EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0528

Zaak C-528/09: Beroep ingesteld op 17 december 2009 — Europese Commissie/Republiek Estland

PB C 63 van 13.3.2010, p. 26–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 63/26


Beroep ingesteld op 17 december 2009 — Europese Commissie/Republiek Estland

(Zaak C-528/09)

2010/C 63/44

Procestaal: Ests

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Marghelis, K. Saaremäel-Stoilov)

Verwerende partij: Republiek Estland

Conclusies

vaststellen dat Republiek Estland door de artikelen 3, sub i, nr. iii, 8, leden 2, derde alinea en 3, tweede alinea, van richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 (1) (over elektrische en elektronische apparatuur) niet naar behoren in nationaal recht om te zetten, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

Republiek Estland verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 regelt de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Op grond van de analyse van de maatregelen waarmee deze richtlijn in Ests recht is omgezet, is de Commissie van mening dat Republiek Estland de artikelen 3, sub i, nr. iii, 8, leden 2, derde alinea en 3, tweede alinea, van deze richtlijn niet naar behoren heeft omgezet.

Artikel 3, sub i, nr. iii, van deze richtlijn definieert de producent van elektrische en elektronische apparatuur. In de Estse wettelijke regeling inzake afgedankte elektrische en elektronische apparatuur wordt de producent op twee verschillende wijzen gedefinieerd, wat het moeilijker maakt de regelingen inzake de verwerking van afgedankte apparatuur te begrijpen en toe te passen.

Artikel 8, lid twee, derde alinea, van deze richtlijn bepaalt dat bij verkoop van nieuwe producten de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering ten aanzien van de kopers niet afzonderlijk worden aangetoond. Republiek Estland heeft die bepaling niet in nationaal recht omgezet.

Artikel 8, lid 3, tweede alinea, van deze richtlijn bepaalt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de producenten gedurende een overgangsperiode van acht jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn de mogelijkheid krijgen om bij de verkoop van nieuwe producten de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering ten aanzien van de kopers aan te tonen, waarbij de aangegeven kosten niet hoger mogen liggen dan de reële kosten. Estland heeft deze verplichting niet in zijn recht omgezet.

Republiek Estland heeft erkend dat de beschuldigingen terecht zijn en beloofde in haar antwoord op het met redenen omkleed advies van de Commissie de schending van de artikelen 3, sub i, nr. iii, 8, leden 2, derde alinea en 3, tweede alinea, van deze richtlijn te zullen verhelpen via een wet tot wijziging van de wet inzake afvalverwerking. Voor zover de Commissie bekend is, heeft Republiek Estland tot dusver de beloofde wijzigingswet niet vastgesteld, of tenminste de Commissie daarvan niet in kennis gesteld, zodat zij de artikelen 3, sub i, nr. iii, 8, leden 2, derde alinea en 3, tweede alinea, van deze richtlijn tot dusver niet in nationaal recht heeft omgezet en dus haar verplichtingen op grond van de richtlijn heeft geschonden.


(1)  PB L 37, blz. 24.


Top