This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CN0254
Case C-254/11: Reference for a preliminary ruling from the Supreme Court of the Republic of Hungary (Hungary) lodged on 25 May 2011 — Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége v Shomodi Oskar
Zaak C-254/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Legfelsőbb Bíróság (Republiek Hongarije) op 25 mei 2011 — Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége/Oskar Shomodi
Zaak C-254/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Legfelsőbb Bíróság (Republiek Hongarije) op 25 mei 2011 — Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége/Oskar Shomodi
PB C 232 van 6.8.2011, p. 17–18
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
6.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 232/17 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Legfelsőbb Bíróság (Republiek Hongarije) op 25 mei 2011 — Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége/Oskar Shomodi
(Zaak C-254/11)
(2011/C 232/29)
Procestaal: Hongaars
Verwijzende rechter
Legfelsőbb Bíróság
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége
Verwerende partij: Oskar Shomodi
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 5 van verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (1) (hierna: „verordening nr. 1931/2006”), dat bepaalt dat de maximale toelaatbare duur van elk ononderbroken verblijf drie maanden bedraagt — in het bijzonder gelet op het bepaalde in de artikelen 2, sub a, en 3, punt 3, van deze verordening — aldus worden uitgelegd dat deze verordening een persoon de mogelijkheid biedt om een land, op grond van bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten en aangrenzende derde landen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening, veelvuldig in en uit te reizen en aldaar een ononderbroken verblijf van maximaal drie maanden te houden, zodat een grensbewoner die over een vergunning voor klein grensverkeer beschikt, alvorens de verblijfsduur van drie maanden verstrijkt, zijn ononderbroken verblijf mag onderbreken en, na weer de grens te zijn overgestoken, opnieuw recht heeft op een ononderbroken verblijf van drie maanden? |
2) |
Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, kan het ononderbroken verblijf in de zin van artikel 5 van verordening nr. 1931/2006 dan worden geacht te zijn onderbroken wanneer de inreis en de uitreis plaatsvinden op dezelfde dag of op opeenvolgende dagen? |
3) |
Zo de eerste vraag bevestigend maar de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, welke tijdspanne of welk ander beoordelingscriterium moet dan in aanmerking worden genomen om een onderbreking van het ononderbroken verblijf in de zin van artikel 5 van verordening nr. 1931/2006 vast te stellen? |
4) |
Zo de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, kan het bepaalde in artikel 5 van verordening nr. 1931/2006 op grond waarvan een ononderbroken verblijf van maximaal drie maanden is toegestaan, dan aldus worden uitgelegd dat de verblijfsduur in het kader van het veelvuldig in- en uitreizen moet worden samengeteld en dat de vergunning voor klein grensverkeer, gelet op artikel 20, lid 1, van de Overeenkomst van 14 juni 1985 ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord (PB 2000, L 239, blz. 19) — en andere bepalingen inzake de Schengenruimte —, indien de aldus samengetelde verblijfsduur 93 dagen (drie maanden) bedraagt, geen recht geeft op een verder verblijf binnen een periode van zes maanden vanaf de datum van eerste binnenkomst? |
5) |
Zo de vierde vraag bevestigend wordt beantwoord, moet bij die optelling dan ook rekening worden gehouden met de veelvuldige in- en uitreizen die op eenzelfde dag plaatsvinden, alsmede met één enkele in- en uitreis op dezelfde dag, en welke berekeningsmethode dient daarbij te worden gebruikt? |
(1) Verordening tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (PB L 405, blz.1).