Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CA0391

Gevoegde zaken C-391/16, C-77/17 en C-78/17: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 14 mei 2019 (verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Nejvyšší správní soud en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen — Tsjechië, België) — M/Ministerstvo vnitra (C-391/16), en X (C-77/17), X (C-78/17)/Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (Prejudiciële verwijzing — Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Asielbeleid — Internationale bescherming — Richtlijn 2011/95/EU — Vluchtelingenstatus — Artikel 14, leden 4 tot en met 6 — Weigering van verlening of intrekking van de vluchtelingenstatus wanneer er sprake is van een gevaar voor de veiligheid of de samenleving van de lidstaat van toevlucht — Geldigheid — Artikel 18 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 78, lid 1, VWEU — Artikel 6, lid 3, VEU — Verdrag van Genève)

PB C 255 van 29.7.2019, p. 2–2 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

29.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 14 mei 2019 (verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Nejvyšší správní soud en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen — Tsjechië, België) — M/Ministerstvo vnitra (C-391/16), en X (C-77/17), X (C-78/17)/Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen

(Gevoegde zaken C-391/16, C-77/17 en C-78/17) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Asielbeleid - Internationale bescherming - Richtlijn 2011/95/EU - Vluchtelingenstatus - Artikel 14, leden 4 tot en met 6 - Weigering van verlening of intrekking van de vluchtelingenstatus wanneer er sprake is van een gevaar voor de veiligheid of de samenleving van de lidstaat van toevlucht - Geldigheid - Artikel 18 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 78, lid 1, VWEU - Artikel 6, lid 3, VEU - Verdrag van Genève)

(2019/C 255/02)

Procestalen: Tjechisch en Frans

Verwijzende rechter

Nejvyšší správní soud, Raad voor Vreemdelingenbetwistingen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: M (C-391/16), X (C-77/17), X (C-78/17)

Verwerende partijen: Ministerstvo vnitra (C-391/16), Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (C-77/17 en C-78/17)

Dictum

Uit het onderzoek van artikel 14, leden 4 tot en met 6, van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming, zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die de geldigheid van die bepaling uit het oogpunt van artikel 78, lid 1, VWEU en artikel 18 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie kunnen aantasten.


(1)  PB C 350 van 26.9.2016.

PB C 144 van 8.5.2017.


Top