Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0210

    Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2015 over Zimbabwe, de zaak van de mensenrechtenactivist Itai Dzamara (2015/2710(RSP))

    PB C 353 van 27.9.2016, p. 49–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    27.9.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 353/49


    P8_TA(2015)0210

    Zimbabwe, het geval van mensenrechtenactivist Itai Dzamara

    Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2015 over Zimbabwe, de zaak van de mensenrechtenactivist Itai Dzamara (2015/2710(RSP))

    (2016/C 353/09)

    Het Europees Parlement,

    gezien zijn eerdere resoluties over de Zimbabwe, met name die van 7 februari 2013 (1),

    gezien de lokale verklaringen van de EU van 11 maart 2015 en 9 april 2015 over de ontvoering van Itai Dzamara,

    gezien de verklaring namens de EU van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 19 februari 2014 over de herziening van de betrekkingen tussen de EU en Zimbabwe,

    gezien de besluiten van de Raad 2014/98/GBVB van 17 februari 2014 (2) en 2015/277/GBVB (3) van 19 februari 2015 tot wijziging van Besluit 2011/101/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe;

    gezien de verklaring van de woordvoerder van het Bureau van de Hoge commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) van 18 januari 2013 over de recente aanvallen op verdedigers van de mensenrechten vóór de verkiezingen,

    gezien het algemeen politiek akkoord dat in 2008 is ondertekend door de drie grootste politieke partijen, te weten ZANU PF, MDC-T en MDC,

    gezien de conclusies van de Europese Raad over Zimbabwe van 23 juli 2012 en het Uitvoeringsbesluit 2012/124/GBVB van de Raad van 27 februari 2012 (4) betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe,

    gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren van 27 juni 1981, dat door Zimbabwe is geratificeerd,

    gezien de grondwet van Zimbabwe,

    gezien de Overeenkomst van Cotonou,

    gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat Itai Dzamara, een prominente Zimbabwaanse mensenrechtenactivist, leider van de Occupy Africa Unity Square-beweging en politiek tegenstander van president Mugabe, naar verluidt op 9 maart 2015 in een buitenwijk van Harare is ontvoerd door vijf ongeïdentificeerde gewapende mannen; overwegende dat onbekend is waar hij wordt vastgehouden en dat ernstige bezorgdheid bestaat over zijn veiligheid en gevreesd wordt dat zijn rechten worden geschonden;

    B.

    overwegende dat de heer Dzamara in de maanden voor zijn ontvoering een aantal vreedzame demonstraties heeft geleid tegen de verslechterende politieke en economische situatie in Zimbabwe; overwegende dat de heer Dzamara twee dagen eerder een politieke bijeenkomst toesprak die was georganiseerd door de oppositiebeweging Movement for Democratic Change — Tsvangirai (MDC-T), waarbij hij opriep tot massale protesten tegen de toenemende onderdrukking en verslechterende economische situatie in het land, president Mugabe opriep af te treden en opriep tot hervormingen van het kiesstelsel;

    C.

    overwegende dat de regering tot nu toe blijft zwijgen over de verdwijning van de heer Dzamara, wat bij het publiek het vermoeden doet rijzen dat de overheid verantwoordelijk zou kunnen zijn; overwegende dat de regerende partij ZANU-PF zijn gedwongen verdwijning ontkent en de oppositiepartijen beschuldigt van een in scène gezette actie;

    D.

    overwegende dat het Hooggerechtshof in een uitspraak van 13 maart 2015 de Zimbabwaanse autoriteiten opdroeg een zoekactie naar de heer Dzamara te starten en het Hooggerechtshof hiervan elke twee weken verslag uit te brengen, totdat zijn verblijfplaats bekend wordt; overwegende dat het Hooggerechtshof is genegeerd door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor uitvoering van de uitspraak en dat de overheidsinstanties nog geen gevolg hebben gegeven aan de uitspraak;

    E.

    overwegende dat de heer Dzamara meerdere keren is aangevallen door aanhangers van de regeringspartij ZANU-PF en politieofficieren in uniform; overwegende dat in november 2014 ongeveer twintig politiemensen in uniform de heer Dzamara handboeien hebben omgedaan en hem bewusteloos hebben geslagen, en ook zijn advocaat, Kennedy Masiye, hebben aangevallen;

    F.

    overwegende dat op 27 april 2015 in Harare 11 mensen zijn gearresteerd nadat zij deelnamen aan een optocht om steun te betuigen aan de vermiste Itai Dzamara; overwegende dat de activisten zijn gearresteerd en zes uur lang zijn vastgehouden;

    G.

    overwegende dat de echtgenote van de heer Dzamara, Sheffra Dzamara, het Hooggerechtshof in Harare na zijn ontvoering heeft verzocht om de politie en de Central Intelligence Organisation (CIO) op te dragen een zoektocht naar haar man te starten; overwegende dat de politie en de CIO tijdens de hoorzitting ontkenden op de hoogte te zijn van de verblijfplaats van de heer Dzamara; overwegende dat Sheffra Dzamara begin april meldde dat onbekende mannen haar onafgebroken in de gaten hielden en dat ze vreesde voor haar leven;

    H.

    overwegende dat de huidige situatie in Zimbabwe op het gebied van de mensenrechten en de democratie verslechtert en dat voortdurend melding wordt gemaakt van intimidatie en schendingen van de mensenrechten van mensenrechtenactivisten, journalisten en leden van maatschappelijke organisaties in Zimbabwe;

    I.

    overwegende dat de politie vaak misbruik maakt van bestaande wetten, zoals de Public Order and Security Act (POSA) en de Access to Information and Protection of Privacy Act (AIPPA), om wettige openbare vergaderingen en bijeenkomsten te verbieden;

    J.

    overwegende dat de vrijheid van vergadering, vereniging en meningsuiting essentiële onderdelen zijn van elke democratie;

    K.

    overwegende dat de EU in 2015 weer steun is gaan verlenen aan Zimbabwe, in de vorm van 234 miljoen EUR voor het nationaal indicatief programma, om Zimbabwe te helpen democratischer en welvarender te worden, en dat de Europese Raad besloot om een aantal sancties tegen Zimbabwe te handhaven; overwegende dat alleen president Robert Mugabe, zijn vrouw en een defensieonderneming onderworpen blijven aan de bevriezing van tegoeden en het reisverbod; overwegende dat ook een wapenembargo van de EU van kracht blijft;

    L.

    overwegende dat op 16 maart 2013 per referendum een nieuwe grondwet is aangenomen, met als doel om de bezem door de politiek te halen, maar dat de vooruitgang in de praktijk traag verloopt en de mensenrechtensituatie precair blijft;

    1.

    veroordeelt ten stelligste de gedwongen verdwijning van de mensenrechtenactivist Itai Dzamara en roept op tot zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating;

    2.

    dringt er bij de regering van Zimbabwe op aan alle nodige maatregelen te nemen om de heer Dzamara te vinden en alle verantwoordelijken voor het gerecht te brengen; roept de regering op volledig samen te werken met het Hooggerechtshof, dat de regering heeft opgedragen de heer Dzamara te gaan zoeken;

    3.

    roept de Zimbabwaanse autoriteiten op de veiligheid en beveiliging van zijn vrouw en familie, collega's en aanhangers te garanderen;

    4.

    is ernstig bezorgd over meldingen van mensenrechtenorganisaties van toenemend politiek geweld en intimidatie van de politieke oppositie, alsmede over de ernstige beperkingen en intimidatie waar mensenrechtenactivisten mee te maken hebben, die vaak worden geslagen door de politie en worden gearresteerd op grond van valse beschuldigingen; betreurt dat sinds de vorige verkiezingen en de goedkeuring van de nieuwe grondwet in 2013 weinig vooruitgang is geboekt met betrekking tot de rechtsstaat en in het bijzonder met de verbetering van de mensenrechtensituatie;

    5.

    dringt er bij de Zimbabwaanse autoriteiten op aan onderzoek te doen naar beschuldigingen van gebruik van excessief geweld en andere mensenrechtenschendingen door politie- en overheidsambtenaren, en deze daarvoor ter verantwoording te roepen;

    6.

    herinnert aan de algemene verantwoordelijkheid die de Zimbabwaanse regering draagt voor het waarborgen van de veiligheid van al haar burgers; roept de Zimbabwaanse autoriteiten op tot het uitvoeren van de bepalingen van de VN-verklaring van de rechten van de mens, het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren en de door Zimbabwe geratificeerde regionale mensenrechteninstrumenten;

    7.

    herinnert eraan dat Zimbabwe in het kader van het algemeen politiek akkoord (GPA) heeft toegezegd te zullen waarborgen dat zowel de wetgeving als de procedures en praktijken in het land in overeenstemming zullen zijn met internationale beginselen en wetgeving op het gebied van de mensenrechten, waaronder de vrijheid van vergadering, vereniging en meningsuiting;

    8.

    neemt met instemming kennis van de instelling van de Zimbabwaanse Mensenrechtencommissie, maar is teleurgesteld dat deze niet is toegerust met significante bevoegdheden waarmee zij onafhankelijk zou kunnen optreden en haar doelstellingen met betrekking tot de urgente mensenrechtenvraagstukken waarmee het land wordt geconfronteerd zou kunnen bereiken;

    9.

    roept daarom op tot gecoördineerde maatregelen door de internationale gemeenschap, in het bijzonder de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC); is van oordeel dat aan deze regionale organisatie een belangrijke rol toekomt als hoeder van het algemeen politiek akkoord, die onder meer kan aandringen op de uitvoering van het akkoord, en met name artikel 13 daarvan, teneinde een onpartijdige opstelling van de politie en andere veiligheidskrachten te waarborgen;

    10.

    dringt er bij de Zimbabwaanse regering en president Mugabe op aan hun internationale verplichtingen na te komen en de bepalingen van de internationale verdragen die Zimbabwe heeft ondertekend uit te voeren, en de rechtsstaat en de civiele en politieke rechten te eerbiedigen;

    11.

    vraagt de EU haar politieke dialoog over de mensenrechten op basis van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou te intensiveren, en de regering met name aan te moedigen de Public Order and Security Act en de Access to Information and Protection of Privacy Act in te trekken of op toereikende wijze te amenderen, teneinde misbruik ervan onmogelijk te maken;

    12.

    betreurt dat de tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst (EPO) die met vier oostelijke en zuidelijke Afrikaanse (ESA) landen, waaronder Zimbabwe, is gesloten geen nadrukkelijke en handhaafbare mensenrechtenclausule bevat;

    13.

    wijst op de opheffing van sancties zoals besloten door de EU en steunt de gerichte maatregelen die gehandhaafd blijven tegen de president en zijn vrouw, alsmede het wapenembargo, die zijn ingesteld naar aanleiding van de politieke en mensenrechtensituatie in Zimbabwe;

    14.

    is van mening dat de bevordering van de democratie en de bescherming van de mensenrechten en de rechtsstaat van wezenlijk belang zijn om Zimbabwe in staat te stellen een vrij en welvarend land te worden;

    15.

    verzoekt de EU-delegatie in Harare de regering van nationale eenheid van Zimbabwe te blijven steunen om de mensenrechtensituatie te verbeteren; benadrukt dat de EU ervoor moet zorgen dat de ontwikkelingshulp aan Zimbabwe ook werkelijk wordt gebruikt om tegemoet te komen aan de behoeften van de bevolking, in het bijzonder via maatschappelijke organisaties, en dat de politieke en economische hervormingen waarvoor de steun bedoeld is worden doorgevoerd;

    16.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de EDEO, de regering en het parlement van Zimbabwe, de regeringen van de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika, de Commissie van de Afrikaanse Unie, het Pan-Afrikaanse Parlement, de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en de secretaris-generaal van het Gemenebest.


    (1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0059.

    (2)  PB L 50 van 20.2.2014, blz. 20.

    (3)  PB L 47 van 20.2.2015, blz. 20.

    (4)  PB L 54 van 28.2.2012, blz. 20.


    Top