EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CN0355

Zaak C-355/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) op 1 juni 2022 — BV Osteopathie Van Hauwermeiren tegen Belgische Staat

PB C 340 van 5.9.2022, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.9.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 340/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) op 1 juni 2022 — BV Osteopathie Van Hauwermeiren tegen Belgische Staat

(Zaak C-355/22)

(2022/C 340/22)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen Afdeling Gent

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: BV Osteopathie Van Hauwermeiren

Verweerder: Belgische Staat

Prejudiciële vragen

1)

Moet het arrest van het Hof van Justitie van 8 april 1976 in de zaak C-43/75, Defrenne/SABENA (1), aldus worden uitgelegd dat dit arrest aan de nationale rechter de autonome bevoegdheid verleent om — sua sponte en zonder verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU — op basis van een zuiver internrechtelijke bepaling, de gevolgen voor het verleden van een nationale regeling inzake de BTW vrijstelling voor medische en paramedische diensten te handhaven waarvan dezelfde rechter (na dienaangaande voordien in hetzelfde geding 3 verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU te hebben voorgelegd aan uw Hof die uw Hof bij arrest van 27 juni 2019 in zaak C-597/17 (2) heeft beantwoord) vervolgens de strijdigheid met het Unierecht vaststelt van de bestreden bepaling en deze bestreden internrechtelijke bepaling deels vernietigt doch de gevolgen voor het verleden van de met het EU recht strijdige internrechtelijke norm handhaaft en derwijze de aan de BTW onderworpen belastingplichtigen het recht tot terugbetaling van de in strijd met het Unierecht geheven BTW, volledig ontzegt?

2)

Staat het aan de nationale rechter om de gevolgen voor het verleden van een met de BTW richtlijn strijdig bevonden nationale bepaling — autonoom en zonder verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU — te handhaven op basis van een algemene verwijzing naar 'dwingende overwegingen van rechtszekerheid met betrekking tot alle betrokken openbare zowel als particuliere belangen' en een beweerde 'praktische onmogelijkheid om ten onrechte geinde btw alsnog te doen terugvloeien naar de afnemers van de door de belastingplichtige gedane leveringen of verrichte diensten of van hen alsnog betaling te eisen ingeval van onterechte niet-onderwerping, inzonderheid wanneer het een groot aantal niet nader geïdentificeerde personen betreft, dan wel de belastingplichtigen niet beschikken over een boekhoudkundig systeem dat hun toelaat alsnog de betrokken leveringen of diensten en de waarde ervan te identificeren' wanneer aan de belastingplichtigen zelfs niet de mogelijkheid werd geboden om aan te tonen dat een dergelijke 'praktische onmogelijkheid' niet voorligt?


(1)  EU:C:1976:56.

(2)  EU:C:2019:544.


Top