Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CB0083

    Zaak C-83/16: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 2 maart 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — „Heta Asset Resolution Bulgaria” OOD/Nachalnik na Mitnitsa Stolichna (Prejudiciële verwijzing — Artikel 53, lid 2, en artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Douanewetboek — Aangifte ten uitvoer achteraf — Begrip „toereikend stuk” — Beoordeling van de toereikendheid van de stukken)

    PB C 168 van 29.5.2017, p. 17–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.5.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 168/17


    Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 2 maart 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — „Heta Asset Resolution Bulgaria” OOD/Nachalnik na Mitnitsa Stolichna

    (Zaak C-83/16) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Artikel 53, lid 2, en artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Douanewetboek - Aangifte ten uitvoer achteraf - Begrip „toereikend stuk” - Beoordeling van de toereikendheid van de stukken))

    (2017/C 168/21)

    Procestaal: Bulgaars

    Verwijzende rechter

    Administrativen sad Sofia-grad

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij:„Heta Asset Resolution Bulgaria” OOD

    Verwerende partij: Nachalnik na Mitnitsa Stolichna

    Dictum

    1)

    De gecombineerde bepalingen van artikel 161, lid 5, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, en artikel 788 van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 430/2010 van de Commissie van 20 mei 2010, moeten aldus worden uitgelegd dat de binnen het douanegebied van de Europese Unie gevestigde verkoper wordt beschouwd als exporteur in de zin van de eerste bepaling, wanneer na de sluiting van een overeenkomst tot verkoop van de betrokken goederen de eigendom van deze goederen overgaat naar een buiten dat douanegebied gevestigde afnemer.

    2)

    Artikel 795, lid 1, derde alinea, onder b), van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 430/2010, moet aldus worden uitgelegd dat de douaneautoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid hebben om, naast de overeenkomst tot verkoop van een pleziervaartuig aan een in een derde staat gevestigde persoon, en de schrapping van dat vaartuig uit de scheepsregisters van de betrokken lidstaat, stukken te verlangen mits een dergelijke vereiste in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel.

    3)

    Artikel 795 van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 430/2010, moet aldus worden uitgelegd dat de douaneautoriteit die de in deze bepaling bedoelde aangifte ten uitvoer achteraf in ontvangst dient te nemen, in omstandigheden als in het hoofdgeding niet gebonden is door de door een andere douaneautoriteit uitgevoerde beoordeling van de toereikendheid van de bewijzen als bedoeld in artikel 796, quinquies bis, lid 4, van deze verordening.


    (1)  PB C 136 van 18.4.2016.


    Top