EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0537

Zaak C-537/08 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 december 2008 door Kahla/Thüringen Porzellan GmbH tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer — uitgebreid) van 24 september 2008 in zaak T-20/03, Kahla/Thüringen Porzellan GmbH, ondersteund door Freistaat Thüringen en Bondsrepubliek Duitsland/Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 44 van 21.2.2009, p. 34–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/34


Hogere voorziening ingesteld op 3 december 2008 door Kahla/Thüringen Porzellan GmbH tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer — uitgebreid) van 24 september 2008 in zaak T-20/03, Kahla/Thüringen Porzellan GmbH, ondersteund door Freistaat Thüringen en Bondsrepubliek Duitsland/Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-537/08 P)

(2009/C 44/56)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Kahla/Thüringen Porzellan GmbH (vertegenwoordigers: M. Schütte, Rechtsanwalt, S. Zühlke, Rechtsanwältin, en P. Werner, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Freistaat Thüringen, Bondsrepubliek Duitsland, Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 24 september 2008 in zaak T-20/03, Kahla/Thüringen Porzellan GmbH/Commissie van de Europese Gemeenschappen, voor zover het maatregelen 15 en 26 en de beslissing over de kosten betreft;

nietigverklaring van artikel 1, lid 2, sub d en g, van beschikking 2003/643/EG van de Commissie van 13 mei 2003 betreffende staatssteun van Duitsland ten gunste van Kahla Porzellan GmbH en Kahla/Thüringen Porzellan GmbH (1), alsook van artikel 2 daarvan, voor zover deze bepaling betrekking heeft op maatregelen 15 en 26, althans voor zover daarbij terugvordering van maatregelen 15 en 26 wordt gelast;

subsidiair, vernietiging van het bestreden arrest, voor zover daarin wordt geoordeeld dat de in het kader van de bevordering van de werkgelegenheid verkregen subsidies volledig als een voordeel voor verzoekster moeten worden beschouwd en dus moeten worden teruggevorderd;

verwijzing van verweerster, tevens verweerster in hogere voorziening, in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De onderhavige hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg waarbij rekwirantes beroep tegen beschikking 2003/643/EG van de Commissie van 13 mei 2003 betreffende staatssteun van Duitsland ten gunste van Kahla Porzellan GmbH en Kahla/Thüringen Porzellan GmbH, voor zover deze beschikking betrekking heeft op de aan Kahla/Thüringen Porzellan GmbH verleende financiële bijstand, is verworpen.

Rekwirante voert twee hoofdmiddelen en één subsidiair middel aan. Volgens haar is het arrest in strijd met het gemeenschapsrecht, omdat het berust op een onjuiste toepassing van de fundamentele beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen. Ook indien het Hof zich niet bij dit betoog zou aansluiten, vormen bepaalde vaststellingen in het arrest in elk geval een inbreuk op artikel 87, lid 1, EG.

Wat het eerste middel betreft, stelt rekwirante dat het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel doordat daarin wordt geoordeeld dat de door de Commissie goedgekeurde regeling betreffende het investeringsprogramma voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) van meet af aan een beperking inhield voor ondernemingen in moeilijkheden, en de door de Commissie toegestane regeling op grond van § 249h van het Arbeitsförderungsgesetz (Duitse wet ter bevordering van de werkgelegenheid; hierna: „AFG”) van het begin aan particuliere ondernemingen van haar werkingssfeer uitsloot.

Wat het tweede middel betreft, betoogt rekwirante dat het Gerecht van eerste aanleg het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen heeft geschonden, doordat het oordeelt dat het ontbreken van uitdrukkelijke beperkingen in de in het Publicatieblad bekendgemaakte of een anderszins voor het publiek toegankelijke versie van de beschikking van de Commissie houdende goedkeuring van het KMO-investeringsprogramma en dier beschikking tot vaststelling dat § 249h AFG geen staatssteun vormt, niet verzoeksters gewettigde vertrouwen kon wekken dat de maatregelen regelmatig waren, zodat van verzoekster mocht worden verwacht dat zij zich behalve via de voor het publiek toegankelijke documenten ook op andere wijze over de regelmatigheid van de steun bleef informeren.

Wat het subsidiaire derde middel betreft, stelt rekwirante ten slotte dat het Gerecht van eerste aanleg artikel 87 EG heeft geschonden voor zover het — zonder na te gaan welke besparing verzoekster daadwerkelijk heeft gedaan — heeft vastgesteld dat zij door de betrokken maatregel een uit het oogpunt van de regels inzake staatsteun relevant voordeel heeft genoten ten bedrage van de verleende subsidie.


(1)  PB L 227, blz. 12.


Top