This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012BP0359
General budget of the European Union for the financial year 2013 - all sections European Parliament resolution of 23 October 2012 on the Council position on the draft general budget of the European Union for the financial year 2013 - all sections (12749/2012 – C7-0233/2012 – 2012/2092(BUD))
Algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 - alle afdelingen Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2012 over het standpunt van de Raad over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 - alle afdelingen (12749/2012 – C7-0233/2012 – 2012/2092(BUD))
Algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 - alle afdelingen Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2012 over het standpunt van de Raad over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 - alle afdelingen (12749/2012 – C7-0233/2012 – 2012/2092(BUD))
PB C 68E van 7.3.2014, pp. 63–76
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
|
7.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 68/63 |
Dinsdag 23 oktober 2012
Algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 - alle afdelingen
P7_TA(2012)0359
Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2012 over het standpunt van de Raad over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 - alle afdelingen (12749/2012 – C7-0233/2012 – 2012/2092(BUD))
2014/C 68 E/09
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, |
|
— |
gezien Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (1), |
|
— |
gezien verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), |
|
— |
gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (3), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 14 maart 2012 over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting 2013 – afdeling III – Commissie (4), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 29 maart 2012 over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2013 (5), |
|
— |
gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, goedgekeurd door de Commissie op 25 april 2012 (COM(2012)0300), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 4 juli 2012 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013 (6), |
|
— |
gezien het besluit van de Europese Raad van 28 juni 2012 tot aanneming van een "Pact voor groei", |
|
— |
gezien het standpunt over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, vastgesteld door de Raad op 24 juli 2012 en meegedeeld aan het Europees Parlement op 14 september 2012 (12749/2012 – C7-0233/2012), |
|
— |
gezien nota van wijzigingen nr. 1/2013 bij het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, door de Commissie ingediend op 19 oktober 2012, |
|
— |
gezien artikel 75 ter van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de overige betrokken commissies (A7-0311/2012), |
|
A. |
overwegende dat in deze resolutie en bij de stemming van het Parlement over de amendementen op de begroting zo veel mogelijk rekening is gehouden met de prioriteiten die geformuleerd zijn in de adviezen van de gespecialiseerde commissies, alsmede met degene die naar voren zijn gekomen tijdens de vergaderingen met de rapporteurs die gespecialiseerd zijn op het gebied van begrotingskwesties; |
Afdeling III
|
1. |
herinnert eraan dat zijn prioriteiten voor de begroting 2013, die in detail zijn opgenomen in zijn bovengenoemde resolutie van 4 juli 2012 inzake het mandaat voor de trialoog, bestaan in ondersteuning van duurzame groei, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, met name voor kmo's en jongeren; wijst er nogmaals op dat de ontwerpbegroting van de Commissie (OB) overeenkomt met de prioriteiten van het Parlement wat de programma's en initiatieven betreft die moeten worden versterkt om de beoogde doelstellingen te halen; |
|
2. |
is zich volledig bewust van de grote moeilijkheden als gevolg van de toestand van de nationale economieën en van het feit dat een verantwoordelijke en realistische lezing nodig is; kan evenwel niet de benadering accepteren dat de EU-begroting tot bron wordt gemaakt van mogelijke besparingen in dezelfde mate en volgens dezelfde logica als de nationale begrotingen, gelet op het aanzienlijke verschil in karakter, doelstellingen en structuur hiervan; benadrukt het feit dat, als de EU-middelen worden verlaagd, dit zeker zal leiden tot een tekort aan investeringen en liquiditeit in de lidstaten, met als gevolg een verergering van de problemen waarmee deze te maken hebben; |
|
3. |
onderstreept het feit dat de EU-begroting moet worden gezien als een complementair instrument voor de ondersteuning van de economieën van de lidstaten, dat ervoor kan zorgen dat initiatieven en investeringen worden geconcentreerd op terreinen die voor groei en de schepping van banen van strategisch belang zijn en dat kan zorgen voor een hefboomeffect in sectoren die de nationale grenzen overschrijden; wijst erop dat deze rol zijn legitimiteit ontleent aan de lidstaten zelf, die samen met het Parlement bevoegd zijn voor de besluiten waarop het merendeel van de EU-wetgeving is gebaseerd; |
|
4. |
onderstreept het feit dat de EU-begroting grote synergie-effecten heeft en hierdoor permanent bijdraagt tot de besparingen; is van mening dat, met voldoende politieke wil van de lidstaten, nog meer besparingen kunnen worden gerealiseerd; |
|
5. |
herinnert eraan dat 2013 het laatste jaar is van het huidige meerjarig financieel kader (MFK), zodat het uiterst belangrijk is om te zorgen voor een evenwicht tussen de tot dusver gedane vastleggingen en de hieruit voortvloeiende betalingen die moeten worden gehonoreerd, aangezien de institutionele geloofwaardigheid van de EU op het spel staat, terwijl er mogelijk ook juridische gevolgen zijn voor de Commissie, als legitieme vorderingen niet worden betaald; |
|
6. |
betreurt daarom het besluit van de Raad om dit jaar opnieuw de gebruikelijke aanpak te volgen van horizontale verlagingen in de OB, waardoor de EU-middelen voor 2013 op artificiële wijze worden verlaagd met in totaal 1 155 miljoen EUR (- 0,8 %) voor de vastleggingskredieten en 5 228 miljoen EUR (- 3,8 %) voor de betalingskredieten ten opzichte van de OB, met als gevolg een uiterst bescheiden verhoging ten opzichte van de begroting 2012, zowel wat de vastleggingskredieten (+ 1,27 % tegen 2 % van de OB) als wat de betalingskredieten (+ 2,79 % tegen 6,8 % van de OB) betreft; |
|
7. |
is verbaasd dat de Raad in deze begrotingsprocedure geen rekening heeft gehouden met de recentste vooruitzichten van de Commissie wat de tenuitvoerlegging van de programma's betreft, die gebaseerd zijn op de ramingen van de lidstaten zelf en waarin enerzijds duidelijk wordt gewezen op het bestaan van gebieden met overbesteding, waar reeds in 2012 verhogingen nodig zijn, en anderzijds wordt gewaarschuwd voor het ernstige risico van betalingstekorten, met name in de rubrieken 1a, 1b en 2; herinnert in verband hiermee aan de brief die voorzitter Barroso aan de 27 lidstaten heeft gericht in juli 2012, waarin hij zijn bezorgdheid uitspreekt over de verlagingen in de OB in het kader van de lezing van de Raad, die het risico doen ontstaan dat onvoldoende middelen ter beschikking worden gesteld om de EU in staat te stellen haar schulden te honoreren; |
|
8. |
onderstreept het feit dat de bestaande procedures voor de beoordeling van de reële behoeften aan betalingskredieten tussen de hiermee belaste overheidsdiensten in de lidstaten en de bevoegde diensten van de Commissie in volstrekte duisternis zijn gehuld; is er sterk van overtuigd dat procedures van dit type negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van het eindresultaat, voor de hoeveelheid informatie die niet alleen de regeringen zelf, maar ook de nationale parlementen en het Europees Parlement bereikt en voor de onderhandelingen tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit; |
|
9. |
merkt op dat de verlagingen van de Raad gespreid zijn over alle rubrieken, maar dat de rubrieken 1a en 1b op het gebied van betalingen bijzonder getroffen worden (respectievelijk - 1,9 miljard EUR en - 1,6 miljard EUR ten opzichte van de OB), terwijl in deze rubrieken de meeste programma's en initiatieven geconcentreerd zijn die dienen voor het halen van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie; waarschuwt dat deze benadering de betaling van eerder gedane vastleggingen en bijgevolg het behalen van resultaten voor de gezamenlijk vastgestelde EU-prioriteiten in gevaar brengt; |
|
10. |
onderstreept het feit dat de verlagingen volstrekt strijdig zijn met de conclusies van de Europese Raad van juni 2012, waar de EU-begroting "een katalysator (…) voor groei en banen in geheel Europa" wordt genoemd en waar is besloten om de middelen, inclusief 55 miljard EUR van de structuurfondsen, te concentreren in maatregelen ter bevordering van de groei; is van mening dat dit besluit, dat is genomen op het hoogste politieke niveau van de EU, moet worden vertaald in een toereikend betalingsniveau voor 2013 voor programma's en acties die de bedoelde prioriteit dienen; |
|
11. |
verwerpt het argument van de Raad dat de verlagingen betrekking hebben op ondergeïmplementeerde of slecht presterende programma's, aangezien ook programma's worden getroffen met een uitstekend uitvoeringspercentage (bijvoorbeeld het programma "Een leven lang leren" en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (Competitiveness and Innovation Framework Programme, CIP) in rubriek 1a en de doelstelling inzake concurrentievermogen en werkgelegenheid in rubriek 1b), terwijl gebieden waar sprake is van onderimplementering, onaangeroerd blijven; wijst erop dat bij criteria als deze niet in het minst rekening wordt gehouden met het meerjarige karakter van het EU-beleid, met name van het cohesiebeleid, dat gekenmerkt wordt door een stijgende lijn van de betalingen naar het einde van het MFK toe; |
|
12. |
wijst erop dat de aanzienlijke verlaging van het niveau van de betalingen ten opzichte van de vastleggingen waartoe de Raad heeft besloten, de RAL aan het einde van het jaar logischerwijze nog verder zal doen oplopen, doordat het verschil tussen vastleggingskredieten en betalingskredieten met 4,1 miljard EUR zal toenemen, met name gelet op het feit dat het grootste deel van de RAL betrekking heeft op het cohesiebeleid (65,6 %) en op O&O (10,5 %), de twee gebieden die het meest door de verlagingen worden getroffen; |
|
13. |
betwijfelt op basis van de gegevens die door de Commissie zijn gepresenteerd tijdens de interinstitutionele vergadering over betalingskredieten van 26 september 2012, dat de in de OB voorgestelde verhoging van de betalingskredieten met 6,8 % zal volstaan om de vorderingen te betalen waarop de lidstaten in het kader van de diverse rubrieken, met name de rubrieken 1a en 1b, wachten, zonder gewijzigde begroting voor de betalingsbehoeften in 2012; zal daarom elk poging verwerpen om het niveau van de betalingskredieten te verlagen ten opzichte van het bedrag dat is voorgesteld in de OB; |
|
14. |
beschouwt de door de Raad in zijn lezing voorgestelde verklaring over betalingen door de ervaring van de laatste jaren geen voldoende garantie dat een toereikend niveau van betalingen uiteindelijk voor alle rubrieken ter beschikking zal worden gesteld; kiest er bijgevolg algemeen voor om de door Raad verlaagde bedragen voor betalingen in alle rubrieken te herstellen op het niveau van de OB en om binnen elke rubriek, met name rubriek 1a en 4, de betalingskredieten te verhogen ten opzichte van de OB voor een aantal geselecteerde lijnen die een hoog uitvoeringsniveau vertonen, om te voorzien in de reële behoeften voor de programma's in kwestie, die door de Commissie zijn geïdentificeerd; |
|
15. |
verleent zijn delegatie voor het overleg over de begroting 2013 een mandaat met de opdracht om noch voor gewijzigde begroting nr. 6/2012, noch voor de begroting 2013 een niveau van de betalingskredieten te aanvaarden waarmee niet volledig kan worden voorzien in de betalingsbehoeften voor 2012 en 2013 die door de Commissie zijn geraamd; |
|
16. |
verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de ramingen die zij toezenden aan de Commissie, op basis waarvan de Commissie haar voorstel inzake de betalingen baseert, in elke lidstaat op het passende politieke niveau zijn gecontroleerd en bevestigd; |
|
17. |
betreurt het feit dat de Raad voor de vastleggingskredieten aanzienlijk (alles samen met 2,15 miljard EUR) is afgeweken van de cijfers van de financiële programmering, die het resultaat zijn van een gezamenlijk besluit met het Parlement aan het begin van de programmeringsperiode, alsmede het feit dat de Raad niet in het minst rekening heeft gehouden met de prioriteiten van het Parlement, die dit in zijn mandaat voor de trialoog had geformuleerd; herinnert eraan dat de lezing van het Parlement daarentegen gebaseerd is op en coherent is met benchmarks die op dit mandaat gebaseerd zijn; |
|
18. |
onderstreept het feit dat de oplossing voor de crisis meer Europa moet zijn en niet minder, om ervoor te zorgen dat er weer wordt geïnvesteerd, om de schepping van banen te stimuleren en om te helpen het vertrouwen in de economie weer op te bouwen; heeft al kritiek geformuleerd op de bevriezing van de vastleggingskredieten in de door de Commissie goedgekeurde OB, met name in zijn bovengenoemde resolutie van 4 juli 2012 over het mandaat voor de trialoog, en kan dus niet het besluit van de Raad aanvaarden om deze kredieten nog te verlagen, tot 1,27 % ten opzichte van de begroting 2012; herinnert eraan dat de vastleggingen de politieke prioriteiten van de EU weerspiegelen en dat zij moeten worden vastgesteld met in het achterhoofd het perspectief van de lange termijn, waar de economische neergang voorbij kan zijn; is voornemens de vastleggingskredieten te verhogen ten opzichte van de OB voor een klein aantal geselecteerde begrotingslijnen die rechtstreeks verband houden met het behalen van resultaten voor de prioriteiten van Europa 2020 en die overeenkomen met de traditionele prioriteiten van het Parlement; |
|
19. |
stelt daarom het totale bedrag van de kredieten voor 2013 vast op 151 151,84 miljoen EUR en 137 898,15 miljoen EUR, respectievelijk voor de vastleggingskredieten en voor de betalingskredieten; |
Rubriek 1a
|
20. |
betreurt het feit dat, hoewel rubriek 1a van essentieel belang is voor de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen, zo goed als alle verlagingen van de Raad in rubriek 1 zich in deze rubriek situeren (- 2,9 % ten opzichte van de OB) en deze rubriek het zwaarst getroffen wordt door de verlagingen van de betalingskredieten (- 1,9 miljard EUR of - 14 % ten opzichte van de OB); besluit zo goed als alle verlagingen van de Raad te annuleren en de vastleggings- en betalingskredieten slechts te verhogen tot boven het niveau van de OB op een aantal geselecteerde lijnen die rechtstreeks verband houden met het halen van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en gekenmerkt worden door een hoog uitvoeringspercentage en een grote absorptiecapaciteit; |
|
21. |
betreurt ten zeerste het feit dat de Raad, in plaats van de kredieten voor het zevende kaderprogramma (FP7) en het CIP te verhogen, heeft besloten de bedragen voor de desbetreffende begrotingslijnen in het Commissievoorstel te verlagen, hetgeen duidelijk strijdig is met het recente besluit van de Europese Raad om een "Pact voor groei" te creëren, met name ter ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling, innovatie en werkgelegenheid; onderstreept het feit dat deze programma's bijzonder goed presteren en dat de Commissie voor deze programma's in 2012 een versnelde implementatie verwacht ten opzichte van vorig jaar; |
|
22. |
beschouwt het CIP als een van de belangrijkste maatregelen voor het realiseren van de doelstellingen van Europa 2020 en een essentieel instrument om de toegang tot financiering te faciliteren, met name voor innoverende kmo's; besluit daarom de vastleggings- en de betalingskredieten te verhogen voor het CIP-programma voor ondernemerschap en innovatie en het CIP-programma "Intelligente energie - Europa", alsmede, rekening houdend met de toenemende vraag van kmo's, om zowel de vastleggingskredieten als de betalingskredieten voor de financiële instrumenten in het kader van dit programma op te trekken; |
|
23. |
neemt kennis van het Commissievoorstel om de extra kosten voor ITER te dekken via prestatiebesparingen die vooral afkomstig zijn van gemeenschappelijke ondernemingen en de administratieve uitgaven voor FP7; herinnert eraan dat door de EU gefinancierd onderzoek een meerwaarde heeft en een cruciale rol speelt voor het halen van de doelstellingen op het gebied van groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid die in de Europa 2020-strategie zijn vastgesteld; besluit daarom overeenkomstig de interinstitutionele verklaring van december 2011 de bedoelde verlagingen gedeeltelijk te compenseren door de vastleggingen vast te stellen op een hoger niveau dan in de OB voor een aantal geselecteerde operationele FP7-lijnen die rechtstreeks dienend zijn voor de Europa 2020-strategie en die gekenmerkt worden door een uitstekende uitvoeringsgraad en een hoge opslorpingscapaciteit; stelt voor deze gedeeltelijke compensatie te financieren boven het beschikbare maximum door een beroep te doen op het flexibiliteitsinstrument voor een bedrag van 50 miljoen EUR; |
|
24. |
onderstreept het feit dat de programma's "Een leven lang leren" en Erasmus Mundus een aanzienlijke meerwaarde hebben en ondanks bescheiden financiële middelen een groot rendement halen wat effectieve uitvoering en positieve beeldvorming over de Unie bij de burgers betreft; besluit overeenkomstig het standpunt dat het in de vorige begrotingsprocedures heeft ingenomen, de bedragen voor de genoemde programma's, zowel wat de vastleggingskredieten als wat de betalingskredieten betreft, te verhogen tot boven de bedragen in de OB, gelet op de hoge opslorpingscapaciteit van de programma's; |
|
25. |
betreurt het feit dat de Raad de betalingskredieten voor de financiële steun aan projecten van gemeenschappelijk belang van het trans-Europese vervoersnetwerk verlaagt (- 23 miljoen EUR ten opzichte van de OB); benadrukt het feit dat dit programma, via investeringen in infrastructuur met een hoge Europese meerwaarde, van essentieel belang is ter versterking van het concurrentievermogen van de EU als geheel en rechtstreeks bijdraagt tot groei en werkgelegenheid; onderstreept het feit dat het programma goed presteert wat de uitvoeringsgraad betreft en dat 2013 van cruciaal belang is, omdat in dit jaar de inwerkingtreding moet worden voorbereid van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen; besluit daarom de vastleggings- en de betalingskredieten te handhaven op het niveau van de OB; |
|
26. |
besluit de betalingskredieten voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) te herstellen op het niveau van de OB; benadrukt het feit dat door de betalingskredieten te herstellen, wordt voorkomen dat overschrijvingen nodig zijn van andere begrotingsjaar en dat het opgevoerde bedrag overeenkomt met het minimum dat door het EFG wordt besteed in de eerste paar maanden van het jaar; |
Rubriek 1b
|
27. |
betreurt ten zeerste het feit dat de betalingskredieten door de Raad aanzienlijk verlaagd zijn (- 1,6 miljard EUR of - 3,3 % ten opzichte van de OB) voor de doelstelling Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid (- 12,9 %), de doelstelling Europese territoriale samenwerking (- 18,7 %) en het Cohesiefonds (- 4,7 %), omdat deze verlagingen, als zij worden goedgekeurd, zeker de correcte uitvoering zullen belemmeren van projecten tijdens het laatste jaar van de programmeringsperiode, met dramatische gevolgen, met name voor de lidstaten die al met sociale, economische en financiële beperkingen te maken hebben; merkt op dat de RAL hierdoor aanzienlijk toeneemt, terwijl de Convergentiedoelstelling zo goed als onaangeroerd is gelaten; |
|
28. |
herinnert eraan dat het hoge niveau van de betalingskredieten voor deze rubriek in de OB (+ 8,1 %) het resultaat is van vastleggingen die in het verleden zijn gedaan en die, als gevolg van de natuurlijke levenscyclus van de structuurfondsen, aan het einde van de programmeringsperiode moeten worden gehonoreerd; benadrukt het feit dat een meer realistische aanpak door de Raad van de feitelijke betalingsbehoeften in het kader van deze rubriek in de recente EU-begrotingsprocedures een veel lager verhogingspercentage van de betalingen mogelijk zou hebben gemaakt; |
|
29. |
herinnert aan de scepsis die het formuleert in zijn mandaat voor de trialoog met betrekking tot de vraag of het in de OB voorgestelde niveau van de betalingen zal volstaan om alle verwachte vorderingen te betalen, zonder dat dit jaar een gewijzigde begroting wordt aangenomen; onderstreept het feit dat het Commissievoorstel zelf is gebaseerd op de veronderstelling dat in alle betalingsbehoeften van de vorige jaren tot 2012 is voorzien; |
|
30. |
verwerpt de door de Raad aangebrachte verlagingen in rubriek 1b, die zouden leiden tot een veel ernstiger tekort aan betalingen dan al wordt verwacht en die de terugbetaling zouden belemmeren van reeds uitgegeven middelen aan de begunstigde lidstaten en regio's, met ernstige gevolgen, met name voor de lidstaten die al met sociale, economische en financiële beperkingen te maken hebben; wijst er nogmaals op dat twee derde van de momenteel uitstaande vastleggingen zich situeert in deze rubriek en dat een verlaging van het niveau van de betalingen voor 2013 ook zou leiden tot een grote stijging van het niveau van de RAL tegen het einde van volgend jaar; verzoekt de Commissie daarom een analyse voor te leggen van de situatie van de RAL en een degelijke strategie om het niveau van de RAL terug te dringen; verzoekt de Commissie om het Parlement maandelijks informatie te verstrekken over de verdeling per lidstaat en per fonds van de aanvragen tot terugbetaling die worden toegezonden; |
|
31. |
beschouwt de verklaring van de Raad dat de Commissie zal worden verzocht een ontwerp van gewijzigde begroting in te dienen, als de betalingskredieten in rubriek 1b ontoereikend zijn, niet als voldoende garantie dat in 2013 een adequaat niveau van betalingskredieten ter beschikking zal worden gesteld, gezien het feit dat de Raad de laatste twee jaar al soortgelijke beloften heeft gedaan, zonder ze na te komen; verzoekt het voorzitterschap van de Raad een publieke verklaring af te leggen om het verschil uit te leggen tussen de betalingskredieten in de lezing van de Raad en de reële behoeften van de lidstaten, die deze in hun ramingen hebben gepresenteerd; |
|
32. |
besluit daarom de OB te herstellen, zowel wat de vastleggingskredieten als wat de betalingskredieten betreft, voor alle begrotingslijnen in deze rubriek waarvan de bedragen door de Raad zijn verlaagd en de vastleggingskredieten en de betalingskredieten te verhogen tot boven het niveau van de OB voor de technische bijstand voor de strategie voor de Oostzeeregio; |
|
33. |
dringt er bij de Raad op aan akkoord te gaan met het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2012, dat door de Commissie is ingediend om het tekort aan betalingskredieten dit jaar te compenseren en te voorkomen dat de uitvoering van lopende projecten aan het einde van de programmeringsperiode wordt geblokkeerd; verleent zijn delegatie in het kader van de onderhandelingen met de Raad het mandaat, om, als de Raad niet bereid is het OGB volledig goed te keuren, de betalingskredieten eventueel te verhogen met het door de Raad verworpen bedrag en de verhoging verhoudingsgewijs te verdelen over alle operationele lijnen van rubriek 1b; |
Rubriek 2
|
34. |
is van mening dat de ramingen van de begrotingsbehoeften door de Commissie realistischer zijn dan de cijfers in de voorspellingen van de Raad, met name gelet op de komende betalingen; herstelt daarom de door de Raad verlaagde bedragen in deze rubriek op een niveau van 60 307,51 miljoen EUR, oftewel 0,6 % boven de begroting 2012; |
|
35. |
wijst erop dat de huidige ramingen aangepast zullen worden aan een preciezere evaluatie van de reële behoeften in de traditionele nota van wijzigingen inzake landbouw die in oktober 2012 ingediend zal worden; vestigt de aandacht op het definitieve niveau van de bestemmingsontvangsten die in 2013 beschikbaar moeten zijn (conformiteitcorrecties, onregelmatigheden en melkheffing), dat uiteindelijk bepalend zal zijn voor de omvang van de nieuwe kredieten die in de begroting 2013 opgevoerd worden; schat dat de huidige marge van 981,5 miljoen EUR voldoende moet zijn om de behoeften in deze rubriek te dekken, mits zich geen onvoorziene omstandigheden voordoen; |
|
36. |
verzoekt de Commissie meer inspanningen te verrichten om binnen deze rubriek duidelijke prioriteiten vast te stellen ten gunste van duurzame landbouwsystemen die de biodiversiteit in stand houden, de watervoorraden en de bodemvruchtbaarheid beschermen, het welzijn van dieren eerbiedigen en de werkgelegenheid ondersteunen; |
|
37. |
verwerpt de verhoging op de zogeheten lijn voor negatieve uitgaven (goedkeuring van de rekeningen), omdat het bedrag in kwestie kunstmatig hoog voorkomt in vergelijking met de kredieten van rubriek 2, en herstelt gedeeltelijk het bedrag van het Commissievoorstel, dat realistischer lijkt; |
|
38. |
bevestigt zijn bereidheid op te treden om crises in de fruit- en groentesector te voorkomen en te remediëren en steunt daarom een adequaat niveau van de kredieten voor voorlopig erkende producentengroeperingen; bepleit een toereikende verhoging van de bijdrage van de Unie aan het crisisfonds in het kader van de operationele middelen voor producentengroeperingen; |
|
39. |
verhoogt de steun voor het schoolmelkprogramma en continueert de steun voor het schoolfruitprogramma; |
|
40. |
handhaaft de begrotingstoewijzing voor het voedselverdelingsprogramma voor de meest misdeelden in de EU ter ondersteuning van 18 miljoen mensen in de Unie die met slechte voeding of ondervoeding kampen; is tevreden met de door de Commissie geleverde inspanning om een politieke en juridische oplossing te vinden om het programma voort te zetten in 2013; hoop dat een oplossing zal worden gevonden waardoor het programma in de volgende MFK-periode kan worden voortgezet; |
|
41. |
steunt een drastische verlaging, in sommige gevallen tot nul, van sommige begrotingslijnen inzake terugbetalingen, omdat dit instrument politiek omstreden is en er voor sommige producten niet in dezelfde mate gebruik van is gemaakt als in begrotingsjaar 2012; merkt op dat sommige lijnen inzake terugbetalingen zijn aangemerkt als negatieve prioriteiten; weegt zorgvuldig af in hoeverre de bedragen op de lijnen in kwestie moeten worden verlaagd, om het instrument indien nodig in het kader van de huidige verordening inzake terugbetalingen te kunnen gebruiken; |
|
42. |
continueert de steun, op een passend niveau, voor het programma LIFE+, dat uitsluitend prioriteit verleent aan projecten op het gebied van milieu en klimaat, ter ondersteuning van de ontwikkeling van een duurzame en hulpbronnenefficiëntere economie en van de bescherming, het behoud en het herstel van ecosystemen; herinnert er andermaal aan dat milieuproblemen en oplossingen daarvoor niet aan nationale grenzen gebonden zijn en een aanpak op EU-niveau dus vanzelf spreekt; vraagt de lidstaten in dit verband hun tenuitvoerlegging van de EU-milieuwetgeving aanzienlijk te verbeteren; |
|
43. |
benadrukt dat het gemeenschappelijk visserijbeleid voor de EU een politieke prioriteit van cruciaal belang blijft en handhaaft de financiering ervan op de niveaus van de OB, met het oog op de komende hervorming van dat beleid; is van mening dat de financiering van het geïntegreerde maritieme beleid niet ten koste mag gaan van de financiering van andere visserijmaatregelen en -programma's in rubriek 2; onderstreept dat een doeltreffend visserijbeheer van cruciaal belang is om de visbestanden te handhaven en overbevissing te voorkomen; |
Rubriek 3a
|
44. |
merkt op de verlaging van de middelen die de Raad ten opzichte van de OB 2013 voorstelt, in totaal 15 miljoen EUR bedraagt wat de vastleggingskredieten en 51 miljoen EUR wat de betalingskredieten betreft; merkt op dat deze verlagingen overeenkomen met - 1,07 % ten opzichte van de OB en - 15,5 % ten opzichte van de oorspronkelijke financiële programmering van de Commissie; |
|
45. |
verwerpt de verlaging van de betalingskredieten door de Raad op de volgende terreinen: het Europees Terugkeerfonds (- 18 miljoen EUR), het Europees Vluchtelingenfonds (- 1,8 miljoen EUR), het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen (- 3,2 miljoen EUR) en Grondrechten en burgerschap (- 1 miljoen EUR); besluit bijgevolg de bedragen op de desbetreffende lijnen te herstellen op het niveau van de OB; |
|
46. |
verwerpt het eenzijdige besluit van de Raad om de rechtsgrond van het voorstel betreffende het Schengenevaluatiemechanisme te veranderen van de gewone wetgevingsprocedure in artikel 70 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; steunt het besluit van de Conferentie van voorzitters om de samenwerking met de Raad met betrekking tot de begroting 2013 te blokkeren wat interne veiligheid betreft; steunt bijgevolg het standpunt van zijn Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken om de bedragen van een aantal begrotingslijnen in titel 18 die betrekking hebben op interne veiligheid, in de reserve te plaatsen (zowel wat de vastleggingskredieten als wat de betalingskredieten betreft) tot een bevredigend resultaat over het pakket Schengengovernance is bereikt; is van mening dat deze reserve niet mag gelden voor de agentschappen die in rubriek 3a vallen, om de werkzaamheden hiervan niet in gevaar te brengen; |
|
47. |
benadrukt het feit dat het programma ter voorkoming en bestrijding van alle vormen van geweld (Daphne) een belangrijke rol speelt voor de uitbanning van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen in de EU, met name in de huidige crisiscontext; merkt op dat het programma meetbare resultaten oplevert en dat het impact heeft, via beleidswijzigingen in de lidstaten; verhoogt de betalingskredieten ervoor daarom tot boven het niveau van de OB; |
Rubriek 3b
|
48. |
betreurt het feit dat de Raad ondanks de verlagingen die al in de OB zijn voorgesteld, de kredieten voor rubriek 3b verder reduceert, zowel wat de vastleggingskredieten als wat de betalingskredieten betreft, met ongeveer 9,5 miljoen EUR; annuleert bij wijze van algemene benadering alle verlagingen van de Raad, om een behoorlijke uitvoering van de lopende programma's en acties in deze rubriek te garanderen; |
|
49. |
herhaalt dat bevordering van een gevoel van actief burgerschap, solidariteit en tolerantie onder jonge Europeanen van essentieel belang is om ervoor te zorgen dat Europa de talenten van de best opgeleide generatie ooit, kan benutten; benadrukt het feit dat cultuuroverschrijdende communicatie en EU-burgerschap bij de volgende generatie moeten worden aangemoedigd; heeft daarom besloten de financiering van het programma Jeugd in actie te verhogen ten opzichte van de OB, met name gelet op het feit dat het programma al jaren goed wordt uitgevoerd; |
|
50. |
is van mening dat voor de informatiecampagne voor het Europees Jaar van de burger 2013 en de hiermee gepaard gaande communicatieactiviteiten passende kredieten nodig zijn, om de burgers naar behoren bij het Europese project te betrekken en de dialoog over EU-kwesties te bevorderen; betreurt het feit dat de begroting die wordt voorgesteld door de Commissie, de kleinste is die ooit aan een Europees jaar is toegewezen en besluit de kredieten voor de overeenkomstige begrotingslijn in kwestie te verhogen; |
|
51. |
steunt de voortzetting van de geslaagde voorbereidende actie Europese sportpartnerschappen, gezien de nieuwe bevoegdheden die de Unie met het Verdrag van Lissabon toegewezen heeft gekregen op het gebied van sport, met focus in het bijzonder op sport voor iedereen en massasport, de bevordering van billijkheid in sportcompetities door de bestrijding van de manipulatie van wedstrijdresultaten en de bescherming van de fysieke en morele integriteit van sporters; |
Rubriek 4
|
52. |
wijst erop dat de verlaging van de betalingskredieten door de Raad in rubriek 4 (- 1 miljard EUR of - 14,1 % ten opzichte van de OB) overeenkomt met ongeveer 20 % van de totale verlaging in alle rubrieken samen; is van mening dat deze drastische verlaging de Unie zou beletten haar engagementen op het wereldtoneel na te komen; merkt op dat het bedrag in het voorstel van de Commissie maar iets hoger was dan dat van de begroting 2012 en dat dit al een aanzienlijke verlaging inhield ten opzichte van de financiële programmering; besluit zowel de vastleggingskredieten als de betalingskredieten in de meeste begrotingslijnen te herstellen op het niveau van de OB; |
|
53. |
is evenwel van mening dat de verlaging ten opzichte van de OB in sommige begrotingslijnen kan worden aanvaard, bijvoorbeeld de kredieten voor macrofinanciële bijstand, lidmaatschap van internationale organisaties op het gebied van belastingen en douane en samenwerking met Groenland; |
|
54. |
stelt een kleine verhoging voor van het bedrag van de vastleggings- en de betalingskredieten ten opzichte van het niveau van de OB voor begrotingslijnen op de gebieden van de geografische instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking, alsmede voor verkiezingswaarnemingsmissies en het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria; onderstreept het feit dat zo moet voorkomen dat de EU nog verder uit de koers geraakt met betrekking tot haar krachtige engagement op het gebied van de financiering van ontwikkelingssamenwerking; |
|
55. |
wijst erop dat, conform de door de Commissie en het UNRWA ondertekende verklaring inzake EU-steun aan het UNRWA (2011-2013), de jaarlijkse bijdrage van de EU gebaseerd is op het bedrag dat aan Palestina is toegewezen in 2011 (300 miljoen EUR) en dat een verlaging van dit referentiebedrag een domino-effect zal hebben op de toewijzing voor het UNRWA; is van mening dat een verhoging van de kredieten voor Palestina en het UNRWA van cruciaal belang is om ervoor te zorgen dat het UNRWA de nodige middelen krijgt om de essentiële diensten te verlenen waartoe het van de Algemene Vergadering van de VN opdracht heeft gekregen en om de veiligheid en de bestaansmiddelen van de vluchtelingen te garanderen, gezien de instabiliteit in de regio; |
|
56. |
acht ook een verhoging nodig van de kredieten voor de ondersteuning van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap, om ervoor te zorgen dat de financiële steun van de EU voor de werkzaamheden van de Commissie voor vermiste personen in Cyprus en de Technische Commissie voor cultureel erfgoed wordt voortgezet; |
|
57. |
voegt afzonderlijke begrotingslijnen in voor alle GBVB-missies en de speciale vertegenwoordigers van de EU in de verschillende geografische gebieden, overeenkomstig het voorstel in het kader van de hervorming van het Financieel Reglement, om te zorgen voor een transparanter en vollediger overzicht van de missies die in het kader van dit beleid worden uitgevoerd; |
Rubriek 5
|
58. |
neemt kennis van het standpunt van de Raad waarbij deze de bedragen in het Commissievoorstel voor rubriek 5 – alle afdelingen verlaagt met in totaal 146 miljoen EUR, ondanks de in de ramingen van de instellingen en in de OB weerspiegelde inspanningen voor een begrotingsconsolidatie wat de administratieve uitgaven betreft, in een tijd van economische en budgettaire beperkingen; |
|
59. |
benadrukt met name het feit dat de meeste instellingen, inclusief het Parlement en de Commissie, hun engagement zijn nagekomen en zelfs hebben overschreden om de stijging van hun administratieve begroting te beperken tot een percentage dat lager is dan het verwachte inflatiepercentage; is tevreden met deze inspanningen en stelt de kredieten van rubriek 5 vast op een totaalbedrag van 8 506,87 miljoen EUR, waarvan 4 967,37 miljoen EUR voor de Commissie; |
|
60. |
neemt terdege kennis van het feit dat de verlagingen van de Raad het gevolg zijn van de niet-opneming in de begroting van de salarisaanpassing voor 2011 met 1,7 %, de verhoging van de forfaitaire verlaging voor diverse instellingen en diensten en andere specifieke verlagingen voor bepaalde onderdelen van de administratieve uitgaven, maar beschouwt deze verlagingen als ongegrond en louter gericht op een artificiële bevriezing van de nominale administratieve uitgaven, ondanks de statutaire en contractuele verplichtingen en de nieuwe bevoegdheden en taken van de EU; |
|
61. |
is met name van mening dat de verhoging van de forfaitaire verlagingen, die bedoeld is om het aantal onbetaalde posten binnen de instellingen op te trekken, wijst op een conservatieve aanpak, die rechtstreekse gevolgen zal hebben voor de mogelijkheid de invullingsgraad te verbeteren van de personeelsformaties die tegelijk door de begrotingsautoriteit worden goedgekeurd; benadrukt het feit dat deze aanpak des te schadelijker is in een context van inkrimpende personeelsformaties, met als gevolg een mechanische verbetering van de invullingsgraad, en dat de financiering van de posten in kwestie niet mag worden beschouwd als aanpassingsvariabele voor de realisatie van een nominale bevriezing van het administratieve budget of welke andere vooraf vastgestelde doelstelling ook; |
|
62. |
besluit voor alle instellingen behalve de Raad, alsmede voor de Europese scholen, de bedragen voor de begroting 2013 die overeenkomen met de salarisaanpassing voor 2011 met 1,7 % in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie te herstellen en in de reserve te plaatsen (in het geval van het Hof van Justitie, aan de reserve toe te voegen); onderstreept het feit dat dit behoorlijke budgettering is, gezien de waarschijnlijkheid van een uitspraak waarbij de Commissie in het gelijk wordt gesteld, en waarschuwt de Raad dat de begrotingsautoriteit in dit geval ook rekening zal moeten houden met het feit dat de uitspraak terugwerkende kracht heeft voor de jaren 2011 en 2012, inclusief vertragingsrente; |
|
63. |
annuleert ook de andere verlagingen door de Raad voor specifieke onderdelen van de administratieve uitgaven, met name, wat de Commissie betreft, van de bedragen voor ICT-apparatuur en -diensten en een aantal bureaus; |
|
64. |
neemt kennis van het feit dat de Raad het voorstel heeft geaccepteerd om het aantal personeelsleden in de personeelsformatie van de Commissie te verlagen met 1 %, met name in de sectoren administratieve ondersteuning, begrotingsbeheer en fraudebestrijding; |
|
65. |
herstelt of behoudt de posten die de Commissie en deels de andere instellingen vragen, volgens een aanpak per geval, maar vraagt tegelijk dat een grondige effectbeoordeling wordt uitgevoerd van de geplande personeelsinkrimpingen tegen 2018, waarbij met name ten volle rekening wordt gehouden met de wettelijke verplichtingen van de Unie en met de nieuwe bevoegdheden en de uitgebreide taken van de instellingen als gevolg van de verdragen; |
|
66. |
is tevreden met de informatie in de OB over de sectoren waar de hoeveelheid personeel is opgetrokken, bijvoorbeeld Europese economische governance, de gemeenschappelijke markt en veiligheid en justitie, maar merkt bezorgd op dat de hoeveelheid personeel in de Commissie is verlaagd in een aantal andere directoraten-generaal als Ondernemingen en industrie, Mededinging, Mobiliteit en vervoer, Onderzoek en innovatie en Eurostat, hoewel deze een aanzienlijke bijdrage leveren tot het halen van de EU-prioriteiten; is ook bezorgd over de negatieve impact die een verlaging van het aantal posten in de sectoren administratieve ondersteuning, begrotingsbeheer en fraudebestrijding kan hebben op de vlotte, regelmatige en effectieve uitvoering van de EU-acties en programma's, met name nu de EU steeds meer bevoegdheden krijgt en een nieuwe lidstaat tot de Unie toetreedt; |
|
67. |
verzoekt de Commissie daarom in haar jaarverslag met een evaluatie van het personeel een gecombineerde beoordeling op te nemen per directoraat-generaal en dienst, met name rekening houdend met de omvang en de werkbelasting hiervan, en per soort van post, volgens de presentatie in het genoemde verslag (beleid, programmabeheer, administratieve ondersteuning, begrotingsbeheer en fraudebestrijding, taaldiensten enz.); |
|
68. |
betreurt de verlaging door de Raad van de bedragen op de lijnen voor administratieve ondersteuning en ondersteuning van onderzoek, inclusief uitvoerende agentschappen, met in totaal 6,6 % voor de vastleggingskredieten en de betalingskredieten (- 71,8 miljoen EUR) ten opzichte van de OB, waarbij de grootste bezuinigingen betrekking hebben op rubriek 1b (- 23,7 %) en rubriek 4 (- 13,2 %); onderstreept het feit dat dit zou leiden tot een verlaging met 5,5 % ten opzichte van de overeenkomstige kredieten voor 2012, ondanks de bezuinigingen die al werden voorgesteld in de OB, en bijgevolg waarschijnlijk een effect zullen hebben op het vlotte karakter en de kwaliteit van de budgettaire uitvoering van de meerjarenprogramma's waaraan de kredieten in kwestie zijn toegewezen; benadrukt voorts het feit dat de verlaging van de administratieve lijnen van een bepaald programma zonder dat de operationele uitgaven worden verhoogd, leidt tot een verandering in het gehele via medebeslissing vastgestelde budget voor dat programma; besluit daarom de bedragen van de OB voor de lijnen in kwestie te herstellen; |
|
69. |
stelt voor sommige begrotingslijnen ook een aantal reserves in, met het oog op de verkrijging van specifieke informatie; |
Agentschappen
|
70. |
keurt de Commissieramingen van de behoeften van de agentschappen op het gebied van begroting en personeel in het algemeen goed en merkt op dat de Commissie de oorspronkelijk door de agentschappen gevraagde bedragen al aanzienlijk had verlaagd en dat zij hierop ook de personeelsinkrimping met 1 % waarin in de OB is voorzien, had toegepast; |
|
71. |
is daarom van mening dat de bijkomende verlagingen die de Raad voorstelt, de behoorlijke werking van de agentschappen in gevaar zou brengen en hun zou beletten de taken uit te voeren die hun door de wetgevingsautoriteit zijn opgelegd; verwerpt de door de Raad gevolgde horizontale aanpak bij de verlaging van de kredieten voor de agentschappen, waarvan de behoeften moeten worden beoordeeld per geval; verzoekt tegelijk de Commissie om voor de volgende MFK-periode voor de agentschappen gebieden te identificeren waar sprake kan zijn van dubbel werk of een mindere meerwaarde, om de werking van de agentschappen te stroomlijnen; |
|
72. |
besluit de kredieten in de begroting 2013 te verhogen voor de drie agentschappen voor financieel toezicht; is van mening dat deze kredieten het feit moeten weerspiegelen dat de nodige taken moeten worden uitgevoerd, nu meer verordeningen, besluiten en richtlijnen worden goedgekeurd voor de overwinning van de huidige financiële en economische crisis, die sterk verband houdt met de stabiliteit van de financiële sector; |
|
73. |
kan het niet eens zijn met de verlaging door de Raad van de bedragen voor de onder rubriek 3a vallende agentschappen, een verlaging met 2,8 miljoen EUR, zowel wat de vastleggingskredieten als wat de betalingskredieten betreft, aangezien de agentschappen goed zijn voor 18 % van de totale kredieten in rubriek 3a en de verlaging door de Raad een disproportioneel effect op deze rubriek zou hebben; is daarom van plan de bedragen van de OB, die zich op evenwichtsniveau situeren, te herstellen; |
|
74. |
is zich ervan bewust dat bepaalde agentschappen (bijvoorbeeld Europol, het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators) in 2013 extra taken moeten uitvoeren die misschien niet in de voor 2013 toegewezen begroting of personeelsformatie zijn weerspiegeld; verzoekt de Commissie indien nodig tijdig een gewijzigde begroting voor het agentschap in kwestie in te dienen; verlangt voorts van de Commissie dat zij een nieuw financieel memorandum indient, wanneer een wetgevingsprocedure tot uitbreiding van het mandaat van een agentschap door het Parlement en de Raad is voltooid; is zich ervan bewust dat deze uitbreiding extra middelen nodig kan maken, waarover de begrotingsautoriteit overeenstemming moet bereiken; |
Proefprojecten (PP) en voorbereidende acties (VA)
|
75. |
besluit na een grondige analyse van de ingediende PP's en VA's – wat het slaagpercentage betreft van de lopende projecten en acties, zonder rekening te houden met de initiatieven die al gedekt zijn door bestaande rechtsgronden en ten volle rekening houdend met de beoordeling door de Commissie van de uitvoerbaarheid van projecten, een compromispakket vast te stellen met een beperkt aantal PP's en VA's, mede gelet op de beperkte marges die beschikbaar zijn, met name in de rubrieken 1a en 3b; |
Overige afdelingen
|
76. |
is bezorgd door het standpunt van de Raad van een nominale bevriezing voor alle EU-instellingen; is van mening dat elke instelling afzonderlijk moet worden behandeld, rekening houdend met de behoeften en de specifieke situatie ervan; |
|
77. |
is tevreden met de inspanningen van de instellingen om extra bezuinigingen te realiseren en hun budget te beperken; wijst op het feit dat het niveau van hun begroting voor 2013 de kosten zal omvatten van de uitbreiding met Kroatië en de salarisaanpassing met 1,7 % voor 2013; benadrukt evenwel het feit dat de kosten van de uitbreiding met Kroatië niet mogen worden gezien als verhoging van hun begroting, maar gezien moeten worden als middelen die gerechtvaardigd zijn door de toetreding tot de EU van een nieuwe lidstaat; |
|
78. |
benadrukt het feit dat de kredieten zich momenteel als gevolg van extra bezuinigingen door de instellingen tussen het voorjaar en het najaar van 2012 op een erg laag niveau bevinden; is bezorgd dat er nauwelijks ruimte is voor nieuwe, onontkoombare uitgaven die nodig kunnen blijken in verband met wettelijke verplichtingen; |
|
79. |
is van mening dat de begrotingsautoriteit moet zorgen voor een peil van de kredieten waarmee de vlotte werking van de instellingen en de nakoming van de wettelijke verplichtingen worden gegarandeerd en een bestuur wordt geboden van hoog niveau om de EU-burgers te dienen; |
Afdeling I – Europees Parlement
Algemeen kader
|
80. |
herinnert eraan dat het bij de goedkeuring van zijn ramingen voor 2013 (7) het feit heeft benadrukt dat nauwgezet begrotingstoezicht en identificatie van bijkomende mogelijke besparingen in de loop van deze begrotingsprocedure nodig zouden zijn; |
|
81. |
is tevreden met het akkoord dat tijdens het overleg van 26 september 2012 tussen het Bureau en de Begrotingscommissie is bereikt; wijst erop dat zijn begroting 2013 in totaal 1 750 463 939 EUR bedraagt, een nettoverlaging met 18,3 miljoen EUR ten opzichte van het voorontwerp van raming van februari 2012; |
|
82. |
wijst erop dat zijn begroting 2013 1,9% hoger ligt dan de begroting 2012, inclusief de kosten van de toetreding van Kroatië; wijst erop dat er door de actuele inflatie van 1,9 % dus sprake is van een reële daling van de operationele begroting, ondanks de onlangs toegevoegde bevoegdheden, nieuwe posten en acties, de financiering van de toetreding van Kroatië en de kosten voor de voorbereiding van de verkiezingen 2014; |
|
83. |
keurt de volgende aanpassingen van de ramingen goed:
|
|
84. |
verlaagt ook de kredieten voor het Huis van de Europese geschiedenis met 5,3 miljoen EUR; |
|
85. |
erkennende dat de economische situatie in de hele EU een uitdaging vormt, herinnert aan het besluit dat is genomen om de individuele vergoedingen van de leden niet te indexeren tot het eind van het mandaat en wijst erop dat de dienstreisvergoedingen van het personeel niet geïndexeerd zijn sinds 2007, en bevestigt nogmaals het besluit in de resolutie over de begroting 2012 (8) om alle begrotingslijnen in verband met reizen te bevriezen; |
|
86. |
is tevreden met de informatie en de analyses in het verslag over het begrotings- en financiële beheer van het Europees Parlement voor 2011 en in de activiteitenverslagen van de DG's met betrekking tot de begrotingslijnen die in 2011 onderbenut waren en vraagt meer dergelijke objectieve analyses voor de begroting 2012, om gemakkelijker potentiële besparingen in de toekomst te identificeren, die waar nodig kunnen worden gecompenseerd door investeringen die nuttig zijn voor de behoorlijke en vlotte werking van het Parlement; |
Arbeidsregeling van het Parlement
|
87. |
is van mening dat het Europees Parlement net als elk rechtstreeks verkozen parlement het recht moet hebben zelf de regeling voor zijn zetel en zijn vergaderplaatsen vast te stellen; |
|
88. |
verklaart daarom dat de zetel en de vergaderplaatsen voor de leden en de ambtenaren door het Parlement zelf moeten worden vastgesteld; |
|
89. |
dringt er bij beide takken van de begrotingsautoriteit (Raad en Parlement) op aan om, teneinde te besparen en een duurzamere, klimaat- en milieuvriendelijke oplossing te bevorderen, de kwestie van één zetel en de vergaderplaatsen voor de leden en de ambtenaren ter sprake te brengen in het kader van de komende onderhandelingen over het volgende MFK voor de periode 2014-2020; |
|
90. |
dringt er bij de lidstaten op aan de kwestie van de zetel en de vergaderplaatsen van het Parlement bij de volgende herziening van het Verdrag te herzien door een wijziging van Protocol nr. 6; |
|
91. |
verzoekt de Raad om in tussentijd te beginnen met de opstelling, samen met het Parlement, van een routekaart voor de omschakeling naar één zetel en een efficiënter gebruik van de vergaderplaatsen van het Parlement, op basis van specifieke, bijgewerkte cijfers over de kosten van elke vergaderplaats en de arbeidsomstandigheden van het personeel en rekening houdend met economische, maatschappelijke en milieufactoren, die uiterlijk 30 juni 2013 moet worden gepresenteerd in een verslag; |
|
92. |
stelt dat het akkoord tussen de Luxemburgse autoriteiten en het Parlement over het aantal personeelsleden dat aanwezig moet zijn in Luxemburg, moet worden herzien, rekening houdend met de herziene behoeften van het Parlement; |
Gezamenlijke werkgroep
|
93. |
is tevreden met de oprichting van een gezamenlijke werkgroep voor de begroting van het Parlement van de Begrotingscommissie en het Bureau; steunt met name krachtig de werkzaamheden hiervan met betrekking tot de opdracht voor een vergelijkende studie van de begroting van het Parlement en de begrotingen van het Amerikaanse Congres en een staal van de parlementen van de lidstaten; herinnert eraan dat deze studie voltooid moet zijn eind 2012; verwacht dat deze studie langetermijnbezuinigingen in de begroting van het Parlement oplevert en ideeën bevat voor een verbetering van de efficiëntie ervan in 2013 en de jaren nadien; |
|
94. |
is van mening dat de gezamenlijke werkgroep de politieke krachtsverhoudingen in het Parlement moet weerspiegelen; is van mening dat de gezamenlijke werkgroep onder andere bijkomende alternatieven moet onderzoeken met betrekking tot de openingsuren van het ledenregister, alsmede maatregelen om het gebruik van goedkopere en groenere vervoersmodi aan te moedigen; verzoekt de gezamenlijke werkgroep voorts om bij de Begrotingscommissie en het Bureau verslag uit te brengen met het oog op structurele en organisationele besparingen in de begroting van het Parlement, zowel op middellange als op lange termijn; |
|
95. |
is tevreden met het voorstel van de gezamenlijke werkgroep om het ledenregister te sluiten op vrijdagen tijdens achterbanweken (turkooizen weken); |
|
96. |
verzoekt het Bureau de voorstellen voor bezuinigingen waarover de gezamenlijke werkgroep overeenstemming bereikt, onverwijld uit te voeren; |
Reiskosten
|
97. |
is tevreden met de inspanningen om bijkomende bezuinigingen te realiseren op het gebied van de verplaatsingen van de leden en het personeel; merkt op dat bezuinigingen zijn gerealiseerd op het gebied van de door het personeel verrichte uitgaven voor dienstreizen; merkt op dat het bedrag op de desbetreffende begrotingslijn in 2012 is gedaald en dat de bezuinigingen in kwestie mogelijk zijn gemaakt door een beter beheer, het gebruik van videoconferentie en een verlaging van het aantal dienstreizen; |
|
98. |
verzoekt de administratie de ontwikkelingen op de markt van lagekostenreizen te evalueren, gelijke tred te houden met nieuwe ontwikkelingen op de markt en elke bezuinigingsmogelijkheid te benutten; verzoekt de administratie voorts het gebruik van lagekostenluchtvaartmaatschappijen en de aankoop aan van flexibele tickets in economy-klasse toe te staan en aan te moedigen; is van mening dat bijkomende maatregelen moeten worden onderzocht om het aantal door leden aangekochte vluchten in businessklasse te verminderen; |
IT / reiskosten
|
99. |
merkt op dat de bezuinigingen die in 2011 zijn gerealiseerd op het gebied van verplaatsingen doordat meer een beroep is gedaan op videoconferentie (+ 56,6 %), worden geraamd op 1,4 miljoen EUR; is van mening dat bijkomende bezuinigingen op het gebied van de kosten van dienstreizen kunnen worden gerealiseerd door dienstreizen geleidelijk te vervangen door videoconferentie, hetgeen ook zal zorgen voor een kleinere CO2-voetafdruk van het Parlement; vraagt daarom uiterlijk in februari 2013 de resultaten van de analyse van de behoeften op het gebied van bijkomende apparatuur voor videoconferentie die door de diensten van het Parlement wordt uitgevoerd; |
Gebouwen
|
100. |
gelooft in en vraagt om een transparant besluitvormingsproces op het gebied van het gebouwenbeleid, via een nauwe en open samenwerking met de Begrotingscommissie; |
|
101. |
vraagt snel te worden geïnformeerd over de vaststellingen van de secretaris-generaal met betrekking tot de renovatiewerkzaamheden en de verplaatsing van kantoren in de komende jaren en over het tijdschema hiervoor; onderstreept het feit dat een behoorlijke planning en de opname van kredieten in de begroting op het geschikte moment belangrijk zijn; |
Vertaling
|
102. |
herhaalt dat de besparingen op het gebied van vertaling de meertaligheid niet in het gedrang mogen brengen; vestigt de aandacht op het feit dat de kwaliteit van de vertalingen en van de arbeidsomstandigheden van de betrokken diensten moet worden gewaarborgd; |
Afdeling IV – Hof van Justitie
|
103. |
merkt op dat het Hof van Justitie ondanks ingrijpende structurele veranderingen en de voortdurende toename van het aantal zaken de stijging van zijn operationele begroting heeft beperkt tot 1,56 % (naast de 1,49 % als gevolg van de toetreding van Kroatië); |
|
104. |
herstelt daarom de kredieten voor vertaling, om vertragingen bij de procedures te voorkomen, en voor IT-middelen, overeenkomstig de aanbevelingen van de auditeurs; |
|
105. |
herstelt gedeeltelijk de salarissen en stelt de forfaitaire verlaging vast op 4,5 %, om het Hof in staat te stellen zijn opdracht naar behoren uit te voeren; herstelt voorts gedeeltelijk de kredieten voor onderhoud en energie; |
|
106. |
steunt de lopende herziening van het Statuut van het Hof en verplicht zich ertoe een eventuele gewijzigde begroting in verband hiermee onverwijld te behandelen; |
Afdeling V – Europese Rekenkamer
|
107. |
merkt op dat de Rekenkamer zijn personeelsformatie in 2013 met 9 posten laat inkrimpen; herstelt daarom de oorspronkelijke forfaitaire verlaging van 1,8 %, om het risico voor de uitvoering van de strategie van de Rekenkamer en de publicatie van de geplande auditverslagen te beperken; herstelt ook de kredieten voor aanwervingen in verband met de toetreding van Kroatië op het niveau van de OB; |
Afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité
|
108. |
herstelt gedeeltelijk de salarissen en vergoedingen, met een forfaitaire verlaging van 5,5 %, zodat de bezettingsgraad nog steeds wordt verlaagd ten opzichte van de huidige situatie; annuleert gedeeltelijk andere willekeurige verlagingen van de Raad, bijvoorbeeld de uitgaven met betrekking tot het Publicatieblad en operationele uitgaven als de uitgaven voor vertolking, die in 2012 verlaagd zijn tot het niveau van de uitgaven van 2009; |
|
109. |
herstelt volledig de kredieten voor de jaarlijkse erfpachtcanons, die gekoppeld zijn aan wettelijke verplichtingen op grond van bestaande contracten en die jaarlijks kunnen worden geïndexeerd volgens de Belgische inflatie; |
Afdeling VII - Comité van de Regio's
|
110. |
herstelt gedeeltelijk de kredieten voor het Comité van de Regio's, om ervoor te zorgen dat dit kan voldoen aan zijn statutaire en wettelijke verplichtingen op het gebied van de jaarlijkse erfpachtcanons en de salarissen van het personeel; merkt op dat de drastische verlaging door de Raad van de salarissen en vergoedingen zou neerkomen op een dubbele toepassing op het Comité van de verlaging van het aantal personeelsleden met 1 % (die al is opgenomen in de OB); |
Afdeling VIII – Europese Ombudsman
|
111. |
merkt op dat de begroting van de Ombudsman met 3,49 % stijgt; merkt op dat een deel van de stijging verband houdt met onontkoombare huurkosten; herstelt de kredieten voor salarissen en vergoedingen die nodig zijn doordat voordien onbezette posten worden bezet; |
Afdeling IX – Europese toezichthouder voor gegevensbescherming
|
112. |
herstelt de begroting van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming volledig; merkt op dat de stijging ervan overeenkomt met het verwachte inflatiepercentage; herstelt met name twee nieuwe posten en de kredieten hiervoor, die bedoeld zijn om te helpen de kernactiviteiten van de instelling te verrichten; |
Afdeling X – Europese Dienst voor extern optreden
|
113. |
merkt op dat de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) een relatief nieuwe instelling is die in een groeifase verkeert, dat het netwerk ervan nog moet worden uitgebreid om de politieke prioriteiten van de EU te realiseren en dat zij met 141 delegaties op een voor de EU-instellingen unieke wijze is blootgesteld aan de inflatie in derde landen en aan wisselkoersschommelingen; |
|
114. |
is tevreden met het feit dat de EDEO voor 2013 de kredieten voor een aantal begrotingslijnen nominaal heeft bevroren en de bedragen op andere lijnen gericht heeft verlaagd, met bezuinigingen die kunnen oplopen tot 1,3 % van haar begroting 2012; |
|
115. |
merkt op dat de EDEO terughoudendheid aan de dag legt, doordat in haar personeelsformatie voor 2013 geen nieuwe post wordt gecreëerd; |
|
116. |
wijst erop dat de voorgestelde stijgingen van de EDEO-begroting nodig zijn om de statutaire personeelskosten te dekken en andere wettelijke verplichtingen na te komen en om te voldoen aan de politieke verwachtingen ten aanzien van de EDEO om in de prioritaire landen aanwezig te zijn; |
|
117. |
verwerpt daarom het besluit van de Raad om de EDEO-begroting nominaal te bevriezen op het niveau van 2012 en stelt een gelet op de algemene financiële context passende stijging voor; |
|
118. |
annuleert de verlagingen van de Raad, die een vermindering van het aantal personeelsleden noodzakelijk zouden maken en daarmee in tegenspraak zouden zijn met het streven van de EDEO sinds haar oprichting om personeel aan te werven en te herschikken om te voldoen aan de toegenomen operationele behoeften; |
|
119. |
herstelt de kredieten die nodig zijn als gevolg van lopende huurcontracten en van dienstverleningsovereenkomsten met de Commissie en Raad en de kredieten voor de geleidelijke vervanging en het stroomlijnen van de verouderde en overlappende IT-systemen die de EDEO heeft overgenomen; |
*
* *
|
120. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige betrokken instellingen en organen en de nationale parlementen. |
(1) PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17.
(2) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(3) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(4) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0077.
(5) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0109.
(6) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0289.
(7) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0109.
(8) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0461.