.A., Urbalux S.A., ImesAPI S.A., Extralux S.A. en Citelum Ibérica S.A.)
(Zaak C-366/18)
2018/C 294/34Procestaal: SpaansVerwijzende rechter
Juzgado de lo Social de Madrid
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: José Manuel Ortiz Mesonero
Verwerende partij: UTE Luz Madrid Centro (bestaande uit de handelsvennootschappen SICE S.A., Urbalux S.A., ImesAPI S.A., Extralux S.A. en Citelum Ibérica S.A.)
Prejudiciële vraag
Staan de artikelen 8, 10 en 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 23 en artikel 33, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 1 en artikel 14, lid 1, van richtlijn 2006/54 ( 1 ), alle gelezen in samenhang met richtlijn 2010/18 ( 2 ) tot uitvoering van de raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, in de weg aan een nationale regel zoals artikel 37, lid 6, van het werknemersstatuut, die voor de uitoefening van het recht van de werknemer om beroeps- en gezinsleven te combineren teneinde de directe zorg op zich te nemen voor minderjarigen of gezinsleden te zijnen laste, vereist dat de werknemer daartoe in elk geval zijn gewone arbeidstijd verkort en dat zijn loon dus evenredig wordt verminderd?
( 1 ) Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (PB 2006, L 204, blz. 23).
( 2 ) Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van richtlijn 96/34/EG (PB 2010, L 68, blz. 13).