EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0496

Zaak C-496/08 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 november 2008 door Pilar Angé Serrano, Jean-Marie Bras, Adolfo Orcajo Teresa, Dominiek Decoutere, Armin Hau en Francisco Javier Solana Ramos tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 18 september 2008 in zaak T-47/05, Angé Serrano e.a./Parlement

PB C 44 van 21.2.2009, p. 27–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/27


Hogere voorziening ingesteld op 18 november 2008 door Pilar Angé Serrano, Jean-Marie Bras, Adolfo Orcajo Teresa, Dominiek Decoutere, Armin Hau en Francisco Javier Solana Ramos tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 18 september 2008 in zaak T-47/05, Angé Serrano e.a./Parlement

(Zaak C-496/08 P)

(2009/C 44/46)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwiranten: Pilar Angé Serrano, Jean-Marie Bras, Adolfo Orcajo Teresa, Dominiek Decoutere, Armin Hau, Francisco Javier Solana Ramos (vertegenwoordiger: E. Boigelot, advocaat)

Andere partijen in de procedure: Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

Conclusies

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren, en bijgevolg

met betrekking Angé Serrano, Bras en Orcajo Teresa het bestreden arrest vernietigen voor zover daarin enerzijds is geoordeeld dat op de eerste vordering van deze partijen niet behoeft te worden beslist, en anderzijds hun vordering tot schadevergoeding is afgewezen;

met betrekking tot Decoutere, Hau en Solana Ramos de punten 2 en 4 van het dictum van het bestreden arrest en de desbetreffende rechtsoverwegingen vernietigen;

de zaak zelf afdoen en het aanvankelijke beroep van de verzoekers in zaak T-47/05 toewijzen door

de besluiten houdende indeling in de rang van verzoekers na de inwerkingtreding van het nieuwe Statuut, nietig te verklaren;

het Europees Parlement te veroordelen tot betaling van schadevergoeding die ex aequo et bono wordt geraamd op 60 000 EUR voor iedere verzoeker;

in elk geval, de verwerende partij verwijzen in de kosten van beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

In het bestreden arrest heeft het Gerecht uitspraak gedaan op de beroepen die waren ingesteld door de zes rekwiranten, allen ambtenaren van het Europees Parlement die waren geslaagd voor een intern vergelijkend onderzoek dat onder vigeur van het oude Statuut had plaatsgevonden, maar wier indeling was gewijzigd na de inwerkingtreding van het nieuwe Statuut.

De eerste drie rekwiranten voeren twee middelen aan ter ondersteuning van hun hogere voorziening.

Als eerste middel voeren zij aan dat het Gerecht, door te oordelen dat op een van hun vorderingen niet behoeft te worden beslist, blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en zijn motiveringsplicht niet is nagekomen. Rekwiranten hebben immers nog steeds procesbelang bij de vordering tot nietigverklaring van de bestreden indelingsbesluiten, ook al zijn deze vervangen door de latere individuele besluiten van 20 maart 2006, aangezien het Gerecht zelf heeft geoordeeld dat deze nieuwe besluiten de bezwaren van rekwiranten niet volledig wegnemen omdat zij de indeling in de hogere rang niet herstellen. Bovendien zijn de bestreden besluiten gebaseerd op de artikelen 2 en 8 van bijlage XIII bij het nieuwe Statuut, waarvan de rechtmatigheid volgens hen voor betwisting vatbaar is.

Als tweede middel voeren diezelfde rekwiranten aan dat het Gerecht zijn motiveringsplicht niet is nagekomen door hun vordering tot schadevergoeding af te wijzen ofschoon de indeling in de rang volgens het nieuwe Statuut hen op hetzelfde niveau plaatst als hun collega's die niet zijn geslaagd voor een vergelijkend onderzoek voor overgang naar een hogere categorie, en hun in dat opzicht dus ernstige schade berokkent.

De laatste drie rekwiranten voeren een enkel middel aan ter ondersteuning van hun hogere voorziening, namelijk de onrechtmatigheid van de artikelen 2 en 8 van bijlage XIII bij het nieuwe Ambtenarenstatuut.

Zij stellen in dit verband allereerst dat het Gerecht verkregen rechten alsmede het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel heeft geschonden door te oordelen dat de indeling in een hogere rang na te zijn geslaagd voor een vergelijkend onderzoek dat onder vigeur van het oude Statuut heeft plaatsgevonden, geen verkregen recht is en dus geen legitieme verwachting in het leven kon roepen.

Ter ondersteuning van dit middel voeren deze rekwiranten in de tweede plaats aan dat het Gerecht het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden voor zover zij door de herindeling in de rang volgens het nieuwe Statuut op dezelfde wijze worden behandeld als hun collega's die niet voor dezelfde vergelijkende onderzoeken zijn geslaagd. Bovendien heeft het Gerecht identieke situaties verschillende behandeld door te oordelen dat degenen die voor eenzelfde vergelijkend onderzoek zijn geslaagd, niet een enkele categorie vormen daar de indelingsregels zijns inziens verschillen naargelang van de datum waarop de indeling heeft plaatsgevonden. De toepassing van verschillende bepalingen, te weten artikel 2, lid 1, en artikel 5, lid 4, van bijlage XIII bij het nieuwe Statuut, op personen die voor eenzelfde vergelijkend onderzoek zijn geslaagd, is volgens hen dus in strijd met het beginsel van gelijke behandeling.


Top