EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CA0549

Zaak C-549/07: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 22 december 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Handelsgericht Wien — Oostenrijk) — Friederike Wallentin-Hermann/Alitalia — Linee Aeree Italiane SpA (Luchtvervoer — Verordening (EG) nr. 261/2004 — Artikel 5 — Compensatie en bijstand van passagiers bij vluchtannulering — Vrijstelling van verplichting om compensatie te betalen — Annulering als gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden)

PB C 44 van 21.2.2009, p. 20–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/20


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 22 december 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Handelsgericht Wien — Oostenrijk) — Friederike Wallentin-Hermann/Alitalia — Linee Aeree Italiane SpA

(Zaak C-549/07) (1)

(Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Artikel 5 - Compensatie en bijstand van passagiers bij vluchtannulering - Vrijstelling van verplichting om compensatie te betalen - Annulering als gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden)

(2009/C 44/34)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Handelsgericht Wien

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Friederike Wallentin-Hermann

Verwerende partij: Alitalia — Linee Aeree Italiane SpA

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Handelsgericht Wien — Uitlegging van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 46, blz. 1) — Begrippen „buitengewone omstandigheden” en „redelijke maatregelen” — Vluchtannulering wegens motordefect — Veel hoger percentage annuleringen door technische defecten dan bij andere luchtvaartmaatschappijen

Dictum

1)

Artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, dient aldus te worden uitgelegd dat een technisch probleem bij een luchtvaartuig dat annulering van een vlucht tot gevolg heeft, niet valt onder het begrip „buitengewone omstandigheden” in de zin van deze bepaling, behoudens indien dit probleem voortvloeit uit gebeurtenissen die wegens hun aard of hun oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij, en waarop deze geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Het op 28 mei 1999 te Montreal gesloten verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer is niet beslissend voor de uitlegging van de in artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 opgenomen verschoningsgronden.

2)

De frequentie van bij een luchtvaartmaatschappij vastgestelde technische problemen vormt op zich geen element op grond waarvan kan worden vastgesteld of al dan niet sprake is van „buitengewone omstandigheden” in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004.

3)

Dat een luchtvaartmaatschappij aan de voorgeschreven minimumvereisten inzake het onderhoud van een luchtvaartuig heeft voldaan volstaat op zich niet als bewijs dat deze vervoerder „alle redelijke maatregelen” in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 heeft getroffen en, derhalve, om de vervoerder te ontslaan van zijn verplichting om compensatie te betalen ingevolge de artikelen 5, lid 1, sub c, en 7, lid 1, van deze verordening.


(1)  PB C 64 van 8.3.2008.


Top