Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AE0449

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Stappenplan voor werkgelegenheid en toegankelijkheid voor gehandicapten in de EU — Lissabonstrategie na 2010” (verkennend advies)

    PB C 354 van 28.12.2010, p. 8–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.12.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 354/8


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Stappenplan voor werkgelegenheid en toegankelijkheid voor gehandicapten in de EU — Lissabonstrategie na 2010” (verkennend advies)

    2010/C 354/02

    Rapporteur: Miguel Ángel CABRA DE LUNA

    De heer López Garrido, staatssecretaris voor de Europese Unie van het ministerie van Buitenlandse Zaken en Samenwerking, heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité op 23 juli 2009, namens het toekomstige Spaanse voorzitterschap en overeenkomstig artikel 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, schriftelijk verzocht om een verkennend advies op te stellen over het:

    „Stappenplan voor werkgelegenheid en toegankelijkheid voor gehandicapten in de EU – Lissabonstrategie na 2010”.

    De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 23 februari 2010 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Cabra de Luna.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 maart gehouden 461e zitting (vergadering van 17 maart 2010) onderstaand advies uitgebracht, dat met 152 stemmen vóór en geen stemmen tegen, bij 3 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    EU 2020-strategie

    1.1

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) zou graag zien dat er in de EU 2020-strategie, de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de sociale agenda een apart onderdeel aan personen met een handicap wordt gewijd om ervoor te zorgen dat dit onderwerp in alle communautaire beleidslijnen aan bod komt en beter wordt gecoördineerd.

    1.2

    Indien in de toekomstige EU 2020-strategie criteria worden opgenomen die het beleid inzake gehandicapten slagvaardiger maken, dan zal dat niet alleen economische voordelen voor de hele samenleving opleveren maar ook sociale uitsluiting en discriminatie helpen bestrijden.

    1.3

    Het EESC vindt dat er een „Europees Pact voor gehandicapten” moet komen, dat de basis legt voor een nieuw Europees gehandicaptenbeleid en aansluit bij de toekomstige strategie van de Commissie voor gehandicapten in het kader van het Verdrag van Lissabon en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap („VN-Gehandicaptenverdrag”) en bijbehorend protocol. De ratificatie hiervan door alle EU-landen moet zo snel mogelijk worden afgerond.

    1.4

    Het EESC pleit voor innovatiebevorderend beleid, dat gebaseerd is op statistische gegevens en gehandicapten „zichtbaar” maakt in alle relevante Europese en nationale statistieken.

    Werkgelegenheid en gehandicapten

    1.5

    Het EESC is voorstander van een inclusieve markt voor iedereen en wijst erop dat het werkgelegenheidsbeleid voor gehandicapten alles moet omvatten wat met leven en werk heeft te maken (lifestreaming) en zich met name moet richten op onderwijs, aanwerving, baanbehoud en reïntegratie op de arbeidsmarkt. Het beleid ten behoeve van jongeren met een handicap en van mensen die door een ongeval of ziekte gehandicapt zijn geraakt moet prioritaire aandacht krijgen in de toekomstige EU 2020-strategie en in de nieuwe strategie van de Commissie voor personen met een handicap.

    1.6

    Het EESC zou graag zien dat de Commissie over een jaar verslag uitbrengt over de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake gehandicapten en werkgelegenheid in Richtlijn 2000/78.

    1.7

    Willen gehandicapten in het gewone arbeidsmilieu aan de slag raken, dan zijn adequate sociale dienstverlening evenals stimuleringsmaatregelen en motivatie geboden. Ook bedrijven die een meerderheid van gehandicapten in dienst hebben en, in het algemeen, ondernemingen uit de sociale economie en het mkb spelen een rol en vergen ondersteunende sociale diensten en passende stimuleringsmaatregelen. Voorts zij ook gewezen op het belang van de sociale partners op dit gebied.

    1.8

    Door bewustmakingscampagnes, ten slotte, kan het stereotiepe beeld dat nog steeds van gehandicapte werknemers bestaat worden bijgesteld. Ook communicatiemiddelen kunnen de acceptatie van diversiteit helpen bevorderen.

    Toegankelijkheid

    1.9

    Het EESC bevestigt dat toegankelijkheid een zegen is voor de hele samenleving en niet alleen voor gehandicapten, en bedrijven meer klanten bezorgt.

    1.10

    Het EESC beveelt aan de toegankelijkheid stapsgewijs te verbeteren aan de hand van gemeenschappelijke doelstellingen op korte, middellange en lange termijn (waarbij een duidelijke en definitieve streefdatum wordt gehanteerd voor zowel nieuwe als bestaande producten, diensten en infrastructuur).

    1.11

    Het EESC is voorstander van het aanwijzen van een „Europese hoofdstad van universele toegankelijkheid”.

    1.12

    Het EESC wijst erop dat het de hoogste tijd is dat er wetgeving komt inzake e-toegankelijkheid, bevestigt dat het voorstander is van het principe „design for all” en van de ontwikkeling van toegankelijkheidsnormen, verzoekt een intensief actieplan ter verwezenlijking van de doelstellingen vóór 2011 op te stellen en gelooft in de ontwikkeling van een „Europese gehandicaptenkaart”, die de wederzijdse erkenning van rechten vergemakkelijkt en ervoor zorgt dat gehandicapten hun rechten ook in het buitenland kunnen doen gelden.

    Gender en handicap

    1.13

    Gender mainstreaming is noodzakelijk bij het opstellen, ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van het beleid ten behoeve van gehandicapten om een eind te maken aan de onzichtbaarheid en veelvuldige discriminatie van vrouwen en meisjes met een handicap.

    Sociale dialoog en handicap

    1.14

    Het EESC erkent het belang van de sociale partners, die erop toezien dat gehandicapten dezelfde arbeidsvoorwaarden hebben als andere werknemers en onder billijke en gunstige arbeidsomstandigheden kunnen werken.

    1.15

    De sociale partners moeten het gehandicaptenperspectief opnemen in alle acties en onderhandelingen binnen en tussen sectoren en bedrijven, vooral op het gebied van werkgelegenheid, toegankelijkheid en sociale bescherming.

    Participatie en civiele dialoog

    1.16

    Het EESC is fervent aanhanger van het beginsel „niets voor gehandicapten zonder gehandicapten” en vindt dat dit beginsel moet worden toegepast in de EU 2020-strategie en in de door de overheid gefinancierde programma's voor personen met een handicap.

    1.17

    De EU en haar lidstaten moeten zich inzetten en borg staan voor de financiële steun aan de ontwikkeling van maatschappelijke organisaties om hun onafhankelijkheid te waarborgen en ervoor te zorgen dat zij kunnen deelnemen aan de beleidsvorming en/of sociale dienstverlening.

    2.   Inleiding

    2.1

    Het EESC geeft met genoegen gehoor aan het verzoek van het Spaanse voorzitterschap om een advies op te stellen over een „Stappenplan voor werkgelegenheid en toegankelijkheid voor gehandicapten in de EU - Lissabonstrategie na 2010”.

    2.2

    Sinds zijn eerste initiatiefadvies over „De maatschappelijke integratie van gehandicapten”, dat in juli 2002 (1) werd uitgebracht, heeft het EESC zich voortdurend en in al zijn adviezen sterk gemaakt voor de gelijke behandeling en non-discriminatie van gehandicapten en hun familie (2).

    2.3

    Gehandicapten vertegenwoordigen meer dan 16 % van de bevolking (minstens 80 miljoen) (3) en dit percentage zal nog toenemen naarmate de bevolking vergrijst.

    2.4

    De vooruitgang die zowel op het gebied van wetgeving (4) als tenuitvoerlegging van Europees beleid (5) is geboekt heeft er samen met de Verklaring van Madrid van 2002 (6) toe bijgedragen dat gehandicapten in de EU minder worden uitgesloten. Toch is er nog ruimte voor verbetering omdat de vooruitgang zich slechts gedeeltelijk, in bepaalde sectoren, heeft voorgedaan en te lijden heeft gehad onder het gebrek aan één strategie, hetgeen wordt bevestigd in de tussentijdse evaluatie van het Europees Actieplan 2003-2010 (7). Ook moeten de diensten van de Europese Commissie die verantwoordelijk zijn voor het Europees beleid voor gehandicapten, worden uitgebreid.

    2.5

    Het EESC vestigt de aandacht op de laatste resultaten van de Eurobarometer in 2009 (8), waaruit blijkt dat het aantal gevallen van kennelijke discriminatie op grond van handicap fors is gestegen (nl. met 8 %, d.w.z. van 45 % in 2008 naar 53 % in 2009) en dat meer dan 33 % van de gehandicapten zich in 2009 gediscrimineerd voelde.

    2.6

    De genoemde vooruitgang is grotendeels te danken aan bewustmakingscampagnes en aan de druk die is uitgeoefend door de Europese beweging van gehandicapten en hun vertegenwoordigende organisaties, die verenigd zijn in het Europees Gehandicaptenforum (EDF), alsook aan de steun van de sociale partners.

    2.7

    Het EESC verzoekt het trio-voorzitterschap van de Raad om dit advies tijdens de uitoefening van hun voorzitterschap in overweging te nemen.

    3.   Nieuw Europees beleid voor gehandicapten in de toekomstige EU 2020-strategie

    3.1   Het EESC is net als de Commissie van mening dat het beleid in het kader van de EU 2020-strategie „moet bijdragen tot sociale cohesie, omdat het de werkloosheid tegengaat en sociale integratie bevordert (…). Daarvoor is een andere kijk op het onderwijsstelsel en de arbeidsmarkt nodig en moeten de mobiliteit en de dynamiek van Europa worden gestimuleerd, zodat we onze innovatieve en creatieve mogelijkheden ten volle kunnen benutten (9).”

    3.2   Als onderdeel van de EU 2020-strategie moet een „Europees Pact voor gehandicapten” worden gesloten, zoals dat eerder al voor gelijke behandeling en jeugd is gebeurd.

    3.3   Dit pact moet door de regeringen van de lidstaten, de Commissie en het Europees Gehandicaptenforum in onderling overleg en met medewerking van het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en eventueel de sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, worden opgesteld en door de Raad van ministers worden goedgekeurd. Het beheer van het pact zou in handen moeten liggen van een Europees Comité voor gehandicapten, dat wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de lidstaten en de uitvoerend secretaris van de Commissie. In het pact zou moeten worden opgenomen dat er gemeenschappelijke doelstellingen voor de lidstaten nodig zijn, dat de resultaten moeten worden bijgehouden op een scorebord en dat in het voorjaar verplicht verslag moet worden uitgebracht aan de Europese Raad (10). Zo zou een variant van de opencoördinatiemethode (OCM) worden toegepast op gehandicapten.

    3.4   In het pact moet het volgende worden geregeld: gelijke toegang tot onderwijs, gelijke behandeling op het werk en gelijke toegang tot werkgelegenheid, wetgeving inzake minimumloon en sociale bescherming, vrij verkeer, zelfstandig wonen en persoonlijke zelfstandigheid, gelijke toegang tot goederen en diensten voor gehandicapten, consensus over een programma voor toegankelijkheid van nieuwe technologieën, vervoer en stedelijk milieu, gezondheid en aandacht voor allerlei vormen van afhankelijkheid en belastingmaatregelen die de uitsluiting van gehandicapten tegengaan en de extra kosten dekken die gepaard gaan met het uitoefenen van de meeste dagelijkse activiteiten (11).

    3.5   Het pact moet zorgen voor de mainstreaming van de behoeften van vrouwen en meisjes met een handicap, gehandicapte jongeren en minder valide ouderen, personen die alleen met veel hulp hun persoonlijke zelfstandigheid kunnen behouden en gehandicapten op het platteland, evenals voor de bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie op het gebied van handicaps.

    3.6   Het pact moet een akkoord omvatten dat verder moet worden ontwikkeld in het kader van het Verdrag van Lissabon, het Handvest van de grondrechten en het VN-Gehandicaptenverdrag aan de hand van drie pijlers:

    3.6.1   (i) Historisch moment van aanpassing van het communautair beleid – gehandicapten en hun familie centraal stellen in het communautair beleid

    3.6.1.1

    Het Comité hoopt dat de coördinatie en het beperkte effect van de huidige Lissabonstrategie en de herziene sociale agenda (12) worden verbeterd in de nieuwe EU 2020-strategie en de sociale agenda en dat hierin een speciaal onderdeel wordt gewijd aan gehandicapten en hun familie. Daarin moeten o.m. zaken aan de orde komen als werkgelegenheid, onderwijs, voorkomen van uitsluiting, sociale bescherming en toegankelijkheid. Ook moet het onderwerp „leven met een handicap” tot een van de drie prioriteiten van de strategie behoren (13).

    3.6.1.2

    Indien het beleid inzake gehandicapten voortaan ook tot de bevoegdheden van de EU in het kader van de EU 2020-strategie gaat behoren, dan zal dat niet alleen economische voordelen voor de samenleving opleveren maar ook sociale uitsluiting en discriminatie helpen bestrijden. Dit blijkt uit recente kosten-batenanalyses (14).

    3.6.1.3

    Het „Europees Pact voor gehandicapten” moet aansluiten bij de toekomstige strategie van de Commissie voor gehandicapten (15), die het huidige actieplan voor personen met een handicap 2003-2010 zal vervangen.

    3.6.1.4

    De Europese werkgelegenheidsstrategie (EWS) en de opencoördinatiemethode (OCM) op het gebied van sociale integratie, sociale bescherming, pensioenen, onderwijs, jeugd en andere zaken moeten er in hun richtsnoeren en gemeenschappelijke doelstellingen voor de lidstaten op blijven hameren dat gehandicapten aandacht moeten krijgen in het nationaal beleid, dat hun situatie beter moet worden gevolgd en dat hierover regelmatig verslag moet worden uitgebracht.

    3.6.1.5

    Doel van het Europees beleid moet zijn alle extreme vormen van schending van de grondrechten uit te bannen, met name het opsluiten van gehandicapten in grote gesloten instellingen, apart onderwijs, het ontnemen van de handelingsbevoegdheid van of geweld tegen gehandicapten, en de verzwarende omstandigheden waarmee vrouwen en meisjes met een handicap alsook personen met een grote zorgbehoefte hebben te maken (16).

    3.6.1.6

    Wij hebben beleid nodig dat innovatie stimuleert en op statistische gegevens is gebaseerd. Het pact moet ervoor zorgen dat gehandicapten zichtbaarder worden in alle belangrijke statistieken (17). Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van geharmoniseerde, actuele en betrouwbare bronnen, indicatoren en statistische middelen. Ook moet in de European Labour Force Survey een vast onderdeel „personen met een handicap” en een onderdeel „sociale participatie van gehandicapten” worden opgenomen en moeten in het algemene gedeelte ook vragen over het leven met een handicap worden gesteld.

    3.6.1.7

    Het EESC zou graag zien dat er een richtsnoer over de rechten van gehandicapten, dat gebaseerd is op het VN-Gehandicaptenverdrag, wordt opgenomen in de „Richtsnoeren over mensenrechten en internationale humanitaire wetgeving van de EU” die door de Raad van de EU moeten worden goedgekeurd.

    3.6.2   (ii) Een adequaat Europees rechtskader voor gehandicapten

    3.6.2.1

    Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn nieuwe rechtsgrondslagen ontstaan. Er zij gewezen op de artt. 10, 11 en 19, evenals de artt. 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten, die bindende werking hebben.

    3.6.2.2

    Het VN-Gehandicaptenverdrag legt de EU nieuwe verplichtingen op. Daarom dringt het EESC erop aan dat:

    3.6.2.2.1

    de EU overgaat tot afronding van de werkzaamheden betreffende het VN-Gehandicaptenverdrag en het protocol daarbij, overeenkomstig het besluit van de Raad (18); de lidstaten het VN-Gehandicaptenverdrag, dat universele werking heeft, zo snel mogelijk ratificeren;

    3.6.2.2.2

    de hele communautaire wetgeving op het gebied van de interne markt, vervoer, belastingen, mededinging, gezondheid, consumptie, digitale en elektronische media, werkgelegenheid, onderwijs en non-discriminatie wordt getoetst aan het VN-Gehandicaptenverdrag;

    3.6.2.2.3

    samen met alle betrokken commissarissen binnen de Commissie een coördinatiemechanisme (19) wordt opgezet en het door het VN-Gehandicaptenverdrag voorgeschreven onafhankelijke orgaan wordt opgericht (20).

    3.6.2.3

    Het EESC is verheugd over de presentatie van dit voorstel voor een richtlijn tegen discriminatie op andere terreinen dan werkgelegenheid (21), maar wijst erop dat het voorstel niet voldoende aansluit bij het VN-Gehandicaptenverdrag. Deze richtlijn, waarover de Raad zich momenteel buigt, moet ervoor zorgen dat het begrip discriminatie een voorkeursbehandeling van gehandicapten in bepaalde omstandigheden mogelijk maakt; zoals in het geval van sociale bescherming, gezondheidszorg en onderwijs, door duidelijk te maken dat gescheiden onderwijs een vorm van discriminatie is. Toegankelijkheid voor gehandicapten moet een universeel uitgangspunt worden. Ook moeten op alle terreinen redelijke aanpassingen kunnen worden doorgevoerd en voor de uitvoering hiervan moet overheidssubsidie worden verstrekt. Toegankelijkheid moet ook een uitgangspunt zijn bij alle goederen en diensten die het publiek worden aangeboden en tot slot moet de EU haar verplichtingen ten aanzien van de praktische toepassing hiervan nakomen; in het geval van nieuwe gebouwen moet dat onmiddellijk gebeuren en in het geval van bestaande gebouwen moeten realistische compromissen worden gesloten.

    3.6.3   (iii) Een gedegen financiering van het Europees Pact voor gehandicapten

    3.6.3.1

    Het EESC wijst erop dat de bepalingen van de algemene verordening Structuurfondsen inzake non-discriminatie en toegankelijkheid voor gehandicapten als criteria voor de selectie en uitvoering van projecten die mede door de EU worden gefinancierd (22) moeten worden gehandhaafd en worden uitgebreid in het toekomstig cohesiebeleid, dat tevens acties voor en door gehandicapten in alle lidstaten moet voorzien en hiervoor voldoende financiële middelen moet vrijmaken. Deze principes moeten worden overgenomen in de Europese begroting en in andere Europese programma's voor onderzoek, mededinging, onderwijs, werkgelegenheid, sociale zaken en ontwikkelingssamenwerking, met inbegrip van de nieuwe programma's die vanaf 2014 worden gelanceerd.

    3.6.3.2

    Het EESC constateert dat de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij het beheer van het ESF (op het gebied van opleiding en werkgelegenheid) en van het EFRO zeer positieve resultaten heeft opgeleverd en pleit voor het algemeen toepassen van dit model in de operationele programma's van de structuurfondsen na 2013.

    3.6.3.3

    Het EESC is van mening dat de instandhouding van de financiële steun aan Europese gehandicaptenorganisaties, waaronder het European Disability Forum, en aan instanties voor maatschappelijke integratie, door middel van het PROGRESS-programma, de democratie in de EU en een gestructureerd maatschappelijk middenveld zal versterken.

    4.   De EU en werkgelegenheid voor gehandicapten

    4.1

    De werkgelegenheid van gehandicapten moet ook aan bod komen in de Europese Werkgelegenheidsstrategie. Werknemers in Europa hebben het moeilijk maar gehandicapte werknemers hebben het nóg moeilijker. Het is dan ook noodzakelijk nog harder te werken aan een inclusieve arbeidsmarkt voor iedereen.

    4.2

    Het EESC spreekt zijn bezorgdheid uit over de werkloosheid onder gehandicapten, want reeds vóór de crisis had 78 % van de personen met een ernstige handicap geen toegang tot de arbeidsmarkt, was het werkloosheidspercentage twee keer zo hoog als dat van de rest van de bevolking en bleef de participatiegraad steken op 20 % onder het gemiddelde van personen zonder handicap (23).

    4.3

    De crisis (die de werkloosheid in de EU heeft opgedreven tot 10 %) (24) maakt de situatie op de arbeidsmarkt voor gehandicapten dubbel zo moeilijk: ten eerste wordt de toegang tot de arbeidsmarkt moeilijker (25) en ten tweede zullen de regeringen de neiging hebben om hun overheidstekorten aan te zuiveren door te bezuinigen op allerlei steunregelingen en uitkeringen. Het EESC vindt dat gehandicapten niet de grootste slachtoffers van de crisis mogen worden en verzet zich tegen elke bezuiniging op steun voor hen (26).

    4.4

    Het gevaar bestaat dat de crisis de kans op armoede onder gehandicapten en hun familie vergroot. Anderzijds kan de crisis een mooie gelegenheid zijn om een bedrijfsactiviteit te ontwikkelen die geen mensen uitsluit, stimuleringsmaatregelen omvat en de productiviteit van bedrijven opvoert, hetgeen ten goede komt van de economie als geheel.

    4.5

    Het EESC bevestigt dat het stimuleren van de werkgelegenheid van gehandicapten een van de hoofddoelstellingen van de Europese werkgelegenheidsstrategie moet zijn en verzoekt een doelstelling op te nemen in de werkgelegenheidsrichtsnoeren die aansluit bij conclusie nr. 34 van de Europese Raad van najaar 2006 (27): „Een van de centrale doelstellingen is de vergroting van de arbeidsmarktparticipatie, met name van … gehandicapten … Om deze doelstellingen te verwezenlijken moet er nauw met de sociale partners worden samengewerkt”. Er moet een pakket maatregelen worden ontwikkeld dat de lidstaten moeten toepassen in hun nationale plannen.

    4.6

    De sociale partners spelen een cruciale rol bij de integratie van gehandicapten op de arbeidsmarkt via collectieve onderhandelingen en bij hun plaatsing in ondernemingen. Zij dragen ook bij tot het ontwikkelen van initiatieven rond diversiteit en het maken van afspraken over diversiteit met ondernemingen, die een duwtje in de rug moeten krijgen en tot maatschappelijk verantwoord ondernemen moeten worden aangezet. Het EESC is dan ook blij dat de Europese sociale partners hun onderhandelingen over een nieuw autonoom akkoord over een inclusieve arbeidsmarkt voor iedereen in december 2009 met succes hebben afgerond.

    4.7

    Het EESC zou graag zien dat er over een jaar verslag wordt uitgebracht over de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake gehandicapten en werkgelegenheid in Richtlijn 2000/78 (28).

    4.8

    Gehandicapten zijn net zo bekwaam als ieder ander om volledig mee te draaien in het arbeidsproces; hun capaciteiten mogen niet worden onderschat maar moeten ten volle worden benut. Gehandicapten hebben net als ieder ander het recht om te werken.

    4.9

    Het EESC vestigt de aandacht erop dat uit een onderzoek van EUROFUND over de toename van geestelijke gezondheidsproblemen is gebleken dat dergelijke problemen de belangrijkste reden zijn om de arbeidsmarkt voortijdig te verlaten en in sommige landen verantwoordelijk zijn voor ongeveer 40 % (29) van de gevallen van vervroegd pensioen. Het is tijd dat er een mentaliteitsverandering plaatsvindt en dat burgers en autoriteiten bewust worden gemaakt van de situatie van deze werknemers.

    4.10

    Wel is het voor de erkenning van hun bekwaamheden noodzakelijk dat de verworven kennis kan worden aangetoond, hetzij op grond van ervaring (niet-gereglementeerd) hetzij op grond van opleiding of diploma's. Daarom pleit het EESC voor de invoering van een „kwalificatiepaspoort” (30), dat de beroepsmobiliteit van gehandicapten binnen de EU mogelijk maakt.

    4.11

    Het werkgelegenheidsbeleid voor gehandicapten moet alles omvatten wat met leven en werk heeft te maken (lifestreaming  (31)): huisvesting, basisonderwijs, opleiding, schuldenlast van gezinnen, financiële problemen, gezondheid, ongunstige leefomstandigheden en lokale economie, evenals het werven, in dienst houden en reïntegreren van gehandicapten.

    4.12

    Het communautaire beginsel van vrij verkeer is in het geval van gehandicapten niet helemaal van toepassing, met als gevolg dat zij zich niet volledig vrij kunnen verplaatsen in de EU om te werken, te studeren, van hun pensioen te genieten of andere activiteiten te ontplooien.

    4.13

    Het vrije verkeer wordt onder meer belemmerd door het feit dat bijv. het recht op persoonlijke zorg niet kan worden meegenomen naar het buitenland, terwijl zoiets toch te verwezenlijken is met behulp van concrete maatregelen tot coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Europese bewustmakingscampagnes.

    4.14

    „Actieve integratie” betekent volgens het EESC ook integratie op de arbeidsmarkt en de garantie van voldoende inkomen, evenals de toegang tot goede sociale zorg, die leidt tot betere levensomstandigheden, óók voor gehandicapten zonder baan (32).

    4.15

    Tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu vergt hulp bij het zoeken naar werk, na- en bijscholingsmogelijkheden, sociale en gezondheidszorg en behoud/beheer van inkomsten, evenals stimuleringsmaatregelen (33).

    4.16

    Het EESC pleit voor aanpassing van de sociale premies en belastingen om ervoor te zorgen dat de integratie op de arbeidsmarkt niet leidt tot verlies van koopkracht voor gehandicapten en motiveert tot het zoeken naar hoogwaardig en fatsoenlijk betaald werk. Ook is het voorstander van financiële stimuleringsmaatregelen voor bedrijven die gehandicapten in dienst nemen, voor „begeleid werken” op de gewone arbeidsmarkt, voor steun aan gehandicapten die als zelfstandige willen werken of een eigen bedrijf willen beginnen, bijvoorbeeld door middel van microfinanciering (34), en voor ngo's die ondersteuning bieden aan gehandicapten en hun familie.

    4.17

    Er moeten maatregelen worden genomen om personen die door een ongeval of ziekte gehandicapt zijn geraakt aan het werk te houden of weer aan het werk te krijgen, om te voorkomen dat zij de arbeidsmarkt voortijdig verlaten. Ook moet worden voorzien in redelijke aanpassingen van de werkplek en werkomgeving van mensen met een handicap en in (bijscholings)cursussen voor gehandicapten zodat zij een carrière kunnen opbouwen (35). In landen waar een quotaregeling bestaat moet erop toegezien worden dat de aanwervingsdoelstellingen met behulp van adequate mechanismen en steun worden gehaald. De tewerkstelling van gehandicapten kan ook worden bevorderd door openbare aanbestedingen een sociale dimensie te geven.

    4.18

    Het EESC gelooft heilig in de voordelen die het subsidiëren van werk biedt ten opzichte van het betalen van werkloosheidsuitkeringen, óók voor de motivatie van gehandicapten die werk zoeken, voor ondernemers die hen willen aanwerven en voor gehandicapten die als zelfstandige willen werken.

    4.19

    Het EESC heeft vertrouwen in het beleid ten behoeve van jongeren met een handicap, gaande van voorschools onderwijs tot beroepsopleiding en eerste baan, alsook in het beleid ten behoeve van personen die door een ongeval of ziekte gehandicapt zijn geraakt en dat ervoor zorgt dat deze mensen aan het werk blijven of weer aan een baan worden geholpen. Deze groepen moeten prioritaire aandacht krijgen in de toekomstige EU 2020-strategie en bij de herziening van de strategie van de Commissie voor gehandicapten. Het EESC herhaalt wat het in zijn advies SOC/349 al heeft gezegd, nl. dat er niet alleen een strategie VOOR jongeren maar ook MET jongeren moet worden uitgestippeld (36).

    4.20

    Het EESC erkent de rol van bedrijven die een meerderheid van gehandicapten in dienst hebben en andere bedrijven die nog actiever zijn op dit gebied en, in het algemeen, ondernemingen uit de sociale economie, zoals coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, verenigingen of stichtingen die de sociale integratie en participatie van en gelijke arbeidsrechten voor gehandicapten op de arbeidsmarkt bevorderen door hun de bijzondere, door de lidstaten vastgestelde, steun toe te kennen.

    4.21

    Het EESC vestigt de aandacht op de steun aan het mkb om te bewerkstelligen dat deze onderneming een integratiebevorderend arbeidsbeleid voeren en een fundamentele rol kunnen spelen, teneinde de efficiency van de maatregelen ten behoeve van gehandicapten op de arbeidsmarkt te waarborgen.

    4.22

    De Europese en nationale instellingen en organismen moeten zich rekenschap geven van de situatie en moeten het goede voorbeeld geven door gehandicapten in dienst te nemen; daartoe moet een pakket met concrete maatregelen worden opgesteld zodat het percentage gehandicapte werknemers, dat doorgaans zeer laag is, toeneemt.

    4.23

    Het EESC beklemtoont het belang van het begrip flexizekerheid voor gehandicapten, d.w.z. een combinatie van enerzijds de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen dat van personeel in bedrijven wordt verwacht en anderzijds betere arbeidsvoorwaarden en meer arbeidszekerheid. Dank zij de strategieën moet het mogelijk zijn voor gehandicapten om in de loop van hun leven werk en privéleven te combineren, levenslang te blijven leren en te switchen tussen verschillende situaties en inkomstenbronnen (hetzij uit arbeid, hetzij uit toelagen).

    4.24

    Het EESC is blij met de impuls die uitgaat van de nieuwe sectoren met groene en sociale banen en de bevordering van toegankelijkheid en „design for all” omdat hierdoor nieuwe kansen op werkgelegenheid voor gehandicapten ontstaan.

    4.25

    Het EESC pleit voor hulp en de nodige dienstverlening aan gehandicapte werknemers die zorg nodig hebben, zodat de familieleden van gehandicapten kunnen blijven werken.

    4.26

    Door bewustmakingscampagnes wordt het stereotiepe beeld (37) van gehandicapte werknemers bijgesteld; deze campagnes moeten gericht zijn op sociale partners, managers, directie en werknemers, gezondheidswerkers en overheidspersoneel (38).

    4.27

    De genoemde stimuleringsinstrumenten moeten gebruiksvriendelijk zijn voor bedrijven en werknemers en moeten door de overheid naar behoren worden gepromoot en gebruikt.

    4.28

    Communicatiemiddelen spelen een essentiële rol als instrument om de bewustwording en verspreiding van kennis omtrent de beginselen van tolerantie, sociale integratie en acceptatie van diversiteit in de Europese samenleving te bevorderen.

    4.29

    Het EESC steunt de lancering van vernieuwende initiatieven als het eerder genoemde „kwalificatiepaspoort” en lifestreaming. Andere voorbeelden zijn:

    4.29.1

    job coaching, d.w.z. permanente ondersteuning en begeleiding in het gewone arbeidsmilieu door een mentor;

    4.29.2

    de invoering van een systeem van „erkenning van verworven competenties” (39), dat de weerspiegeling is van een progressief leerproces;

    4.29.3

    begeleiding tijdens het gehele arbeidzame leven in bedrijven en bij overheden;

    4.29.4

    het gebruik van nieuwe technologieën en ondersteunende systemen als video tutorial system  (40) en, in het algemeen, het verschaffen van ondersteunende technologieën en het garanderen dat de algemene technologieën op het werk toegankelijk zijn;

    4.29.5

    de ontwikkeling van een disability management model  (41) in het kader van het algemene beleid van ondernemingen ter bevordering van diversiteit.

    5.   Toegankelijkheid voor personen met een handicap

    5.1

    Het EESC herinnert aan de resolutie van de Raad van de EU van 17 maart 2008, waarin staat: „Toegankelijkheid is niet minder dan de hoeksteen van een inclusieve samenleving, die gebaseerd is op non-discriminatie (42). De sociale partners spelen hierbij een fundamentele rol; toegankelijkheid is immers een eerste voorwaarde voor werk.

    5.2

    Het EESC bevestigt wat het in zijn verkennend advies (43) over gelijke kansen voor personen met een handicap heeft gezegd, nl. dat gehandicapten dezelfde rechten maar andere behoeften hebben en dat ze zich op een andere manier toegang tot goederen en diensten verschaffen.

    5.3

    Het EESC is voorstander van een geleidelijke tenuitvoerlegging aan de hand van gemeenschappelijke doelstellingen op korte, middellange en lange termijn (met een duidelijke en definitieve datum voor nieuwe en bestaande goederen, diensten en infrastructuur) die de lidstaten, onder meer via openbare aanbestedingen, verplichtingen oplegt.

    5.4

    Het EESC erkent dat toegankelijkheid een fundamentele vereiste is om gebruik te kunnen maken van onmiddellijk uitvoerbare politieke en burgerrechten. Er moeten dan ook specifieke programma's ter bevordering van toegankelijkheid worden opgezet met voorschriften en sancties voor alle overheden en de mogelijkheid voor gehandicapte burgers om een beroep te doen op mechanismen om hun rechten te verdedigen. Er zouden geen Europese verkiezingen meer mogen worden gehouden zonder de garantie dat alle stemlokalen toegankelijk zijn voor gehandicapten en zonder dat gehandicapten toegang hebben tot een verkiesbare plaats op de verkiezingslijsten. Los daarvan moeten ook op nationaal niveau de nodige maatregelen worden getroffen.

    5.5

    Vermeldenswaardig zijn de inspanningen die de lidstaten en de Commissie zich getroosten om universele toegankelijkheid te waarborgen (van openbare en overheidsgebouwen, particuliere bedrijven, goederen en diensten, toerisme, elektronische handel, informatie, vervoer, technologie en communicatie).

    5.6

    Het EESC bevestigt dat toegankelijkheid een zegen is voor iedereen (ouderen, zwangere vrouwen, personen met beperkte mobiliteit enz.). Toegankelijke bedrijven hebben meer klanten (15 % van de consumenten). Nieuwe producten leveren meer markten op en zijn een bron van duurzame groei voor de economie.

    5.7

    Het EESC wijst er bovendien op dat wie zich inzet voor toegankelijkheid, zich ook inzet voor de grondrechten van de Europese burger, zoals het in zijn advies over „elektronische toegankelijkheid” (44) al vaststelde.

    5.8

    Het EESC vestigt de aandacht van de Europese instellingen – en met name van de Commissie - erop dat de toegankelijkheid van hun gebouwen en elektronische systemen (bijv. webpagina's, openbare raadplegingen van de Commissie) te wensen overlaat. Er is dus behoefte aan een plan ter bevordering van toegankelijkheid dat blijk geeft van werkelijke betrokkenheid met gehandicapten (45).

    5.9

    Het EESC pleit voor staatssteun aan bedrijven (46) en particuliere dienstverleners om de in Richtlijn 2000/78 (47) genoemde redelijke aanpassingen door te voeren. Particuliere dienstverleners moeten het principe van preventieve toegankelijkheid omarmen.

    5.10

    De ontwikkeling van toegankelijkheidsnormen ter ondersteuning van de wetgeving inzake overheidsopdrachten moet worden voortgezet; daarbij moet de succesvolle Amerikaanse wetgeving als uitgangspunt worden genomen. Bij het vaststellen van deze normen (48) is overleg tussen de betreffende instanties, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld van belang.

    5.11

    Het EESC is voorstander van het aanwijzen van een „Europese hoofdstad van universele toegankelijkheid”, gebaseerd op een systeem van toekenning van vlaggen, dat Europese steden en regio's die zich hebben ingezet voor de toegankelijkheid van hun gebouwen, goederen en diensten erkenning geeft en de duurzame ontwikkeling van lokale overheden bevordert.

    5.12

    Het EESC hoopt dat in de nieuwe regelgeving voor zeevervoer, stads- en regionaal vervoer en taxi's terdege rekening wordt gehouden met de diverse noden van gehandicapten en dat alle transportmiddelen en de omgeving worden aangepast volgens de regels die thans ook voor het lucht- en spoorvervoer gelden.

    5.13

    Het EESC stond positief tegenover de Mededeling van de Commissie over „e-toegankelijkheid” (49) en verzocht de EU om de daarin voorgestelde acties op te nemen in het strategisch Europees kader voor de informatiemaatschappij. Het is de hoogste tijd dat er wetgeving komt inzake e-toegankelijkheid, die van toepassing is op bijv. websites, inclusieve communicatie, telediensten, mobiele telefonie, digitale technologie en geldautomaten. Dat werd in 2003 al voorgesteld in de ministeriële verklaring van Kreta (50) en de verklaring van Riga. Het is nu echter de vraag of de beoogde termijnen worden gehaald en er gaan stemmen op voor een intensief actieplan ter verwezenlijking van de doelstellingen vóór 2011.

    5.14

    Het EESC bevestigt dat het voorstander is van het principe „design for all” en acht het van fundamenteel belang dat dit principe zowel in het universitair als in het hoger beroepsonderwijs wordt omarmd, zodat het door iedereen in de sector wordt toegepast.

    5.15

    Het EESC gelooft in de ontwikkeling van een „Europese gehandicaptenkaart”, naar het voorbeeld van de Europese parkeerkaart, die ervoor zorgt dat gehandicapten hun rechten ook in het buitenland kunnen doen gelden en dat zij gelijke rechten tot toegang tot vervoer, cultuur en recreatie hebben.

    6.   Gender en handicap

    6.1

    Het EESC wijst erop dat 60 % van de gehandicapten in Europa vrouw is. Zij worden ongelijk behandeld en gediscrimineerd omdat zij geen gelijke rechten en toegang tot goederen en diensten (gezondheidszorg, onderwijs en preventie van seksegebonden geweld bijv.) hebben.

    6.2

    De afgelopen tien jaar is er geen verandering gekomen in de werkgelegenheid onder vrouwelijke gehandicapten: een groot percentage vrouwen werkt niet of zit zonder werk, wordt minder betaald en ondervindt extra problemen bij het toetreden tot de arbeidsmarkt.

    6.3

    Gender mainstreaming is noodzakelijk bij het opstellen, ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van het beleid ten behoeve van gehandicapten. Er moeten speciale maatregelen en acties komen om de toegang tot werkgelegenheid veilig te stellen en de aanwerving van vrouwen te stimuleren.

    7.   Sociale dialoog en handicap

    7.1

    Het EESC verzoekt de sociale partners erop toe te zien dat gehandicapten dezelfde arbeidsvoorwaarden hebben als andere werknemers, onder billijke en gunstige arbeidsomstandigheden kunnen werken, en met name gelijk behandeld en gelijk betaald worden voor gelijk werk en hun arbeids- en vakbondsrechten kunnen uitoefenen. Het is belangrijk dat vooral gehandicapten actief zijn in beroeps- en vakbondsorganisaties en dat dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden voor werk in onderaanneming (51) (art. 27 van het VN-Gehandicaptenverdrag).

    7.2

    Sociale dialoog is van cruciaal belang wanneer het gaat om het verdedigen van de rechten, gelijke kansen en non-discriminatie van gehandicapten op het gebied van arbeid, sociale zekerheid en veiligheid en gezondheid op het werk. Overleg is essentieel voor de uitvoering van positieve maatregelen op het gebied van werkgelegenheid en toegankelijkheid, alsook ten aanzien van de opleiding, bevordering en ondersteuning van werknemers met een handicap.

    7.3

    De sociale partners moeten het gehandicaptenperspectief opnemen in alle acties en onderhandelingen binnen en tussen sectoren en bedrijven, vooral op het gebied van werkgelegenheid, toegankelijkheid en sociale bescherming, in samenwerking met de maatschappelijke organisaties van gehandicapten.

    7.4

    De sociale partners moeten worden betrokken bij alles wat te maken heeft met de follow-up en toepassing van het VN-Gehandicaptenverdrag op het gebied van arbeidsbetrekkingen en sociale bescherming.

    8.   Participatie en civiele dialoog

    8.1

    Het EESC is aanhanger van het beginsel „niets voor gehandicapten zonder gehandicapten” (52) en vindt dat gehandicapten zelf hun verantwoordelijkheid moeten nemen (empowerment) en zelf moeten opkomen voor hun rechten.

    8.2

    Het EESC is van mening dat de civiele dialoog met gehandicapten en hun familie het gepaste kader is om de governance van de EU te verbeteren, dwingende regelingen en protocollen in te voeren en inspraak- en adviesorganen ad hoc binnen de EU op te richten.

    8.3

    Gehandicaptenorganisaties moeten worden betrokken bij de periodieke evaluatie van het beleid inzake werkgelegenheid en toegankelijkheid, bij de uitvoering van het VN-Gehandicaptenverdrag en bij de programma's en financiële instrumenten van de Commissie, om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de visie van het maatschappelijk middenveld, bijvoorbeeld door het opstellen van alternatieve rapporten.

    8.4

    De EU en de lidstaten moeten zich sterk maken en borg staan voor de financiële steun aan de ontwikkeling van maatschappelijke organisaties om hun onafhankelijkheid te waarborgen en ervoor te zorgen dat zij kunnen deelnemen aan de beleidsvorming en/of sociale dienstverlening.

    Brussel, 17 maart 2010.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Mario SEPI


    (1)  EESC-advies PB C 241 van 7 oktober 2002, blz. 89

    (2)  EESC-adviezen: PB C 182 van 4 augustus 2009, blz. 19PB C 10 van 15 januari 2008, blz. 80PB C 93 van 27 april 2007, blz. 32PB C 256 van 27 oktober 2007, blz. 102PB C 185 van 8 augustus 2006, blz. 46PB C 88 van 11 april 2006, blz. 22PB C 110 van 9 mei 2006, blz. 26PB C 24 van 31 januari 2006, blz. 15PB C 110 van 30 april 2004, blz. 26PB C 133 van 6 juni 2003, blz. 50PB C 36 van 8 februari 2002, blz. 72

    (3)  http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/microdata/eu_silc

    (4)  Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 – Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006; Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 [PB L 204 van 26 juli 2006] en het telecommunicatiepakket (COM(2007) 697 final – COD 2007/0247)

    (5)  Mededeling van de Commissie over de sociale agenda (COM(2005) 33 final) en mededeling van de Commissie „Gelijke kansen voor personen met een handicap: een Europees actieplan” (COM(2003) 650 final)

    (6)  http://antiguo.cermi.es/graficos/declaracion-madrid.asp

    (7)  http://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=3784&langId=en

    (8)  Eurobarometer: Discriminatie in de EU in 2009 (gebaseerd op tussen 29 mei en 14 juni 2009 verricht veldonderzoek)

    (9)  COM(2009) 647 final

    (10)  Resolutie 2008/C75/01 van de Raad

    (11)  EESC-advies PB C 93 van 27 april 2007

    http://w3.bcn.es/fitxers/baccessible/greugecomparatiueconmic.683.pdf

    http://www.feaps.org/actualidad/23_04_09/ultima_hora/sobreesfuerzo_15_04_09.pdf

    (12)  COM(2009) 58 final

    (13)  COM(2009) 647 final

    (14)  Evaluatie van werkgelegenheidsmaatregelen voor gehandicapten en formulering en economische kosten van nieuwe voorstellen voor arbeidsintegratie, Gregorio Rodríguez Campo, Carlos García Serrano en Luis Toharia, collectie Telefónica Accessible, nr. 9, Ediciones Cinca, april 2009, ISBN 978-84-96889-48-4, Madrid, Spanje

    (15)  Resolutie 2008/C75/01 van de Raad

    (16)  http://cms.horus.be/files/99909/MediaArchive/EDF%20declaration%20on%20girls%20and%20women%20with%20disabilities.doc

    (17)  EESC-advies PB C 10 van 15 januari 2008, blz. 80

    (18)  Besluit 15540/09 van 24 november 2009

    (19)  http://cms.horus.be/files/99909/MediaArchive/library/EDF_contribution_OHCHR_contribution_national_frameworks_for_implementation_CRPD(final).doc

    (20)  http://www.efc.be/Networking/InterestGroupsAndFora/Disability/Pages/TheEuropeanConsortiumofFoundationsonHumanRightsandDisability.aspx

    (21)  Voorstel voor een Richtlijn van de Raad (COM(2008) 426 final) van 2 juli 2008

    (22)  http://www.observatoriodeladiscapacidad.es/?q=es/informacion/agenda/18112009/presentaci_n_de_innet16_european_inclusion_network_lanzamiento_del_obser

    (23)  Statistics in Focus, Theme 3: Employment of disabled people in Europe 2002, Eurostat 26/2003

    http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_OFFPUB/KS-NK-03-026/EN/KS-NK-03-026-EN.PDF

    (24)  Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) – januari 2010

    (25)  Eurobarometer, Discriminatie in de EU in 2009 en EESC-advies PB C 256 van 27 oktober 2007, blz. 102

    (26)  http://www.cermi.es/NR/rdonlyres/6487C9F8-F423-493B-83B8-562CB09201B8/30184/EstudioCERMICrisisyDiscapacidad.doc

    www.cermi.es

    (27)  Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 23 en 24 maart 2006

    (28)  Richtlijn 2000/78 van de Raad

    (29)  Onderzoek van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, gebaseerd op gegevens verzameld door de Duitse nationale instantie voor gezondheidstoezicht (2007) - http://www.gbe-bund.de/gbe10/pkg_isgbe5.prc_isgbe?p_uid=gastd&p_sprache=E

    (30)  Europees Centrum van gemeenschapsbedrijven (CEEP) - http://www.ceep.eu

    (31)  Europees Centrum van gemeenschapsbedrijven (CEEP) - http://www.ceep.eu

    (32)  Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

    (33)  Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

    (34)  http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=es&catId=89&newsId=547

    (35)  Gids Creating an inclusive society: mainstreaming disability based on the social economy example

    http://www.socialeconomy.eu.org/IMG/pdf/Guide_on_Disability_Mainstreaming_and_Social_Economy.pdf

    (36)  EESC-advies PB C 318 van 23 december 2009, blz. 113

    (37)  www.fundaciononce.es

    (38)  Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden - http://www.eurofound.europa.eu

    (39)  Europees Centrum van gemeenschapsbedrijven (CEEP) - http://www.ceep.eu

    (40)  Europees Centrum van gemeenschapsbedrijven (CEEP) - http://www.ceep.eu

    (41)  Europees Centrum van gemeenschapsbedrijven (CEEP) - http://www.ceep.eu

    (42)  Resolutie 2008/C 75/01 van de Raad

    (43)  EESC-advies PB C 93 van 27 april 2007, blz. 32

    (44)  EESC-advies PB C 110 van 9 mei 2006, blz. 26, en Resolutie van de Raad van 6 februari 2003 (PB C 39, 2003, blz. 5)

    (45)  COM(2007) 501 final

    (46)  Artikelen 41 en 42 van Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008

    (47)  Richtlijn 2000/78 van 27 november 2000

    (48)  http://ec.europa.eu/information_society/activities/einclusion/archive/deploy/pubproc/eso-m376/index_en.htm

    http://cms.horus.be/files/99909/MediaArchive/M420%20Mandate%20Access%20Built%20Environment.pdf

    (49)  COM(2005) 425 final, COM(2008) 804 final

    (50)  Verklaring over e-Inclusie van de ministers van Vervoer en communicatie van de Europese Unie, april 2003

    (51)  Artikel 27 van het VN-Gehandicaptenverdrag

    (52)  Slogan van het Europees Gehandicaptenforum (EDF), algemene vergadering 2009


    Top