This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32017R0892
Commission Implementing Regulation (EU) 2017/892 of 13 March 2017 laying down rules for the application of Regulation (EU) No 1308/2013 of the European Parliament and of the Council with regard to the fruit and vegetables and processed fruit and vegetables sectors
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie van 13 maart 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie van 13 maart 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit
C/2017/1525
PB L 138 van 25.5.2017, p. 57–91
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2023
25.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 138/57 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/892 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2017
tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 38, artikel 174, lid 1, onder d), artikel 181, lid 3, en artikel 182, leden 1 tot en met 4,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 58, lid 4, onder a), artikel 62, lid 2, onder a) tot en met d) en h), en artikel 64, lid 7, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (3) is vervangen door Verordening (EU) nr. 1308/2013, die nieuwe voorschriften voor de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit bevat. Voorts verleent laatstgenoemde verordening de Commissie de bevoegdheid om in dit verband gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Die handelingen moeten een aantal bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (4) vervangen. Die verordening is gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van de Commissie (5). |
(2) |
Om de toewijzing van financiële middelen te optimaliseren en de kwaliteit van de strategie te verbeteren, moet worden voorzien in bepalingen inzake de inhoud en structuur van de nationale strategie voor duurzame operationele programma's en het nationale kader voor milieuacties. Om de opstelling en uitvoering van die acties te faciliteren, moet worden vastgesteld welke milieuacties in dat nationale kader mogen worden opgenomen en aan welke vereisten moet worden voldaan. |
(3) |
Voorts moet worden voorzien in voorschriften voor de inhoud van de operationele programma's, voor de in te dienen documenten, voor de uiterste data van indiening en voor de uitvoeringsperioden van operationele programma's. |
(4) |
Voor een correcte toepassing van de steunregeling voor producentenorganisaties moet worden bepaald welke informatie in de steunaanvragen moet worden opgenomen en welke procedures gelden voor de betaling van de steun. Om liquiditeitsproblemen te voorkomen, moet ten behoeve van de producentenorganisaties een systeem van voorschotten met bijbehorende zekerheden beschikbaar komen. Om soortgelijke redenen moet kunnen worden gekozen voor een ander systeem voor de vergoeding van reeds gedane uitgaven. |
(5) |
Aangezien de productie van groenten en fruit onvoorspelbaar is en de producten bederfelijk zijn, kunnen marktoverschotten, hoe gering ook, de markt duidelijk verstoren. Daarom moeten uitvoeringsvoorschriften voor crisispreventie en crisisbeheer worden vastgesteld. |
(6) |
Voor de nationale financiële bijstand die de lidstaten mogen verlenen in gebieden van de Unie waar de producenten bijzonder zwak georganiseerd zijn, moeten nadere voorschriften worden vastgesteld. Er moet worden voorzien in procedures voor de goedkeuring van dergelijke nationale financiële bijstand en voor de goedkeuring en het bedrag van de vergoeding door de Unie. Daarnaast moet het vergoedingsniveau worden vastgesteld. |
(7) |
Er moet worden voorzien in bepalingen voor het type en formaat van bepaalde informatie die moet worden verstrekt in het kader van Verordening (EU) nr. 1308/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 en de onderhavige verordening. Die bepalingen moeten betrekking hebben op de informatie die door producenten en producentenorganisaties aan de lidstaten en door de lidstaten aan de Commissie moet worden verstrekt. |
(8) |
Er moeten bepalingen worden vastgesteld voor de administratieve controles en de controles ter plaatse die nodig zijn voor een correcte toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013 in de sector groenten en fruit. |
(9) |
Voor de toepassing van artikel 59, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet worden voorzien in voorschriften voor de correctie van kennelijke fouten in steun- en andere aanvragen, meldingen of verzoeken. |
(10) |
Er moeten voorschriften worden vastgesteld voor financiële bijdragen van producenten die niet zijn aangesloten bij een in een bepaald economisch gebied representatief geachte producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties of brancheorganisatie waarvan de voorschriften verbindend worden verklaard. |
(11) |
Standaardinvoerwaarden moeten worden berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de gemiddelde representatieve prijzen van de ingevoerde producten die op de invoermarkten van de lidstaten worden verkocht, waarbij gebruik wordt gemaakt van de gegevens over deze prijzen en over de ingevoerde hoeveelheden van de betrokken producten die door de lidstaten overeenkomstig artikel 74 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 aan de Commissie zijn gemeld. Er moeten voorschriften worden vastgesteld voor de gevallen waarin geen gemiddelde representatieve prijzen beschikbaar zijn voor producten van een bepaalde oorsprong. |
(12) |
Er moeten nadere voorschriften worden vastgesteld voor het invoerrecht dat bovenop het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde invoerrecht kan worden geheven op bepaalde producten. Bepaald moet worden dat dat aanvullende invoerrecht kan worden opgelegd indien de invoervolumes van de betrokken producten bepaalde, per product en per toepassingsperiode vastgestelde drempelniveaus overschrijden. Aangezien goederen die op weg zijn naar de Unie, vrijgesteld zijn van het aanvullende invoerrecht, moeten voor deze goederen specifieke bepalingen worden vastgesteld. |
(13) |
Deze verordening moet in werking treden op en van toepassing zijn met ingang van de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
PRODUCENTENORGANISATIES
AFDELING 1
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. De onderhavige verordening bevat voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft, met uitzondering van de handelsnormen.
2. De hoofdstukken I tot en met V zijn uitsluitend van toepassing op de in artikel 1, lid 2, onder i), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten van de sector groenten en fruit en op dergelijke producten die uitsluitend bestemd zijn om te worden verwerkt.
AFDELING 2
Operationele programma's
Artikel 2
Nationale strategie voor duurzame operationele programma's
De structuur en inhoud van de in artikel 36, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde nationale strategie is in overeenstemming met bijlage I bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Nationale kaders voor milieuacties en de subsidiabele investeringen
1. In een apart onderdeel van het in artikel 36, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde nationale kader worden de vereisten van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) vermeld waaraan moet worden voldaan door de in het kader van een operationeel programma geselecteerde milieuacties.
Voor de toepassing van artikel 33, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 omvat het nationale kader een niet-uitputtende lijst van milieuacties en de daarvoor in de lidstaat geldende voorwaarden.
De in de tweede alinea bedoelde lijst kan de volgende typen milieuacties bevatten:
a) |
acties die identiek zijn aan agromilieuklimaatverbintenissen of verbintenissen op het gebied van biologische landbouw als bedoeld in respectievelijk artikel 28 en artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, en die zijn opgenomen in het plattelandsontwikkelingsprogramma van de betrokken lidstaat. |
b) |
investeringen die gunstig zijn voor het milieu; |
c) |
andere acties die gunstig zijn voor het milieu, met inbegrip van acties die direct noch indirect verband houden met een bepaald perceel, maar wel gerelateerd zijn aan de sector groenten en fruit, mits deze bijdragen tot bodembescherming, water- of energiebesparing, de verbetering of het beheer van de waterkwaliteit, van habitats of van de biodiversiteitsbescherming, de mitigatie van klimaatverandering en de terugdringing of een beter beheer van afval. |
Voor elke in de derde alinea, onder b) en c), bedoelde milieuactie bevat het nationale kader de volgende informatie:
a) |
de motivering van de actie, uitgaande van de effecten ervan op het milieu, en |
b) |
de specifieke aangegane verbintenis of verbintenissen. |
Het nationale kader bevat ten minste één actie inzake de toepassing van geïntegreerde plaagbestrijdingspraktijken.
2. Milieuacties die identiek zijn aan agromilieuklimaatverbintenissen of verbintenissen op het gebied van biologische landbouw en waaraan bijstand wordt verleend in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma, hebben dezelfde looptijd als die verbintenissen. Wanneer de actie een langere looptijd heeft dan het oorspronkelijke operationele programma, wordt de actie voortgezet in een volgend operationeel programma.
De lidstaten kunnen voor milieuacties een kortere looptijd toestaan of zelfs toestaan dat deze worden stopgezet in naar behoren gemotiveerde gevallen, en met name rekening houdend met de resultaten van de evaluatie in het voorlaatste jaar van uitvoering van het operationele programma als bedoeld in artikel 57, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891.
3. Voor het milieu gunstige investeringen die worden gedaan op de locatie van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties of dochterondernemingen die voldoen aan het vereiste van 90 % als bedoeld in artikel 22, lid 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891, of op de locatie van hun aangesloten leden, komen voor bijstand in aanmerking als deze investeringen:
a) |
kunnen resulteren in een vermindering van het huidige gebruik van productiemiddelen, de uitstoot van verontreinigende stoffen of afval in het productieproces, of |
b) |
kunnen resulteren in een vervanging van het gebruik van energie uit fossiele bronnen door energie uit hernieuwbare bronnen, of |
c) |
kunnen resulteren in een vermindering van de milieurisico's die gepaard gaan met het gebruik van bepaalde productiemiddelen, zoals gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen, of |
d) |
leiden tot een verbetering van het milieu, of |
e) |
verband houden met niet-productieve investeringen die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelen van een agromilieuklimaatverbintenis of een verbintenis op het gebied van biologische landbouw wanneer die doelen betrekking hebben op de bescherming van habitats en de biodiversiteit. |
4. De in lid 3, onder a), bedoelde investeringen komen voor bijstand in aanmerking als deze voorzien in een vermindering met ten minste 15 %, berekend over de fiscale afschrijvingsperiode van de investering ten opzichte van de daarvóór bestaande situatie van:
a) |
het gebruik van productiemiddelen die niet-hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen zijn, zoals water of fossiele brandstof, of een mogelijke bron van milieuvervuiling zijn, zoals meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen of bepaalde soorten energiebronnen; |
b) |
de uitstoot van lucht-, bodem- of waterverontreinigende stoffen in het productieproces, of |
c) |
de productie van afval, waaronder afvalwater, in het productieproces. |
In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten investeringen aanvaarden die een verlaging met ten minste 7 % mogelijk maken, berekend over de fiscale afschrijvingsperiode van de investering ten opzichte van de daarvóór bestaande situatie, mits die investeringen ten minste één extra milieuvoordeel opleveren.
De verwachte vermindering en, in voorkomend geval, het verwachte extra milieuvoordeel worden vooraf aangetoond met de projectspecificaties of andere technische documenten die de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties bij de indiening van het voorgestelde operationele programma of van de wijziging van zo'n programma ter goedkeuring moet presenteren en die de resultaten tonen die met de investering kunnen worden behaald, zoals gestaafd door de technische documenten of door een onafhankelijke gekwalificeerde organisatie of deskundige die is goedgekeurd door de lidstaat.
Investeringen gericht op een vermindering van het watergebruik:
a) |
voorzien in een vermindering met ten minste 5 % van het watergebruik in druppelirrigatie- of soortgelijke systemen ten opzichte van het verbruik vóór de investering, en |
b) |
resulteren niet in een netto-uitbreiding van het irrigatieareaal, tenzij het totale waterverbruik voor irrigatie van het gehele landbouwbedrijf, ook na uitbreiding van het areaal, niet hoger is dan het gemiddelde waterverbruik in de periode van vijf jaar vóór de investering. |
5. In lid 3, onder b), bedoelde investeringen in de vorm van energieopwekkingssystemen komen voor bijstand in aanmerking indien de hoeveelheid opgewekte energie niet hoger is dan de hoeveelheid die vooraf op jaarbasis kan worden gebruikt voor de acties op het gebied van groenten en fruit door de producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties, dochteronderneming of de leden van de producentenorganisatie die van de investering profiteren.
6. In lid 3, onder c) en d), bedoelde investeringen komen voor bijstand in aanmerking indien deze bijdragen tot bodembescherming, water- of energiebesparing, de verbetering of het beheer van de waterkwaliteit, van habitats of van de biodiversiteitsbescherming, de mitigatie van klimaatverandering en de terugdringing of een beter beheer van afval, ook al is de bijdrage ervan niet kwantificeerbaar.
De producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties levert wanneer zij het voorgestelde operationele programma of de wijziging van zo'n programma ter goedkeuring indient, het bewijs van de verwachte positieve bijdrage aan een of meer milieudoelen. De nationale bevoegde autoriteit mag verlangen dat dat bewijs wordt geleverd in de vorm van projectspecificaties zoals gestaafd door een onafhankelijke organisatie of deskundige voor de betrokken milieugebieden.
7. Voor milieuacties gelden de volgende voorschriften:
a) |
verscheidene milieuacties mogen met elkaar worden gecombineerd mits zij elkaar aanvullen en onderling verenigbaar zijn. In geval van een combinatie van andere milieuacties dan investeringen in materiële activa wordt bij de bepaling van het steunniveau rekening gehouden met de specifieke gederfde inkomsten en de specifieke extra kosten die het gevolg zijn van de combinatie; |
b) |
verbintenissen om het gebruik van meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen of andere productiemiddelen te beperken worden slechts aanvaard indien de toepassing van die beperkingen kan worden beoordeeld op een wijze die zekerheid verschaft dat de verbintenissen worden nagekomen; |
c) |
de in lid 3 bedoelde investeringen die gunstig zijn voor het milieu, komen volledig in aanmerking voor bijstand. |
Artikel 4
Inhoud van de operationele programma's
1. De operationele programma's bevatten de volgende informatie:
a) |
een beschrijving van de uitgangssituatie, in voorkomend geval gebaseerd op de in bijlage II, punt 5, vermelde gemeenschappelijke uitgangssituatie-indicatoren; |
b) |
de doelen van het programma, rekening houdend met de vooruitzichten voor de productie en afzetmogelijkheden, met een toelichting over de wijze waarop het programma moet bijdragen tot en strookt met de doelen van de nationale strategie, onder andere wat het evenwicht tussen de activiteiten betreft. In de beschrijving van de doelen worden meetbare streefdoelen aangegeven om de monitoring van de geleidelijke voortgang bij de uitvoering van het programma te vergemakkelijken; |
c) |
de voorgestelde maatregelen, waaronder de acties op het gebied van crisispreventie en -beheer; |
d) |
de looptijd van het programma, en |
e) |
de financiële aspecten, en met name:
|
2. In de operationele programma's wordt aangegeven:
a) |
in hoever de verschillende maatregelen een aanvulling vormen op en stroken met andere maatregelen, inclusief maatregelen die worden gefinancierd uit of in aanmerking komen voor bijstand uit andere fondsen van de Unie, en met name in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en afzetbevorderingsprogramma's die in het kader van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn goedgekeurd. In voorkomend geval wordt tevens verwezen naar maatregelen die in het kader van eerdere operationele programma's zijn uitgevoerd, en |
b) |
dat zij geen risico van dubbele financiering uit fondsen van de Unie meebrengen. |
Artikel 5
Met het operationele programma in te dienen documenten
Operationele programma's gaan vergezeld van:
a) |
het bewijs dat een actiefonds is gevormd; |
b) |
een schriftelijke verbintenis van de producentenorganisatie waarin zij aangeeft dat zij Verordening (EU) nr. 1308/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 en de onderhavige verordening in acht neemt, en |
c) |
een schriftelijke verbintenis van de producentenorganisatie waarin zij aangeeft dat zij direct noch indirect andere uniale of nationale financiering heeft ontvangen of zal ontvangen voor acties die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1308/2013 in de sector groenten en fruit. |
Artikel 6
Uiterste indieningsdatum
1. Een operationeel programma wordt door een producentenorganisatie uiterlijk op 15 september van het jaar vóór dat van de uitvoering van dat programma ter goedkeuring ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de producentenorganisatie haar hoofdzetel heeft. De lidstaten mogen evenwel een latere uiterste datum dan 15 september vaststellen.
2. Wanneer een rechtspersoon of een duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon, met inbegrip van een op grond van artikel 125 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 gevormde producentengroepering of een in artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde producentengroepering, een aanvraag tot erkenning als producentenorganisatie indient, kan zij terzelfder tijd het in lid 1 bedoelde operationele programma ter goedkeuring indienen. De goedkeuring van het operationele programma wordt afhankelijk gesteld van de erkenning die uiterlijk op de in artikel 33, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 genoemde uiterste datum wordt verleend.
Artikel 7
Perioden van uitvoering van operationele programma's
1. Operationele programma's worden uitgevoerd in jaarperioden die lopen van 1 januari tot en met 31 december.
2. Met de uitvoering van een uiterlijk op 15 december goedgekeurd operationeel programma wordt op 1 januari van het daaropvolgende jaar aangevangen.
De uitvoering van een na 15 december goedgekeurd operationeel programma wordt met één jaar uitgesteld.
3. In afwijking van lid 2 wordt, ingeval artikel 33, lid 2, derde alinea, of artikel 34, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van toepassing is, met de uitvoering van overeenkomstig die bepalingen goedgekeurde operationele programma's aangevangen uiterlijk op 31 januari na de goedkeuring ervan.
AFDELING 3
Steun
Artikel 8
Goedgekeurd steunbedrag
De lidstaten melden het goedgekeurde steunbedrag uiterlijk op 15 december vóór het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, aan de producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties.
In afwijking van de eerste alinea wordt, ingeval artikel 33, lid 2, derde alinea, of artikel 34, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van toepassing is, het goedgekeurde steunbedrag uiterlijk op 20 januari van het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, door de lidstaten aan die organisaties en unies gemeld.
Artikel 9
Steunaanvragen
1. Voor elk operationeel programma waarvoor steun wordt aangevraagd, dient de producentenorganisatie uiterlijk op 15 februari na het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat een aanvraag om toekenning van de steun of van het saldo van de steun in.
2. Bij de steunaanvraag worden bewijsstukken gevoegd met betrekking tot:
a) |
de gevraagde steun; |
b) |
de waarde van de afgezette productie; |
c) |
de van de leden ontvangen financiële bijdragen en de bijdragen van de producentenorganisatie zelf; |
d) |
de voor het operationele programma verrichte uitgaven; |
e) |
de naar actie uitgesplitste uitgaven voor crisispreventie en crisisbeheer; |
f) |
het naar actie uitgesplitste deel van het actiefonds dat is besteed aan crisispreventie en -beheer; |
g) |
de naleving van artikel 33, lid 3, artikel 33, lid 5, eerste alinea, en artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1308/2013; |
h) |
een schriftelijke verbintenis waarin wordt aangegeven dat geen dubbele uniale of nationale financiering is ontvangen voor maatregelen of concrete acties die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1308/2013 in de sector groenten en fruit; |
i) |
in het geval van een aanvraag voor een betaling die is gebaseerd op forfaitaire standaardtarieven of schalen van eenheidskosten als bedoeld in artikel 31, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891, het bewijs van uitvoering van de betrokken actie, en |
j) |
het in artikel 21 bedoelde jaarverslag. |
3. De steunaanvraag mag betrekking hebben op geprogrammeerde, maar niet daadwerkelijk gedane uitgaven indien de volgende elementen worden aangetoond:
a) |
de betrokken concrete acties konden niet uiterlijk op 31 december van het jaar van uitvoering van het operationele programma niet plaatsvinden door omstandigheden waarop de betrokken producentenorganisatie geen vat had; |
b) |
die concrete acties kunnen wel plaatsvinden uiterlijk op 30 april na het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, en |
c) |
een gelijkwaardige bijdrage van de producentenorganisatie blijft in het actiefonds. |
De steun wordt slechts betaald en de overeenkomstig artikel 11, lid 2, gestelde zekerheid slechts vrijgegeven als het bewijs wordt geleverd dat de in de eerste alinea, onder b), bedoelde geprogrammeerde uitgaven zijn verricht uiterlijk op 30 april na het jaar waarvoor de betrokken uitgaven waren geprogrammeerd, en voor zover wordt vastgesteld dat aanspraak op de steun kan worden gemaakt.
4. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat aanvragen die na de in lid 1 vastgestelde datum zijn ingediend, toch aanvaarden indien de nodige controles zijn uitgevoerd en de in artikel 10 genoemde uiterste datum van betaling in acht wordt genomen. Wanneer de aanvraag na de in lid 1 genoemde datum wordt ingediend, wordt de steun voor elke dag van overschrijding van de uiterste indieningsdatum voor de aanvraag met 1 % verlaagd.
5. Unies van producentenorganisaties mogen een in lid 1 bedoelde steunaanvraag alleen namens aangesloten producentenorganisaties indienen wanneer deze producentenorganisaties zijn erkend in dezelfde lidstaat die de unie van producentenorganisaties heeft erkend, en voor elke aangesloten organisatie de in lid 2 bedoelde bewijsstukken worden ingediend. De producentenorganisaties zijn de eindbegunstigden van de steun.
6. Producentenorganisaties die zijn aangesloten bij transnationale unies van producentenorganisaties, vragen steun aan in de lidstaat waar zij zijn erkend voor acties die op het grondgebied van die lidstaat worden uitgevoerd. De transnationale unie van producentenorganisaties doet de lidstaat waar zij haar hoofdzetel heeft, een kopie van de aanvraag toekomen.
7. Onverminderd lid 6 mogen transnationale unies van producentenorganisaties een steunaanvraag indienen in de lidstaat waar de unie haar hoofdzetel heeft, voor de acties die op het niveau van de unie worden uitgevoerd, mits er geen risico van dubbele financiering bestaat.
Artikel 10
Betaling van de steun
De lidstaten betalen de aangevraagde steun uiterlijk op 15 oktober na het jaar waarin het programma is uitgevoerd.
Artikel 11
Voorschotten
1. Aanvragen voor voorschotten kunnen onder de door de lidstaten gestelde voorwaarden worden ingediend, hetzij op driemaandelijkse basis in januari, april, juli en oktober, hetzij op viermaandelijkse basis in januari, mei en september.
Het totale bedrag van de voorschotten voor een bepaald jaar bedraagt niet meer dan 80 % van het oorspronkelijk goedgekeurde steunbedrag voor het operationele programma.
2. De voorschotten worden betaald nadat overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (8) een zekerheid is gesteld die overeenkomt met 110 % van het bedrag van het voorschot.
3. De lidstaten kunnen een minimumbedrag voor de voorschotten en de uiterste data voor de betaling ervan vaststellen.
Artikel 12
Gedeeltelijke betalingen
1. De lidstaten kunnen producentenorganisaties toestaan te verzoeken om de betaling van het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de reeds in het kader van het operationele programma bestede bedragen.
2. Aanvragen kunnen te allen tijde worden ingediend, doch niet vaker dan driemaal per jaar. De aanvragen gaan vergezeld van bewijsstukken, zoals facturen en documenten waaruit blijkt dat de betalingen zijn verricht.
3. De betalingen op grond van aanvragen om gedeelten van de steun bedragen niet meer dan 80 % van het deel van de steun dat overeenkomt met de bedragen die in het kader van het operationele programma reeds zijn besteed voor de betrokken periode. De lidstaten kunnen een minimumbedrag voor de gedeeltelijke betalingen en uiterste data voor het aanvragen ervan vaststellen.
HOOFDSTUK II
CRISISPREVENTIE- EN CRISISBEHEERSMAATREGELEN
Artikel 13
Opleidingsmaatregelen en uitwisselingen van betere praktijken
De lidstaten stellen bepalingen vast inzake de voorwaarden waaraan opleidingsmaatregelen en uitwisselingen van betere praktijken moeten voldoen om als crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen te worden aangemerkt.
Artikel 14
Afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen
1. De lidstaten stellen bepalingen vast inzake de voorwaarden waaraan afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen moeten voldoen, ongeacht of die maatregelen verband houden met crisispreventie of crisisbeheer. Deze bepalingen moeten, zo nodig, een snelle toepassing van de maatregelen mogelijk maken.
2. Acties in het kader van afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen vormen een aanvulling op reeds lopende afzetbevorderings- en communicatieacties op andere gebieden dan crisispreventie en -beheer die door de betrokken producentenorganisatie in haar operationele programma worden toegepast.
Artikel 15
Handelsnormen van uit de markt genomen producten
1. Een product dat uit de markt wordt genomen, voldoet aan de handelsnorm voor dat product als bedoeld in titel II van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, behalve wat de presentatie- en de aanduidingsvoorschriften betreft. Wanneer producten in bulk uit de markt worden genomen, worden de minimumeisen van klasse II in acht genomen
De in de betrokken norm omschreven miniproducten moeten echter voldoen aan de geldende handelsnorm, met inbegrip van de presentatie- en aanduidingsvoorschriften.
2. Wanneer voor een bepaald product geen handelsnorm geldt, wordt voldaan aan de minimumeisen van bijlage III. De lidstaten kunnen voorschriften ter aanvulling van die minimumeisen vaststellen.
Artikel 16
Vervoerskosten in het kader van gratis verstrekking
1. De kosten van landvervoer die verbonden zijn aan de gratis verstrekking van uit de markt genomen producten, zijn in het kader van het operationele programma subsidiabel op basis van de in bijlage IV vermelde schaal van eenheidskosten naargelang van de afstand tussen de plaats van de uitdemarktneming en de plaats van levering.
In het geval van zeevervoer bepalen de lidstaten de afstand tussen de plaats van de uitdemarktneming en de plaats van uiteindelijke levering. De compensatie mag niet hoger zijn dan de kosten die in aanmerking zouden komen bij landvervoer over de kortste afstand tussen de plaats van lading en de plaats van uiteindelijke levering, waar landvervoer mogelijk is. Op de bedragen van bijlage IV wordt een correctiecoëfficiënt van 0,6 toegepast.
Bij gecombineerd vervoer zijn de toepasselijke vervoerskosten gelijk aan de som van de kosten die corresponderen met de afstand van het landvervoer, plus 60 % van de kostenverhoging die zou gelden als de totale vervoersafstand over land was afgelegd, zulks overeenkomstig bijlage IV.
2. De vervoerskosten worden betaald aan de partij die de financiële kosten van het betrokken vervoer daadwerkelijk draagt.
De betaling van deze vergoeding vindt plaats tegen overlegging van bewijsstukken waarin met name de volgende informatie is vermeld:
a) |
de naam van de begunstigde organisaties; |
b) |
de hoeveelheid betrokken producten; |
c) |
de overname door de begunstigde organisaties en de gebruikte vervoermiddelen, en |
d) |
de afstand tussen de plaats van de uitdemarktneming en de plaats van levering. |
Artikel 17
Sorteer- en verpakkingskosten in het kader van gratis verstrekking
1. De sorteer- en verpakkingskosten van groenten en fruit die uit de markt zijn genomen, zijn subsidiabel in het kader van operationele programma's. Voor producten in verpakkingen van minder dan 25 kg nettogewicht zijn de forfaitaire bedragen van bijlage V van toepassing.
2. De verpakkingen van de voor gratis verstrekking bestemde producten zijn voorzien van het Europese embleem en één of meer in bijlage VI opgenomen vermeldingen.
3. De sorteer- en verpakkingskosten worden betaald aan de producentenorganisatie die het sorteren en verpakken heeft uitgevoerd.
De betaling van deze vergoeding vindt plaats tegen overlegging van bewijsstukken waarin met name de volgende informatie is vermeld:
a) |
de naam van de begunstigde organisaties; |
b) |
de hoeveelheid betrokken producten, en |
c) |
de overname door de begunstigde organisaties, met vermelding van de presentatie. |
HOOFDSTUK III
NATIONALE FINANCIËLE BIJSTAND
Artikel 18
Toestemming voor de betaling van nationale financiële bijstand
1. Uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar vragen de lidstaten toestemming aan de Commissie om op grond van artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 nationale financiële bijstand te verlenen voor tijdens dat kalenderjaar uit te voeren operationele programma's.
Het verzoek gaat vergezeld van bewijsstukken:
a) |
waaruit blijkt dat de producenten in de betrokken regio bijzonder zwak georganiseerd zijn in de zin van artikel 52 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891; |
b) |
waaruit blijkt dat alleen bijstand wordt verleend voor producten van de sector groenten en fruit die in die regio geproduceerd zijn, en |
c) |
met nadere informatie over de producentenorganisaties en het betrokken bijstandsbedrag en het aandeel van de financiële bijdragen op grond van artikel 32, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
2. Het verzoek wordt binnen drie maanden door de Commissie via een besluit goedgekeurd of afgewezen. Die termijn gaat in op de dag volgende op die waarop de Commissie een volledig ingevuld verzoek van de lidstaat heeft ontvangen. Als de Commissie binnen de termijn van drie maanden niet om aanvullende informatie vraagt, wordt het verzoek als volledig beschouwd.
Artikel 19
Aanvraag voor en betaling van de nationale financiële steun
1. De artikelen 9 en 10 zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor en de betaling van de nationale financiële bijstand.
2. De lidstaten mogen aanvullende voorschriften voor de betaling van de nationale financiële bijstand vaststellen, bijvoorbeeld voor de mogelijkheid om voorschotten te betalen en gedeeltelijke betalingen te verrichten.
Artikel 20
Vergoeding van de nationale financiële steun door de Unie
1. Vóór 1 januari van het tweede jaar na het jaar van uitvoering van het programma mogen de lidstaten de Unie verzoeken om vergoeding van de goedgekeurde nationale financiële bijstand die daadwerkelijk aan de producentenorganisaties is betaald.
Het verzoek gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit blijkt dat in drie van de vier voorgaande jaren is voldaan aan artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
Voor de berekening van de mate van organisatie van producenten in de sector groenten en fruit telt de waarde van de groente- en fruitproductie van de op grond van artikel 125 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 gevormde producentengroeperingen ook mee.
Het verzoek om vergoeding door de Unie van de nationale financiële bijstand bevat ook:
a) |
nadere informatie over de betrokken producentenorganisaties; |
b) |
het betaalde bijstandsbedrag, dat voor elke producentenorganisatie beperkt blijft tot het oorspronkelijk toegestane bedrag, en |
c) |
een beschrijving van het actiefonds met vermelding van het totale bedrag, de financiële bijstand van de Unie, de nationale financiële bijstand en de bijdragen van de producentenorganisaties en van de leden. |
2. Het verzoek wordt door de Commissie goedgekeurd of afgewezen.
Het verzoek wordt afgewezen wanneer de voorschriften voor de toestemming voor en vergoeding van de nationale financiële bijstand niet zijn nageleefd of de in of krachtens Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde voorschriften voor producentenorganisaties, actiefondsen en operationele programma's niet in acht zijn genomen.
3. Wanneer het verzoek tot vergoeding door de Unie van de bijstand is goedgekeurd, worden de subsidiabele uitgaven bij de Commissie gedeclareerd overeenkomstig de procedure van artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (9).
4. De Unie vergoedt maximaal 60 % van de aan de producentenorganisaties verleende nationale financiële bijstand. Het vergoede bedrag is niet hoger dan 48 % van de financiële bijstand van de Unie als bedoeld in artikel 32, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
HOOFDSTUK IV
INFORMATIE, VERSLAGEN EN CONTROLES
AFDELING 1
Informatie en verslagen
Artikel 21
Informatie en jaarverslagen van producentengroeperingen, producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties en jaarverslagen van de lidstaten
1. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat verstrekken de op grond van artikel 125 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 gevormde producentengroeperingen, erkende producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties alle informatie die nodig is voor de opstelling van het in artikel 54, onder b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 bedoelde jaarverslag. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om informatie te verzamelen over het aantal leden, het volume en de waarde van de afgezette productie van producentenorganisaties die geen operationeel programma hebben ingediend. Producentenorganisaties en de in artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde producentengroeperingen wordt gevraagd het aantal leden, het volume en de waarde van de afgezette productie mee te delen.
2. Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties dienen jaarverslagen over de uitvoering van hun operationele programma's samen met hun steunaanvragen in.
Die jaarverslagen hebben betrekking op:
a) |
het tijdens het voorgaande jaar uitgevoerde operationele programma; |
b) |
de belangrijkste wijzigingen van het operationele programma, en |
c) |
de verschillen tussen de geraamde steun en de aangevraagde steun. |
3. Het jaarverslag van producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties vermeldt:
a) |
hetgeen is bereikt met het operationele programma, op basis van de in bijlage II vermelde indicatoren en, in voorkomend geval, de in de nationale strategie vermelde aanvullende indicatoren, en wel als volgt:
|
b) |
een samenvatting van de voornaamste problemen die zijn ondervonden bij het beheer van het programma, en van maatregelen die zijn getroffen om de kwaliteit en doeltreffendheid van de uitvoering van het programma te waarborgen. |
In voorkomend geval wordt in het jaarverslag aangegeven welke waarborgen overeenkomstig de nationale strategie en artikel 33, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn ingevoerd om het milieu te beschermen tegen potentiële hogere druk die wordt veroorzaakt door in het kader van het operationele programma gesteunde investeringen.
4. In het jaarverslag van de producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties van het voorlaatste jaar van een operationeel programma wordt aangetoond in hoever de doelen van de programma's zijn bereikt. Tevens moet in dit verslag worden ingegaan op de factoren die van invloed zijn geweest op het welslagen of falen van de uitvoering van het programma, en op de wijze waarop met die factoren rekening is gehouden in het lopende programma of rekening zal worden gehouden in het volgende operationele programma.
De lidstaat neemt in zijn in artikel 54, onder b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 bedoelde jaarverslag nadere informatie over de in de eerste alinea bedoelde gevallen op.
AFDELING 2
Controles
Artikel 22
Systeem van unieke identificatie
De lidstaten zorgen ervoor dat op de steunaanvragen van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en op grond van artikel 125 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 gevormde producentengroeperingen een systeem van unieke identificatie van toepassing is. Dit identificatiesysteem is compatibel met het in artikel 73 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde systeem voor de identificatie van begunstigden.
Artikel 23
Indieningsprocedures
Onverminderd de artikelen 9, 24 en 25 voorzien de lidstaten in procedures voor de indiening van steunaanvragen, erkenningsverzoeken, verzoeken tot goedkeuring van operationele programma's en betalingsaanvragen.
Artikel 24
Erkenning
1. Vóór de erkenning van een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties in het kader van artikel 154, lid 4, onder a), of artikel 156, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 onderwerpen de lidstaten de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties aan administratieve controles en controles ter plaatse om na te gaan of aan de erkenningscriteria wordt voldaan.
2. De lidstaten verrichten ten minste om de vijf jaar administratieve controles en controles ter plaatse waarbij voor alle erkende producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties, ook die welke geen operationeel programma uitvoeren, wordt nagegaan of aan de erkenningscriteria wordt voldaan.
Artikel 25
Goedkeuring van operationele programma's en van wijzigingen daarvan
1. Vóór de goedkeuring van een operationeel programma op grond van artikel 33 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 verifieert de lidstaat met alle passende middelen, waaronder controles ter plaatse, het ter goedkeuring ingediende operationele programma en, in voorkomend geval, het wijzigingsverzoek. Deze controles hebben met name betrekking op:
a) |
de juistheid van de in artikel 4, lid 1, onder a), b) en e), bedoelde informatie die in het ontwerp van operationeel programma moet worden opgenomen; |
b) |
de overeenstemming van het programma met artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, met de nationale strategie en met het nationale kader; |
c) |
de subsidiabiliteit van de acties en van de voorgestelde uitgaven, en |
d) |
de consistentie en technische kwaliteit van het programma, de deugdelijkheid van de ramingen en van het steunprogramma, en de planning van de uitvoering ervan. |
2. Met de in lid 1 bedoelde controles wordt nagegaan of:
a) |
de streefdoelen meetbaar zijn en kunnen worden gemonitord en bereikt met de voorgestelde acties, en |
b) |
de concrete acties waarvoor steun wordt gevraagd, verenigbaar zijn met het toepasselijke nationale en Unierecht, met name op het gebied van staatssteun, plattelandsontwikkeling en afzetbevorderingsprogramma's, en met dwingende normen die in nationale wetgeving of de nationale strategie zijn vastgelegd. |
Artikel 26
Administratieve controles
1. De procedures voor de administratieve controles schrijven voor dat de ondernomen concrete acties, de verificatieresultaten en de ten aanzien van discrepanties genomen maatregelen moeten worden geregistreerd.
2. Vóór de verlening van de steun verrichten de lidstaten administratieve controles van alle steunaanvragen.
3. Administratieve controles van steunaanvragen omvatten, in voorkomend geval, een verificatie van:
a) |
het samen met de steunaanvraag toegezonden jaarverslag over de uitvoering van het operationele programma; |
b) |
de waarde van de afgezette productie, de bijdragen in het actiefonds en de gedane uitgaven; |
c) |
de juiste correlatie van de uitgaven waarvoor een aanvraag is ingediend, met de geleverde producten en diensten; |
d) |
de overeenstemming van de ondernomen acties met de in het goedgekeurde operationele programma opgenomen acties, en |
e) |
de inachtneming van de opgelegde financiële of andere grenzen en maxima. |
4. Met betrekking tot de in het kader van het operationele programma gedane uitgaven worden betalingsbewijzen overgelegd. De gebruikte facturen zijn op naam gesteld van de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties of de dochteronderneming die voldoet aan het vereiste van 90 % als bedoeld in artikel 22, lid 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891, of, met goedkeuring van de lidstaat, van een of meer aangesloten producenten. Facturen die betrekking hebben op de personeelskosten als bedoeld in punt 2 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891, worden echter op naam gesteld van de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties of de dochteronderneming die voldoet aan het vereiste van 90 % als bedoeld in artikel 22, lid 8, van die verordening of, met goedkeuring van de lidstaat, de coöperaties die bij de producentenorganisatie zijn aangesloten.
Artikel 27
Controles ter plaatse van jaarlijkse steunaanvragen
1. De lidstaten verrichten op de locatie van de producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en hun dochternemingen, waar zulks van toepassing is, controles ter plaatse op de naleving van de voorwaarden die verbonden zijn aan de erkenning, de verlening van steun of de toekenning van het saldo ervan voor het betrokken jaar als bedoeld in artikel 9, lid 1; deze controles vormen een aanvulling op de administratieve controles.
2. De controles ter plaatse hebben betrekking op een steekproef van ten minste 30 % van de voor elk jaar aangevraagde totale steun. Elke producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties die een operationeel programma uitvoert, wordt ten minste om de drie jaar bezocht.
3. De lidstaten bepalen de te controleren producentenorganisaties op basis van een risicoanalyse waarin rekening wordt gehouden met de volgende criteria:
a) |
het steunbedrag; |
b) |
de bevindingen bij de controles in voorgaande jaren; |
c) |
een aselecte parameter, en |
d) |
andere door de lidstaten te bepalen parameters. |
4. Controles ter plaatse mogen worden aangekondigd, mits de doelstelling van de controle daardoor niet in het gedrang komt.
5. De controles ter plaatse hebben betrekking op alle verbintenissen en verplichtingen die in voorkomend geval door de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties of hun leden of dochterondernemingen zijn aangegaan en die bij het bezoek kunnen worden gecontroleerd en die niet konden worden gecontroleerd bij de administratieve controles. Controles ter plaatse hebben met name betrekking op:
a) |
de inachtneming van de erkenningscriteria voor het betrokken jaar; |
b) |
de uitvoering van de acties en de consistentie ervan met het goedgekeurde operationele programma; |
c) |
voor een relevant aantal acties: de overeenstemming van de uitgaven met het Unierecht en de inachtneming van de daarin vastgelegde uiterste data; |
d) |
het gebruik van het actiefonds, met inbegrip van de uitgaven die zijn opgegeven in aanvragen tot betaling van voorschotten of gedeeltelijke betalingen, de waarde van de afgezette productie, de bijdragen in het actiefonds en de opgegeven uitgaven zoals gestaafd door boekhoudkundige of gelijkwaardige documenten; |
e) |
de volledige levering van de producten door de leden, de levering van de diensten en de waarheidsgetrouwheid van de uitgaven waarvoor een aanvraag is ingediend, en |
f) |
tweedelijnscontroles als bedoeld in artikel 30, voor de uitgaven betreffende het uit de markt nemen, groen oogsten en niet oogsten. |
6. De waarde van de afgezette productie wordt geverifieerd op basis van het overeenkomstig het nationale recht geauditeerde en gecertificeerde financiële boekhoudsysteem.
Daartoe kunnen de lidstaten bepalen dat de opgave van de waarde van de afgezette productie op dezelfde wijze moet worden gecertificeerd als de financiële boekhoudkundige gegevens.
De controle van de opgave van de waarde van de afgezette productie mag worden uitgevoerd vóór de indiening van de betrokken steunaanvraag, maar uiterlijk vóór de betaling van de steun.
7. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden omvatten controles ter plaatse een bezoek aan de plaats waar de actie wordt uitgevoerd of, indien de actie niet tastbaar is, aan de promotor van de actie. Met name acties in individuele bedrijven van leden van producentenorganisaties die onder de in lid 2 bedoelde steekproef vallen, worden ten minste eenmaal bezocht om de uitvoering ervan te verifiëren.
De lidstaat kan echter besluiten van een dergelijk bezoek af te zien wanneer de acties kleinschalig zijn of wanneer er volgens de lidstaat slechts een gering risico bestaat dat de voorwaarden voor het ontvangen van steun niet zijn vervuld of de concrete actie niet is uitgevoerd. Dit besluit en de motivering ervan worden geregistreerd. De risicoanalysecriteria van lid 3 zijn van overeenkomstige toepassing op het onderhavige lid.
8. Alleen controles die aan alle eisen van het onderhavige artikel voldoen, mogen worden meegerekend om te bepalen of het in lid 2 genoemde controlepercentage is bereikt.
9. De resultaten van de controles ter plaatse worden beoordeeld om uit te maken of eventueel geconstateerde problemen systematisch voorkomen en daardoor een risico voor andere soortgelijke acties, begunstigden of organisaties meebrengen. Deze beoordeling verschaft tevens duidelijkheid over de oorzaken van dergelijke situaties, over nader onderzoek dat eventueel vereist is, en over de aanbevolen corrigerende en preventieve actie.
Indien bij de controles significante onregelmatigheden in een regio, in een deel van een regio of bij een bepaalde producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties aan het licht komen, voert de lidstaat in de loop van het jaar aanvullende controles in de betrokken regio of van de betrokken organisatie of unie uit en verhoogt hij het percentage overeenkomstige aanvragen dat het daaropvolgende jaar moet worden gecontroleerd.
Artikel 28
Verslagen van controles ter plaatse
1. Voor elke controle ter plaatse wordt een verslag uitgewerkt dat ten minste de volgende informatie bevat:
a) |
de steunregeling en de gecontroleerde aanvraag; |
b) |
de namen en functies van de aanwezige personen; |
c) |
de gecontroleerde acties, maatregelen en documenten, inclusief het auditspoor en de geverifieerde ondersteunende bewijsstukken, en |
d) |
de resultaten van de controle. |
2. Een vertegenwoordiger van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties wordt in de gelegenheid gesteld het verslag te ondertekenen om zijn aanwezigheid bij de controle te bevestigen en zijn opmerkingen te noteren. Wanneer onregelmatigheden worden geconstateerd, ontvangt de begunstigde een kopie van het verslag.
Artikel 29
Eerstelijnscontroles op het uit de markt nemen van producten
1. De lidstaten verrichten bij elke producentenorganisatie overeenkomstig de procedures van titel II, hoofdstuk II, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 eerstelijnscontroles op het uit de markt nemen van producten, die bestaan uit een documenten- en identiteitscontrole, ondersteund door een fysieke controle, van het gewicht van de uit de markt genomen producten en een controle op de naleving van het bepaalde in artikel 15. De controle vindt plaats nadat de in artikel 44, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 bedoelde melding binnen de in lid 2 van dat artikel bedoelde termijnen is ontvangen.
2. De eerstelijnscontroles hebben betrekking op 100 % van de hoeveelheid uit de markt genomen producten. Na deze controle worden de uit de markt genomen producten, met uitzondering van de voor gratis verstrekking bestemde producten, onder toezicht van de bevoegde autoriteiten gedenatureerd of via levering aan de verwerkingsindustrie weggewerkt overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden die de lidstaat overeenkomstig artikel 46 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 heeft vastgesteld.
3. Wanneer de producten voor gratis verstrekking zijn bestemd, mogen de lidstaten een lager dan het in lid 2 genoemde percentage controleren, mits per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd. De controles mogen worden verricht op de locatie van de producentenorganisatie of die van de ontvangers van de producten. Wanneer bij de controles onregelmatigheden aan het licht komen, voeren de lidstaten aanvullende controles uit.
Artikel 30
Tweedelijnscontroles op het uit de markt nemen van producten
1. De lidstaten verrichten op de locatie van de producentenorganisatie en van de ontvangers van uit de markt genomen producten tweedelijnscontroles op het uit de markt nemen van producten uit op basis van een risicoanalyse. In de risicoanalyse wordt rekening gehouden met de bevindingen bij eerdere eerste- en tweedelijnscontroles en met de vraag of de producentenorganisatie over enigerlei kwaliteitsborgingsprocedure beschikt. Op basis van deze risicoanalyse wordt de minimumfrequentie van de tweedelijnscontroles voor elke producentenorganisatie bepaald.
2. De in lid 1 bedoelde tweedelijnscontroles hebben betrekking op:
a) |
de specifieke voorraad- en boekhoudadministratie die moet worden gevoerd door elke producentenorganisatie die tijdens het betrokken verkoopseizoen producten uit de markt neemt; |
b) |
de afgezette hoeveelheden die in de steunaanvragen zijn opgegeven, waarbij met name de voorraad- en boekhoudadministratie en de facturen worden gecontroleerd en wordt nagegaan of die opgaven in overeenstemming zijn met de boekhoudkundige en fiscale gegevens van de betrokken producentenorganisaties; |
c) |
de rekeningen, en met name de waarheidsgetrouwheid van de netto-ontvangsten van de producentenorganisaties zoals opgegeven in hun betalingsaanvragen, en de evenredigheid van kosten die voor het uit de markt nemen van producten in rekening zijn gebracht, en |
d) |
de bestemming van uit de markt genomen producten zoals opgegeven in de betalingsaanvraag, en de denaturering ervan. |
3. Elke controle omvat een steekproef van ten minste 5 % van de hoeveelheden die de producentenorganisatie in de loop van het verkoopseizoen uit de markt heeft genomen.
4. De in lid 2, onder a), bedoelde specifieke voorraad- en boekhoudadministratie vermeldt voor elk uit de markt genomen product de volgende stromen, uitgedrukt in ton:
a) |
de productie die de leden van de producentengroepering en de leden van andere producentenorganisaties overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder b) en c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 hebben geleverd; |
b) |
de verkopen van de producentenorganisatie, naar producten die voor de markt voor verse producten zijn bestemd en producten die voor verwerking zijn bestemd, en |
c) |
de uit de markt genomen producten. |
5. De controles op de bestemming van de uit de markt genomen producten omvatten:
a) |
een steekproefsgewijze controle van de voorraadadministratie die ontvangers moeten voeren, en van de financiële boekhouding van de betrokken liefdadigheidsorganisaties en -instellingen wanneer artikel 46, lid 2, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van toepassing is, en |
b) |
controles op de inachtneming van de desbetreffende milieuvereisten. |
6. Wanneer bij de tweedelijnscontroles onregelmatigheden aan het licht komen, verrichten de lidstaten grondigere tweedelijnscontroles voor het betrokken jaar en verhogen zij in het daaropvolgende jaar de frequentie van de tweedelijnscontroles op de locatie van de betrokken producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties.
Artikel 31
Groen oogsten en niet oogsten
1. Voordat tot groen oogsten wordt overgegaan, gaan de lidstaten door middel van een controle ter plaatse na of de betrokken producten niet beschadigd zijn en of het betrokken areaal goed is onderhouden. Na het groen oogsten verifiëren de lidstaten of de gewassen op het betrokken areaal volledig zijn geoogst en het geoogste product is gedenatureerd.
2. Voordat tot niet oogsten wordt overgegaan, gaan de lidstaten door middel van een controle ter plaatse na of het betrokken areaal goed is onderhouden, of de gewassen niet al gedeeltelijk zijn geoogst, of het product goed ontwikkeld is en of het in het algemeen van een deugdelijke handelskwaliteit zou zijn.
De lidstaten vergewissen zich ervan dat de productie is gedenatureerd. Indien dat niet mogelijk is, vergewissen zij zich tijdens bezoeken ter plaatse of bezoeken gedurende het oogstseizoen ervan dat niet wordt geoogst.
3. Wanneer artikel 48, lid 3, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van toepassing is:
a) |
is lid 2, eerste alinea, van dit artikel, waarin is bepaald dat geen gedeeltelijke oogst mag hebben plaatsgevonden, niet van toepassing, en |
b) |
zorgen de lidstaten ervoor dat de groente- en fruitplanten waarop maatregelen voor niet oogsten en groen oogsten zijn toegepast, in hetzelfde groeiseizoen niet voor verdere productiedoeleinden worden gebruikt. |
4. Artikel 30, leden 1, 2, 3 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 32
Transnationale producentenorganisaties
1. De lidstaat waar een transnationale producentenorganisatie haar hoofdzetel heeft, draagt de volledige verantwoordelijkheid voor het organiseren van controles op die organisatie met betrekking tot het operationele programma en het actiefonds, alsmede voor de toepassing van administratieve sancties wanneer uit dergelijke controles blijkt dat verplichtingen niet zijn nagekomen.
2. De andere lidstaten die overeenkomstig artikel 14, lid 3, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 administratieve samenwerking moeten verlenen, verrichten deze administratieve controles en controles ter plaatse overeenkomstig de voorschriften van de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde lidstaat en brengen hem verslag daarover uit. Zij nemen de door de in lid 1 bedoelde lidstaat gestelde termijnen in acht.
3. De voorschriften van de in lid 1 bedoelde lidstaat gelden voor de producentenorganisatie, het operationele programma en het actiefonds. Voor fytosanitaire en milieuaangelegenheden en voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen gelden echter de voorschriften van de lidstaat waar de respectieve acties plaatsvinden.
Artikel 33
Transnationale unies van producentenorganisaties
1. De lidstaat waar een producentenorganisatie die is aangesloten bij een transnationale unie haar hoofdzetel heeft, draagt de volledige verantwoordelijkheid voor het organiseren van controles met betrekking tot acties van het operationele programma zoals uitgevoerd op zijn grondgebied en van het actiefonds, alsmede voor de toepassing van administratieve sancties wanneer uit dergelijke controles blijkt dat verplichtingen niet zijn nagekomen.
2. De in lid 1 bedoelde lidstaat werkt nauw samen met de lidstaat waar de transnationale unie van producentenorganisaties haar hoofdzetel heeft, en meldt de resultaten van de verrichte controles en de eventueel toegepaste sancties onverwijld.
3. De lidstaat waar de transnationale unie van producentenorganisaties haar hoofdzetel heeft, draagt de volledige verantwoordelijkheid voor het organiseren van controles met betrekking tot acties van het operationele programma zoals uitgevoerd op het niveau van de transnationale unie, en van het actiefonds van de transnationale unie, almede voor de toepassing van administratieve sancties wanneer uit dergelijke controles blijkt dat verplichtingen niet zijn nagekomen. Hij zorgt ook voor de coördinatie van controles en betalingen die betrekking hebben op acties van de operationele programma's zoals uitgevoerd op het grondgebied van de andere lidstaten.
4. De acties van de operationele programma's voldoen aan de nationale voorschriften van de lidstaten waar deze daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Artikel 34
Controles
Onverminderd de specifieke bepalingen van deze verordening of van andere wetgeving van de Unie voeren de lidstaten controles en maatregelen in om een correcte toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 en de onderhavige verordening te waarborgen. Die controles en maatregelen zijn zo doeltreffend, evenredig en ontradend dat de financiële belangen van de Unie op adequate wijze worden beschermd.
Met name zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
alle subsidiabiliteitscriteria die in de uniale of de nationale wetgeving, de nationale strategie of het nationale kader zijn vastgelegd, kunnen worden gecontroleerd; |
b) |
de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de controles, beschikken over voldoende gekwalificeerd en ervaren personeel om de controles op doeltreffende wijze uit te voeren, en |
c) |
controles worden uitgevoerd om onregelmatige dubbele financiering van maatregelen in het kader van Verordening (EU) nr. 1308/2013 in de sector groenten en fruit en in het kader van andere uniale of nationale regelingen te voorkomen. |
Artikel 35
Kennelijke fouten
Bij kennelijke fouten die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat als zodanig zijn erkend, als bedoeld in artikel 59, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, kunnen meldingen, aanvragen of verzoeken die in het kader van Verordening (EU) nr. 1308/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 of de onderhavige verordening tot een lidstaat worden gericht, alsmede steunaanvragen op elk moment na de indiening ervan worden gecorrigeerd en aangepast.
HOOFDSTUK V
UITBREIDING VAN DE VOORSCHRIFTEN
Artikel 36
Financiële bijdragen
Wanneer een lidstaat krachtens artikel 165 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bepaalt dat marktdeelnemers die niet bij een producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties of brancheorganisatie zijn aangesloten, maar voor wie voorschriften verbindend worden verklaard, een financiële bijdrage moeten betalen, stuurt de lidstaat naar de Commissie de informatie door die nodig is om te beoordelen of aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. Deze informatie omvat de berekeningsgrondslag voor de bijdrage, het bedrag per eenheid, de betrokken activiteiten en de daarmee gemoeide kosten.
Artikel 37
Uitbreiding van de voorschriften voor een periode die langer is dan één jaar
1. Wanneer wordt besloten de uitbreiding van de voorschriften langer dan één jaar toe te passen, gaan de lidstaten voor elk jaar na of gedurende de gehele geldigheidsduur van de uitbreiding wordt voldaan aan de representativiteitsvoorwaarden van artikel 164, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
2. Indien de lidstaten constateren dat niet meer aan deze voorwaarden wordt voldaan, trekken zij de uitbreiding in vanaf het begin van het daaropvolgende jaar.
3. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van intrekkingen. De Commissie maakt dergelijke informatie op passende wijze openbaar.
HOOFDSTUK VI
INVOERPRIJSSYSTEEM EN INVOERRECHTEN
Artikel 38
Standaardinvoerwaarden
1. Voor elk van de in deel A van bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 vermelde producten en toepassingsperioden stelt de Commissie elke werkdag voor elke oorsprong een standaardinvoerwaarde vast die gelijk is aan het gewogen gemiddelde van de in artikel 74 van die verordening bedoelde representatieve prijzen, verminderd met een standaardbedrag van 5 EUR/100 kg en met de ad-valoremdouanerechten.
2. Wanneer voor de in deel A van bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 vermelde producten en toepassingsperioden een standaardinvoerwaarde wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 74 en 75 van die verordening en dit artikel, is de in artikel 142 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (10) bedoelde prijs per eenheid niet van toepassing. De prijs per eenheid wordt dan vervangen door de in lid 1 bedoelde standaardinvoerwaarde.
3. Wanneer voor een product van een bepaalde oorsprong geen standaardinvoerwaarde van kracht is, is het gewogen gemiddelde van de voor dat product van kracht zijnde standaardinvoerwaarden van toepassing.
4. Gedurende de in deel A van bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 vermelde toepassingsperioden blijven de standaardinvoerwaarden van toepassing zolang zij niet worden gewijzigd. Zij gelden echter niet langer wanneer twee opeenvolgende weken geen gemiddelde representatieve prijs aan de Commissie is gemeld.
Wanneer door de toepassing van de eerste alinea geen standaardinvoerwaarde voor een bepaald product geldt, is de standaardinvoerwaarde voor dat product gelijk aan de laatste gemiddelde standaardinvoerwaarde.
5. In afwijking van lid 1 is in gevallen waarin geen standaardinvoerwaarde kon worden berekend, vanaf de eerste dag van de in deel A van bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 vermelde toepassingsperioden geen standaardinvoerwaarde van toepassing.
6. De wisselkoers die voor de standaardinvoerwaarde geldt, is de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft bekendgemaakt vóór de laatste dag van de periode waarvoor prijzen worden toegezonden.
7. De Commissie maakt de standaardinvoerwaarden in euro bekend via Taric (11).
HOOFDSTUK VII
AANVULLENDE INVOERRECHTEN
Artikel 39
Heffing van het aanvullende invoerrecht
1. Een in artikel 182, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld aanvullend invoerrecht kan worden toegepast op de producten en gedurende de perioden die in bijlage VII bij deze verordening zijn vermeld. Dat aanvullende invoerrecht is van toepassing indien de hoeveelheid van een van de in het vrij verkeer gebrachte producten voor een van de toepassingsperioden zoals vermeld in die bijlage, hoger is dan het drempelvolume voor dat product.
2. Voor elk van de in bijlage VII vermelde producten stellen de lidstaten de Commissie tijdens de in die bijlage vermelde perioden in kennis van bijzonderheden over de volumes die in het vrij verkeer zijn gebracht overeenkomstig de in artikel 55 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 vastgestelde bepalingen inzake het toezicht op preferentiële invoer.
3. Het aanvullende invoerrecht wordt geheven op hoeveelheden die in het vrij verkeer worden gebracht na de datum van toepassing van dit recht, mits:
a) |
de overeenkomstig artikel 74 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 bepaalde douanewaarde leidt tot toepassing van de hoogste specifieke rechten die voor invoer met de betrokken oorsprong gelden, en |
b) |
de invoer plaatsvindt in de periode van toepassing van het aanvullend recht. |
Artikel 40
Bedrag van het aanvullende invoerrecht
Het aanvullende invoerrecht dat overeenkomstig artikel 39 wordt toegepast, komt overeen met een derde van het douanerecht dat in het gemeenschappelijk douanetarief is gespecificeerd voor het product in kwestie.
Voor producten waarvoor een invoertariefpreferentie met betrekking tot het ad-valoremrecht geldt, komt het aanvullende recht evenwel overeen met een derde van het specifieke douanerecht voor het product in kwestie wanneer artikel 39, lid 2, van toepassing is.
Artikel 41
Vrijstellingen van het aanvullende invoerrecht
1. Vrijgesteld van het aanvullende invoerrecht zijn:
a) |
goederen die in het kader van een tariefcontingent worden ingevoerd; |
b) |
goederen die het land van oorsprong hebben verlaten vóór het besluit tot toepassing van het aanvullende invoerrecht en die worden vervoerd met een vervoerdocument dat geldt vanaf de plaats van lading in het land van oorsprong tot de plaats van lossing in de Unie en dat is opgesteld vóór de toepassing van het aanvullende invoerrecht. |
2. De belanghebbende partijen leveren ten genoegen van de douaneautoriteiten het bewijs dat aan de vereisten van lid 1 is voldaan.
Douaneautoriteiten mogen ervan uitgaan dat goederen het land van oorsprong hebben verlaten vóór de datum van toepassing van het aanvullende invoerrecht als één van de volgende documenten wordt overgelegd:
a) |
bij vervoer over zee, het connossement waaruit blijkt dat de lading vóór die datum heeft plaatsgevonden; |
b) |
bij vervoer per spoor, de vrachtbrief die vóór die datum is aanvaard door de spoorwegdiensten van het land van oorsprong; |
c) |
bij vervoer over de weg, het CMR-contract (Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg) of elk ander douanevervoersdocument dat in het land van oorsprong vóór die datum is afgegeven, als aan de voorwaarden van de bilaterale of multilaterale regelingen inzake uniaal of gemeenschappelijk douaneverkeer is voldaan; |
d) |
bij vervoer per vliegtuig, de luchtvrachtbrief waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij de producten vóór die datum heeft aanvaard. |
HOOFDSTUK VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 42
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(3) Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van de Commissie van 13 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit en tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de in deze sectoren toe te passen sancties en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (zie bladzijde 4 van dit Publicatieblad).
(6) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
(7) Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).
(8) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).
(10) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).
(11) http://ec.europa.eu/taxation_customs/customs/customs_duties/tariff_aspects/customs_tariff/index_en.htm
BIJLAGE I
Structuur en inhoud van de nationale strategie voor duurzame operationele programma's als bedoeld in artikel 2
1. Looptijd van de nationale strategie
Door de lidstaat aan te geven.
2. Analyse van de situatie wat de sterke en de zwakke punten en het ontwikkelingspotentieel betreft, de op basis daarvan gekozen strategie en een toelichting bij de keuze van de prioriteiten, op grond van artikel 36, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013
2.1. Analyse van de situatie
Beschrijving van de bestaande situatie in de sector groenten en fruit aan de hand van gekwantificeerde gegevens, met nadruk op de sterke en de zwakke punten, de ongelijkheden, de behoeften, de achterstanden en het ontwikkelingspotentieel op basis van de in punt 5 van bijlage II vermelde relevante gemeenschappelijke uitgangssituatie-indicatoren en van andere aanvullende indicatoren indien van toepassing. Deze beschrijving betreft in elk geval:
— |
de prestaties van de sector groenten en fruit: de sterke en zwakke punten van de sector, het concurrentievermogen en het ontwikkelingspotentieel van de producentenorganisaties; |
— |
de milieueffecten (impact/drukfactoren en positieve aspecten) van de groente- en fruitproductie, waaronder de voornaamste trends. |
2.2. Op basis van de sterke en de zwakke punten gekozen strategie
Beschrijving van de voornaamste terreinen waarop de interventie naar verwachting een maximale meerwaarde zal opleveren:
— |
relevantie van de voor de operationele programma's gestelde doelen, van de verwachte resultaten en de mate waarin deze reëel gezien kunnen worden gerealiseerd; |
— |
interne coherentie van de strategie, aanwezigheid van elkaar versterkende interacties en mogelijke conflicten of tegenstellingen tussen de operationele doelstellingen van de diverse gekozen acties; |
— |
complementariteit en consistentie van de gekozen acties met andere nationale of regionale acties en met activiteiten die de Unie financieel steunt, en met name met plattelandsontwikkelings- en afzetbevorderingsmaatregelen; |
— |
verwachte resultaten en gevolgen, afgezet tegen de uitgangssituatie, en de bijdrage ervan aan doelstellingen van de Unie. |
2.3. Effecten van de vorige nationale strategie (indien van toepassing)
Beschrijving van de resultaten en effecten van recent uitgevoerde operationele programma's.
3. Doelstellingen van de operationele programma's en prestatie-indicatoren, als bedoeld in artikel 36, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013
Beschrijving van de gekozen soorten acties die voor bijstand in aanmerking komen (niet-uitputtende lijst), de nagestreefde doelstellingen, de verifieerbare streefdoelen en de indicatoren aan de hand waarvan de vorderingen bij de verwezenlijking van doelstellingen, de efficiëntie en de effectiviteit kunnen worden beoordeeld.
3.1. Voorschriften voor alle of verschillende soorten acties
De lidstaten zorgen ervoor dat alle acties van de nationale strategie en van het nationale kader verifieerbaar en controleerbaar zijn. Wanneer bij de beoordeling blijkt dat niet is voldaan aan het vereiste van verifieerbaarheid en controleerbaarheid, worden de betrokken acties dienovereenkomstig aangepast of geschrapt.
Wanneer bijstand wordt verleend op basis van forfaitaire standaardtarieven of schalen van eenheidskosten, zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken berekeningen adequaat en nauwkeurig zijn en op voorhand zijn vastgesteld op basis van een billijke, evenwichtige en verifieerbare berekening. Milieuacties voldoen aan artikel 33, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
De lidstaten stellen voorzorgsmaatregelen, bepalingen en controles vast die voorkomen dat gekozen acties die voor bijstand in aanmerking komen, ook worden gesteund via andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en met name plattelandsontwikkelings- en afzetbevorderingsprogramma's of andere nationale of regionale regelingen.
Er zijn, overeenkomstig artikel 33, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, doeltreffende voorzorgsmaatregelen genomen om het milieu te beschermen tegen potentiële extra druk als gevolg van investeringen in het kader van de operationele programma's en er zijn, overeenkomstig artikel 36, lid 1, van die verordening, subsidiabiliteitscriteria vastgesteld die ervoor zorgen dat de in het kader van de operationele programma's gesteunde investeringen in individuele bedrijven in overeenstemming zijn met de doelstellingen van artikel 191 VWEU en van het Zevende Milieuactieprogramma van de Unie.
3.2. Specifieke informatie die vereist is per soort actie ter verwezenlijking van de doelen als vermeld of bedoeld in artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (alleen te verstrekken voor de soorten acties die zijn gekozen)
3.2.1. Verwerving van vaste activa
— |
soorten investeringen die voor bijstand in aanmerking komen, |
— |
andere vormen van verwerving die voor steun in aanmerking komen, zoals huur en leasing, |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
3.2.2. Andere acties
— |
beschrijving van de soorten acties die voor bijstand in aanmerking komen, |
— |
bijzonderheden over de subsidiabiliteitsvoorwaarden. |
4. Aanwijzing van bevoegde autoriteiten en verantwoordelijke instanties
De door de lidstaat aangewezen nationale autoriteit die verantwoordelijk is voor het beheer, de monitoring en de evaluatie van de nationale strategie.
5. Beschrijving van de monitoring- en evaluatiesystemen
De prestatie-indicatoren van de nationale strategie bestaan uit de in artikel 4 bedoelde en in bijlage II vermelde gemeenschappelijke prestatie-indicatoren. Voor zover dit passend wordt geacht, worden in de nationale strategie aanvullende indicatoren opgenomen die betrekking hebben op nationale en/of regionale behoeften, omstandigheden en doelstellingen die specifiek zijn voor de nationale operationele programma's.
5.1. Beoordeling van de operationele programma's en rapportageverplichtingen voor producentenorganisaties als bedoeld in artikel 36, lid 2, onder d) en e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
Beschrijving van de monitoring- en evaluatieverplichtingen en -procedures voor de operationele programma's, met inbegrip van de rapportageverplichtingen voor producentenorganisaties.
5.2. Monitoring en evaluatie van de nationale strategie
Beschrijving van de monitoring- en evaluatieverplichtingen en -procedures voor de nationale strategie.
BIJLAGE II
Lijst van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a), en artikel 21, lid 3, onder a), van deze verordening en artikel 56, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891
Het systeem van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren voor acties die door de producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en hun leden worden uitgevoerd in het kader van een operationeel programma, sluit niet noodzakelijkerwijs alle factoren in die een rol kunnen spelen en van invloed kunnen zijn op de output, de resultaten en de impact van een operationeel programma. De aan de hand van de gemeenschappelijke prestatie-indicatoren verzamelde informatie moet daarom worden geïnterpreteerd in het licht van de kwantitatieve en kwalitatieve informatie over andere sleutelfactoren voor het welslagen of falen van het programma.
1. GEMEENSCHAPPELIJKE INDICATOREN INZAKE DE FINANCIËLE UITVOERING (INPUTINDICATOREN) (JAARLIJKS)
Maatregel |
Soort actie |
Inputindicatoren (jaarlijks) |
||||||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op de productieplanning |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||
Onderzoek en experimentele productie |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||
Opleidingsacties en acties betreffende de uitwisseling van informatie over best practices (behalve die welke verband houden met crisispreventie en -beheer) en acties die gericht zijn op de bevordering van de toegang tot adviesdiensten en technische bijstand |
Op basis van het voornaamste onderwerp:
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||
Milieuacties |
|
Uitgaven (EUR) |
||||||||||||||||||||
Andere acties |
|
Uitgaven (EUR) |
2. GEMEENSCHAPPELIJKE OUTPUTINDICATOREN (LAATSTE TWEE JAAR VAN HET OPERATIONELE PROGRAMMA)
Maatregel |
Soort actie |
Outputindicatoren (jaarlijks) |
|||||||||||||||
Acties die gericht zijn op de productieplanning |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Totale waarde van de investeringen (EUR) |
|||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Totale waarde van de investeringen (EUR) |
|||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Totale waarde van de investeringen (EUR) |
|||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties (1) |
||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
Onderzoek en experimentele productie |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Aantal projecten |
|||||||||||||||
Opleidingsacties en acties betreffende de uitwisseling van informatie over best practices (behalve die welke verband houden met crisispreventie en -beheer) en acties die gericht zijn op de bevordering van de toegang tot adviesdiensten en technische bijstand |
Op basis van het voornaamste onderwerp:
|
Aantal door de deelnemers ontvangen opleidingsdagen |
|||||||||||||||
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen |
|
Totale waarde van de investeringen (EUR) |
|||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties |
||||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties (1) |
||||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties (4) |
||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties (2) |
||||||||||||||||
|
Aantal ondernomen acties (3) |
||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
Milieuacties |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Totale waarde van de investeringen (EUR) |
|||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Aantal hectaren |
||||||||||||||||
Andere acties |
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties Totale waarde van de investeringen (EUR) |
|||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
||||||||||||||||
|
Aantal bedrijven dat deelneemt aan de acties |
3. GEMEENSCHAPPELIJKE RESULTAATINDICATOREN (LAATSTE TWEE JAAR VAN HET OPERATIONELE PROGRAMMA)
Maatregel |
Resultaatindicatoren (meting) |
||
Acties die gericht zijn op de productieplanning |
Mutatie in het totale volume van de afgezette productie (ton) Mutatie in de waarde per eenheid van de afgezette productie (EUR/kg) |
||
Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit |
Mutatie in het volume van de afgezette productie die voldoet aan de voorschriften van een specifieke „kwaliteitsregeling” (ton) (7) Mutatie in de waarde per eenheid van de afgezette productie (EUR/kg) |
||
Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet |
Mutatie in het totale volume van de afgezette productie (ton) Mutatie in de waarde per eenheid van de afgezette productie (EUR/kg) |
||
Opleidingsacties en uitwisseling van informatie over beste praktijken (behalve die welke verband houden met crisispreventie en -beheer) en acties die gericht zijn op de bevordering van de toegang tot adviesdiensten en technische bijstand |
Aantal mensen dat alle opleidingsactiviteiten/het volledige programma heeft gevolgd Aantal bedrijven dat gebruikmaakt van adviesdiensten |
||
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen |
|
||
|
Totaal volume van de productie onder volumebeheer (ton) |
||
|
Aantal mensen dat alle opleidingsactiviteiten/het volledige programma heeft gevolgd |
||
|
Geraamde mutatie in het volume van de afgezette productie van producten waarvoor afzetbevorderings-/communicatieactiviteiten hebben plaatsgevonden (ton) |
||
|
Totale waarde van het opgerichte onderlinge fonds (EUR) |
||
|
Totaal areaal herbeplante boomgaarden (ha) |
||
|
Totaal volume uit de markt genomen producten (ton) |
||
|
Totaal areaal groen oogsten en niet oogsten (ha) |
||
|
Totale waarde van het verzekerde risico (EUR) |
||
Milieuacties |
Geraamde mutatie in het jaarlijkse verbruik van minerale meststoffen/hectare, per minerale meststof (N en P2O3) (ton/ha) Geraamde mutatie in het jaarlijkse waterverbruik/hectare (m3/ha) Geraamde mutatie in het jaarlijkse energieverbruik, per energiebron of brandstof (liter/m3/kWh per ton afgezette productie) Geraamde mutatie in het jaarlijkse volume van geproduceerd afval (ton) |
||
Andere acties |
Mutatie in het totale volume van de afgezette productie (ton) Mutatie in de waarde per eenheid van de afgezette productie (EUR/kg) |
||
Noot: De referentiesituatie voor de beoordeling van mutaties is de situatie aan het begin van het programma. |
4. GEMEENSCHAPPELIJKE IMPACTINDICATOREN (LAATSTE TWEE JAAR VAN HET OPERATIONELE PROGRAMMA)
Maatregel |
Brede doelstellingen |
Impactindicatoren (meting) |
|
Acties die gericht zijn op de productieplanning |
Vergroting van het concurrentievermogen Aantrekkelijker maken van het lidmaatschap van producentenorganisaties |
Geraamde mutatie in de totale waarde van de afgezette productie (EUR) Mutatie in het totale aantal groente- en fruitproducenten dat actief lid (8) is van de betrokken producentenorganisatie (PO)/unie van producentenorganisaties (UPO) (aantal) Mutatie in het totale groente- en fruitteeltareaal van de leden van de betrokken PO/UPO (ha) |
|
Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit |
|||
Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet |
|||
Onderzoek en experimentele productie |
|||
Opleidingsacties en uitwisseling van informatie over beste praktijken (behalve die welke verband houden met crisispreventie en -beheer) en/of acties die gericht zijn op de bevordering van de toegang tot adviesdiensten en technische bijstand |
|||
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen |
|||
Milieuacties |
Behoud en bescherming van het milieu: |
|
|
|
Geraamde mutatie in het totale verbruik van minerale meststoffen, per minerale meststof (N en P2O3) (ton) |
||
|
Geraamde mutatie in het totale waterverbruik (m3) |
||
|
Geraamde mutatie in het totale energieverbruik, per energiebron of brandstof (in liter/m3/kWh) |
||
Andere acties |
Vergroting van het concurrentievermogen Aantrekkelijker maken van het lidmaatschap van een producentenorganisatie |
Geraamde mutatie in de totale waarde van de afgezette productie (EUR) Mutatie in het totale aantal groente- en fruitproducenten dat actief lid (8) is van de betrokken PO/UPO (aantal) Mutatie in het totale groente- en fruitteeltareaal van de leden van de betrokken producentenorganisatie/unie van producentenorganisaties (ha) |
|
Noot: De referentiesituatie voor de beoordeling van mutaties is de situatie aan het begin van het programma. |
5. GEMEENSCHAPPELIJKE UITGANGSSITUATIE-INDICATOREN
Noot: |
De uitgangssituatie-indicatoren dienen voor het analyseren van de situatie aan het begin van de programmeringsperiode. Sommige uitgangssituatie-indicatoren zijn slechts relevant voor de individuele operationele programma's op het niveau van de producentenorganisatie (bijv. hoeveelheid van de productie die tegen minder dan 80 % van de door de PO/UPO ontvangen gemiddelde prijs is afgezet). Andere gemeenschappelijke uitgangssituatie-indicatoren zijn tevens relevant voor de nationale strategieën op het niveau van de lidstaten (bijv. de totale waarde van de afgezette productie). |
Normaliter moeten de uitgangssituatie-indicatoren worden berekend als driejaarsgemiddelden. Indien geen gegevens beschikbaar zijn, moeten deze worden berekend aan de hand van gegevens over ten minste één jaar.
Doelstellingen |
Uitgangssituatie-indicatoren met betrekking tot de doelstellingen |
|
Brede doelstellingen |
Indicator |
Definitie (en meting) |
Vergroting van het concurrentievermogen |
Totale waarde van de afgezette productie |
Totale waarde van de afgezette productie van de PO/UPO (EUR) |
Aantrekkelijker maken van het lidmaatschap van de producentenorganisatie |
Aantal groente- en fruitproducenten dat actief lid is van de betrokken PO/UPO |
Aantal groente- en fruitproducenten dat actief lid (9) is van de betrokken PO/UPO |
Totaal groente- en fruitteeltareaal van de leden van de betrokken PO/UPO |
Totaal groente- en fruitteeltareaal van de leden van de PO/UPO (ha) |
|
Specifieke doelstellingen |
|
|
Bevordering van de concentratie van het aanbod |
Totaal volume van de afgezette productie |
Totale volume van de afgezette productie van de PO/UPO (ton) |
Bevordering van de afzet van producten van de leden |
||
Afstemming van de productie op de vraag, wat kwaliteit en hoeveelheden betreft |
Volume van de afgezette productie dat voldoet aan de voorschriften van een specifieke „kwaliteitsregeling” (10), naar voornaamste soorten „kwaliteitsregelingen” (ton) |
|
Verhoging van de commerciële waarde van de producten |
Gemiddelde waarde per eenheid van de afgezette productie |
Totale waarde van de afgezette productie/totaal volume van de afgezette productie (EUR/kg) |
Bevordering van kennis en verbetering van het menselijk potentieel |
Aantal deelnemers aan opleidingsactiviteiten |
Aantal mensen dat de afgelopen drie jaar alle opleidingsactiviteiten/het volledige opleidingsprogramma heeft gevolgd (aantal) |
|
Aantal bedrijven dat gebruikmaakt van adviesdiensten |
Bij een PO/UPO aangesloten bedrijven dat gebruikmaakt van adviesdiensten (aantal) |
Doelstellingen |
Uitgangssituatie-indicatoren met betrekking tot de doelstellingen |
|
Indicator |
Definitie (en meting) |
|
Specifieke milieudoelstellingen |
||
Bodembescherming |
Areaal dat met bodemerosie wordt bedreigd, met vermelding van erosiebestrijdingsmaatregelen |
Groente- en fruitareaal dat met bodemerosie wordt bedreigd (11) en waarvoor erosiebestrijdingsmaatregelen worden uitgevoerd (ha) |
Behoud en verbetering van de waterkwaliteit |
Areaal met verlaagd gebruik/beter beheer van meststoffen |
Groente- en fruitareaal met verlaagd gebruik of beter beheer van meststoffen (ha) |
Duurzaam watergebruik |
Areaal met waterbesparingsmaatregelen |
Fruit- en groenteareaal met waterbesparingsmaatregelen (ha) |
Bescherming van habitat en biodiversiteit en instandhouding van het landschap |
Biologische productie |
Areaal met biologische groente- en/of fruitteelt (ha) |
Geïntegreerde productie |
Areaal met geïntegreerde groente- en/of fruitteelt (ha) |
|
Andere acties op het gebied van de bescherming van habitat en biodiversiteit en de instandhouding van het landschap |
Areaal waarop andere acties op het gebied van de bescherming van habitat en biodiversiteit en de instandhouding van het landschap worden toegepast (ha) |
|
Mitigatie van klimaatverandering |
Kasverwarming — energie-efficiëntie |
Geraamd jaarlijks energieverbruik voor kasverwarming, per energiebron (ton/liter/m3/kWh per ton afgezette productie) |
Beperking van het volume geproduceerd afval |
Hoeveelheid of volume afval |
Ton/liter/m3 |
(1) Elke dag van een afzetbevorderingscampagne geldt als één actie.
(2) Uitdemarktnemingen van één product in verschillende perioden van het jaar en uitdemarktnemingen van verschillende producten gelden als verschillende acties. Elke uitdemarktneming van een bepaald product geldt als één actie.
(3) Groen oogsten en niet oogsten van verschillende producten gelden als verschillende acties. Groen oogsten en niet oogsten van één product geldt als één actie, ongeacht het aantal daardoor in beslag genomen dagen, het aantal deelnemende bedrijven en het aantal betrokken percelen of hectaren.
(4) Acties voor het opzetten van verschillende onderlinge fondsen gelden als verschillende acties.
(5) Met inbegrip van niet-productieve investeringen die verbonden zijn met de in het kader van andere milieuacties aangegane verbintenissen.
(6) Met inbegrip van andere vormen van verwerving van vaste activa die verbonden zijn met de in het kader van andere milieuacties aangegane verbintenissen.
(7) Onder voorschriften inzake „kwaliteit” wordt hier verstaan: een reeks nadere voorschriften voor de productiemethoden: a) waarbij een onafhankelijke controle-instantie controleert of deze worden nageleefd en b) die leiden tot een eindproduct waarvan de kwaliteit: i) duidelijk uitstijgt boven de in de handel gangbare normen voor volksgezondheid, plantengezondheid en milieu en ii) aansluit bij de bestaande en te verwachten afzetmogelijkheden. De voornaamste „kwaliteitsregelingen” zijn onder meer: a) gecertificeerde biologische productie, b) beschermde geografische aanduidingen en beschermde oorsprongsbenamingen, c) gecertificeerde geïntegreerde productie, d) particuliere gecertificeerde kwaliteitsregelingen voor producten.
(8) Actieve leden zijn leden die producten leveren aan de PO/UPO.
(9) Actieve leden zijn leden die producten leveren aan de PO/UPO.
(10) Onder voorschriften inzake „kwaliteit” wordt hier verstaan: een reeks nadere voorschriften voor de productiemethoden: a) waarbij een onafhankelijke controle-instantie controleert of deze worden nageleefd en b) die leiden tot een eindproduct waarvan de kwaliteit: i) duidelijk uitstijgt boven de in de handel gangbare normen voor volksgezondheid, plantengezondheid en milieu en ii) aansluit bij de bestaande en te verwachten afzetmogelijkheden. De voornaamste „kwaliteitsregelingen” zijn: a) gecertificeerde biologische productie, b) beschermde geografische aanduidingen en beschermde oorsprongsbenamingen, c) gecertificeerde geïntegreerde productie, d) particuliere gecertificeerde kwaliteitsregelingen voor producten.
(11) Bedoeld wordt: de bodemerosie die dreigt op schuin aflopende percelen met een helling van meer dan 10 %, ongeacht of erosiebestrijdingsmaatregelen (zoals bodembedekking en vruchtwisseling) zijn getroffen. Lidstaten die over de relevante informatie beschikken, mogen in plaats daarvan de volgende definitie gebruiken: als een met bodemerosie bedreigd perceel wordt beschouwd elk perceel waar het voorspelde bodemverlies groter is dan de natuurlijke bodemvorming, ongeacht of erosiebestrijdingsmaatregelen (zoals bodembedekking en vruchtwisseling) zijn getroffen.
BIJLAGE III
Minimumeisen voor uit de markt genomen producten als bedoeld in artikel 15, lid 2
1. |
Deze producten moeten als volgt zijn:
|
2. |
De producten moeten, rekening houdend met de aard ervan, voldoende ontwikkeld en voldoende rijp zijn. |
3. |
De producten moeten de kenmerken van de variëteit en het handelstype hebben. |
BIJLAGE IV
Vervoerskosten in verband met gratis verstrekking als bedoeld in artikel 16, lid 1
Afstand tussen de plaats van uitdemarktneming en de plaats van levering |
Vervoerskosten (EUR/ton) (1) |
Minder dan of gelijk aan 25 km |
18,20 |
Meer dan 25 km maar minder dan of gelijk aan 200 km |
41,40 |
Meer dan 200 km maar minder dan of gelijk aan 350 km |
54,30 |
Meer dan 350 km maar minder dan of gelijk aan 500 km |
72,60 |
Meer dan 500 km maar minder dan of gelijk aan 750 km |
95,30 |
Meer dan 750 km |
108,30 |
(1) Toeslag voor gekoeld vervoer: 8,50 EUR/t.
BIJLAGE V
Sorteer- en verpakkingskosten als bedoeld in artikel 17, lid 1
Product |
Sorteer- en verpakkingskosten (EUR/ton) |
Appelen |
187,70 |
Peren |
159,60 |
Sinaasappelen |
240,80 |
Clementines |
296,60 |
Perziken |
175,10 |
Nectarines |
205,80 |
Watermeloenen |
167,00 |
Bloemkool |
169,10 |
Andere producten |
201,10 |
BIJLAGE VI
Op de verpakking van producten aan te brengen vermeldingen als bedoeld in artikel 17, lid 2
— |
Продукт, предназначен за безплатна дистрибуция (Регламент за изпълнение (ЕC) 2017/… ) |
— |
Producto destinado a su distribución gratuita [Reglamento de ejecución (UE) 2017/… ] |
— |
Produkt určený k bezplatné distribuci [prováděcí nařízení (EU) 2017/… ] |
— |
Produkt til gratis uddeling (gennemførelsesforordning (EU) 2017/… ) |
— |
Zur kostenlosen Verteilung bestimmtes Erzeugnis (Durchführungsverordnung (EU) 2017/… ) |
— |
Tasuta jagamiseks mõeldud tooted [rakendusmäärus (EL) 2017/… ] |
— |
Προϊόν προοριζόμενο για δωρεάν διανομή [εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) 2017/… ] |
— |
Product for free distribution (Implementing Regulation (EU) 2017/… ) |
— |
Produit destiné à la distribution gratuite [règlement d'exécution (UE) 2017/… ] |
— |
Proizvod za slobodnu distribuciju (Provedbena uredba (EU) 2017/… ) |
— |
Prodotto destinato alla distribuzione gratuita [regolamento di esecuzione (UE) 2017/… ] |
— |
Produkts paredzēts bezmaksas izplatīšanai [Īstenošanas regula (ES) 2017/… ] |
— |
Nemokamai platinamas produktas [Įgyvendinimo reglamentas (ES) 2017/… ] |
— |
Ingyenes szétosztásra szánt termék ((EU) 2017/… végrehajtási rendelet) |
— |
Prodott destinat għad-distribuzzjoni bla ħlas [Regolament ta' implimentazzjoni (UE) 2017/… ] |
— |
Voor gratis verstrekking bestemd product (Uitvoeringsverordening (EU) 2017/… ) |
— |
Produkt przeznaczony do bezpłatnej dystrybucji [Rozporządzenie wykonawcze (UE) 2017/… ] |
— |
Produto destinado a distribuição gratuita [Regulamento de execução (UE) 2017/… ] |
— |
Produs destinat distribuirii gratuite [Regulamentul de punere în aplicare (UE) 2017/… ] |
— |
Výrobok určený na bezplatnú distribúciu [vykonávacie nariadenie (EÚ) 2017/… ] |
— |
Proizvod, namenjen za prosto razdelitev [Izvedbena uredba (EU) 2017/… ] |
— |
Ilmaisjakeluun tarkoitettu tuote (täytäntöönpanoasetus (EU) 2017/… ) |
— |
Produkt för gratisutdelning (genomförandeförordning (EU) 2017/…) |
BIJLAGE VII
Producten en perioden voor de toepassing van aanvullende invoerrechten als bedoeld in artikel 39
Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de producten als louter indicatief beschouwd. Voor de toepassing van deze bijlage wordt de werkingssfeer van de aanvullende rechten bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving product |
Toepassingsperiode |
78.0015 |
0702 00 00 |
Tomaten |
1 oktober t/m 31 mei |
78.0020 |
1 juni t/m 30 september |
||
78.0065 |
0707 00 05 |
Komkommers |
1 mei t/m 31 oktober |
78.0075 |
1 november t/m 30 april |
||
78.0085 |
0709 91 00 |
Artisjokken |
1 november t/m 30 juni |
78.0100 |
0709 93 10 |
Courgettes |
1 januari t/m 31 december |
78.0110 |
0805 10 20 |
Sinaasappelen |
1 december t/m 31 mei |
78.0120 |
0805 20 10 |
Clementines |
1 november t/m eind februari |
78.0130 |
0805 20 30 0805 20 50 0805 20 70 0805 20 90 |
Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten |
1 november t/m eind februari |
78.0155 |
0805 50 10 |
Citroenen |
1 juni t/m 31 december |
78.0160 |
1 januari t/m 31 mei |
||
78.0170 |
0806 10 10 |
Tafeldruiven |
16 juli t/m 16 november |
78.0175 |
0808 10 80 |
Appelen |
1 januari t/m 31 augustus |
78.0180 |
1 september t/m 31 december |
||
78.0220 |
0808 30 90 |
Peren |
1 januari t/m 30 april |
78.0235 |
1 juli t/m 31 december |
||
78.0250 |
0809 10 00 |
Abrikozen |
1 juni t/m 31 juli |
78.0265 |
0809 29 00 |
Kersen, andere dan zure kersen |
16 mei t/m 15 augustus |
78.0270 |
0809 30 |
Perziken, nectarines daaronder begrepen |
16 juni t/m 30 september |
78.0280 |
0809 40 05 |
Pruimen |
16 juni t/m 30 september |